Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijk handelen (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijk handelen (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe zonderling de opvatting van sommige woordvoerende mannen is over wat men door kerkelijk handelen heeft te verslaan, blijkt o. m. uit het schrijven van Ds. Sikkel in „Holl. Kerkblad” tegen den hoogleeraar Wielenga uit Kampen. Lang en breed heeft Prof. Wielenga bewezen dat de Theol. School te Kampen de eigen inrichting der „Geref. kerken” is. En wat is nu natuurlijker dan dat ieder die tot die kerkgemeenschap behoort, ijvert voor zijn eigen kerkelijke inrichting. Een stichting als de Vrije Universiteit, hoe uitnemend zulk eene stichting en inrichting ook mag zijn, gaat uit van een particuliere vereeniging en is derhalve geen kerkelijke inrichting. Niet de kerken maar de curatoren benoemen en ontslaan hoogleeraren. De kerken hebben als zoodanig niets te zeggen. Dat Wielenga dit blijft beweren en verdedigen, is voor den Red. van »Holl. Kerkblad” schier niet langer te dragen. De kerken, schreef W., hebben niets met de Vrije Universiteit te maken. Dat noemt Ds. S. oneerlijk. Hoor slechts wat „Holl. Kerkblad” te lezen gaf: „Thans, — de zomertijd bracht helaas geen betering! — thans wordt onze redacteur niet slechts in „de Bazuin” door Prof. Wielenga aan den paal geslagen als een man van oproerige en scheurzieke taal” „scherp en bits”, een man, „die er weinig van schijnt te begrijpen, waarom het in dezen gaat”, maar.… wat erger is.… er heerscht volgens prof. Wielenga in wat Ds. Sikkel schreef „een verwarring van begrippen en terreinen, die bij den redacteur vaak van bedenkelijke gevolgen is.”.…„Dieper krenking en bespotting hebben menschen, zegt Ds. S., schrijver dezes nooit anngedaan”.… „Het gevaar”, schrijft Ds. S. »wordt al ernstiger. Scheuring van ons Gereformeerde leven dreigt metterdaad”.… „Willen prof. Wielenga en anderen een eigen groep afdrijven, zij moeten het weten”.… Zie dit is nu nog maar een enkel staaltje, als bewijs hoe verschillend over kerkelijk handelen kan gedacht worden. — — — —
Professor Wielenga zal toch wel weten, zou men zeggen, wat kerkelijk en wat niet kerkelijk is. Doch wat volgens dezen hoogleeraar kerkelijk handelen is, dat noemt de red. v. »Holl. Kerkbl.” kerkistisch en separatistisch drijven.
Dat het eigenlievende „ik” daarbij zijn rol speelt, gevoelt ieder. Toch is het meer dan erg, dat men op die wijze in ’t publiek elkaar te lijk gaat. Wat hieruit voorvloeit voor het minder publieke leven, ligt voor de hand. De combinatie van 1892 was zoo door en door onkerkelijk, dat het zware vernis daarop gelegd begint te springen, en zelfs nu nog beginnen sommigen te vragen: hoe is men er toch toe kunnen komen om op zulk eene wijze als toen is geschied, ééne kerk met vele kerken te willen vereenigen. Predikanten die aan een particuliere inrichting en anderen die aan een kerkelijke inrichting zijn opgeleid, worden alle met dezelfde rechten in de Geref. kerken in het ambt gezet. De Vrije universiteit en de Theol. School leveren beide hun mannen af aan de Classes, en zoo beweert men, komt dan alles in ’t kerkelijke spoor. Wagens die echter niet voor de gewone spoorrails zijn ingericht, kan men wel zoo maken dat ze op de rails kunnen gezet worden, maar bij het gebruik zal ’t onderscheid spoedig genoeg openbaar worden. Zoolang de Theol. faculteit van de Vrije Universiteit niet volstrekt onder de kerken komt en van de kerken uitgaat en alzoo geheel met de eigen inrichting der kerken gelijk staat, moeten aanhoudende botsingen daarvan het gevolg zijn. Hoe iemand in de B.-kerken den moed heeft tegen de logica van deze beginselen te ageeren, vatten we niet.
Dit beginsel der B.-kerken werkt van boven naar beneden, wat zeer duidelijk is voor ieder die het zien wil. Men wil een zekere vrijheid welke bij zuiver kerkelijk handelen er niet door kan. Studenten en hoogleeraren in de godgeleerdheid behooren zoowel als de leden der kerk onder kerkelijk toezicht te staan. En wie kan ooit een kerk het recht betwisten zeggenschap te hebben in het benoemen en ontslaan van haar hoogleeraren die met het werk der opleiding zijn belast. Dit betwisten noemen we het onkerkelijk drijven ten top gevoerd.
Voor de Christelijke Gereformeerde kerk valt uit dezen strijd veel te leeren. Moge de Heere haar, na vele smartelijke beproevingen, voor alle tweeslachtigheid bewaren en ook in de opleiding van haar toekomstige dienaren des Woords genade schenken om bet haar toebetrouwde pand zuiver te bewaren. Vereenigen met alle waarlijk gereformeerden zij onze leuze, maar vereenigen met vereenigingen welke uit allerlei ongeformeerde bestanddeelen bestaan, nooit!

P.S. Bovenstaand stukje was reeds geschreven en voor de pers gereed, toe we uit „de Heraut” vernamen dat het op eene samenkomst van Curatoren en Hoogleeraren der Theol. School en der Vrije Universiteit gelukt is tot overeenstemming te geraken in zake de punten die aan de kerken en aan de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag kunnen worden voorgelegd om tot eenheid te komen in de opleiding tot den dienst des Woords. Worden die punten aangenomen, dan zijn de besturen zoo ter eene als ter andere zijde „om”. Het openbare twistgeschrijf zal dan uit zijn, alles gaat dan als van een leien dakje.
Men zal dan gedaan hebben als in het begin: van boven af werken. Waren de menschen daarmee „om”, dan kon men wat goeds verwachten. Toen de synode van de Ned. Herv. kerk „om” was, dacht men alom in den lande dat die kerk nu spoedig zou gezuiverd worden van openbare loochenaars van den Christus, enz. Maar helaas, ’t is veeleer erger geworden dan beter, ’t Zal nu, naar we vermoeden, wel niet heel lang meer dureu, of Kampen en Amsterdam zijn geheel tot één geworden. Eerst dan zal het uit zijn met den strijd over de opleiding. En dan ook kunnen eerst ongestoord de beginselen der doleantie van 1886 goed doorwerken. Alleen de Christelijk Gereformeerden blijven dan nog maar een weinigje in den weg staan als getuigen tegen het onrecht hun aangedaan en bovenal tegen het verlaten van de beginselen van 1834, waar onze vaderen zooveel voor hebben geleden en gearbeid.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Kerkelijk handelen (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1901

De Wekker | 4 Pagina's