Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan een vriend te Ulrum (210)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan een vriend te Ulrum (210)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Vriend!

De zonde tegen het 4de gebod overschrijdt in Nederland alle perken. De Zondagsheiliging vindt men slechts bij een zeer kleine groep van menschen. Ook in onze kringen nemen sommigen het er zoo nauw niet mee. Om allerlei nietige redenen verzuimen zij het kerkgaan.
Tot Israël sprak de Heere: „Het zijn mijne Sabbathen”. Maar al te dikwijls vergeten velen, dat niet zij in den Sabbath den Heere iets toebrengen, maar dat Hij hun iets geeft.
De Sabbath is een Godsgeschenk. Den Sabbath dienen wij eerbiedig uit ’s Heeren hand aan te nemen.
Wie zal zoo’n gave gering durven achten?
Ach, zoo menigeen. Ook, wij herhalen het, onder onze broeders en zusters.
Kennen zij dan het Woord Gods niet? Lazen zij nooit, wat de Heere tot Ezechiël sprak? Hoe duidelijk en met welk een nadruk komt het daarin uit, hoe de Schepper niet alleen met den Sabbath een deeling der dagen bedoelde, maar ook het geven van een bewijs Zijner genade aan Zijn volk. „Daartoe gaf Ik hun mijne Sabbathen, om een teeken te zijn tusschen Mij en tusschen hen, opdat zij zouden weten, dat Ik de Heere ben, die hen heilige.” De Sabbath brengt ons een zegen van Godswege.
Kan er haast grooter zonde bestaan dan den zegen achteloos voorbij te gaan? En dat wordt gedaan. Dat kunnen de vele ledige plaatsen in de huizen des gebeds getuigen. Die zonde woelt ook in onze gemeenten. Laat ons een paar voorbeelden uit het leven u voorstellen.
Vader en moeder zagen hun kinderen gehuwd. Zij blijven samen over. De ouderdom kromt hun rug nog niet. Al overschreden ze de vijftig, de gebreken des ouderdoms deren hen nog niet. Beide zijn ze nog rap ter been en vaardig tot het werk. Daar komt de Sabbath. Wat een heerlijke dag, wat een groot geschenk van Boven, vooral voor zoo’n paar luidjes. Hoe dankbaar en welgemoed ziet ge ze het bevel des Heeren opvolgen: „Gij zult de onderlinge bijeenkomsten niet nalaten”. Dat zoudt ge denken. Maar de werkelijke toestand is heel anders. Moeder de vrouw laat in de morgengodsdienstoefening bijna altijd haar plaats ledig. Zij laat haar man alleen tempelwaarts gaan. U moet weten, dat de zorg voor het middageten haar drukt!
Zal ze met zoo’n argument voor God kunnen bestaan? Is dat een werk van noodzakelijkheid? Is het haar niet mogelijk tusschen de beide kerktijden daarvoor te zorgen? Welzeker! Doch het bevel des Heeren klemt haar niet in de ziel. Vooral niet, als er slechts (!) een preek wordt gelezen. Droevig verschijnsel, niet waar?
Een ander voorbeeld. Wij denken hier weer aan een vacante gemeente. Tusschenbeide komen er leeraars, door zustergemeenten voor een enkelen Sabbath afgestaan. Onder die leeraars is er verschil van gaven en talenten. Dat beschikt de Heere zoo in Zijn wijsheid. Maar allen verkondigen zij den vollen raad Gods. In onze Chr. Geref. Kerk hebben wij toch geen anderen? En indien er een ware, dan behoorde elk lid hem persoonlijk daarover aan te spreken. Niemand mag er een reden in vinden, om er Gods bevel krachteloos door te maken. Wat zien wij evenwel gebeuren? Onder de bediening van sommige predikanten laten enkele leden hun plaatsen onbezet, en ze denken den Heere al heel wat toe te brengen, als zij dan eenmaal ter kerk gaan. Zulke leden verzuimen ook stelselmatig, hetzij de voormiddag-, hetzij de namiddaggodsdienstoefening, bij gelegenheid van het preeklezen.
O, zeker! te kerk gaan uit werkheiligheid, het is zondig voor God, doch zal een Sabbath, zooals de door mij geschetste leden haar vieren, den Heere niet een gruwel zijn? In onze Sabbathsviering hebben wij den Heere niets toe te brengen, daarvoor is Hij te rijk. Hij weidt zijn vee op duizend bergen en het goud en het zilver is Zijne. Maar nog minder mogen wij den Sabbath gering achten. Een geschenk van zulk een waardij, dat het voor alle eeuwen gegeven is, met het op prijs stellen daarvan staat of valt de Christelijke kerk. Of schittert zelfs in dezen aardschen Sabbath niet het schijnsel van den door God beloofden eeuwigen Sabbath, het hoogste goed?
Over den Sabbath hebben wij niet te redeneeren, of zij gehouden moet worden of niet. Daar klinkt een bevel: „Gij zult houden zijne inzettingen”. Den Sabbath rekent toch niemand onder de verouderde, voorbijgegane ceremonieele inzettingen? Deze inzetting geldt voor ons zoowel als voor Israël. En weet ge hoe de zaak nu staat? De meeste menschen halen in den Sabbath een Saulusoordeel over zich. Zij maken ervan wat hun goeddunkt. Dat deed Saulus ook, toen hij de Amelekieten, hun vorst, het volk, mannen, vrouwen en kinderen, ja zelfs het vee moest verdelgen. Hij versloeg ze, maar spaarde er het beste uit. En met een over-schoone bedoeling: hij zou die vette runderen den Heere offeren. Dat was hem niet belast. „Verdelgen” luidde het bevel. „Niet verdelgen”zei Saul, „aan God wijden”.
En hoe liep het af? Saul verloor troon en kroon, en eindelijk om zijn wandaad het leven. Gehoorzaamheid is beter dan offerande.
Niet wij, God bepaalt, hoe wij Zijn Sabbath zullen vieren. En dan ruischt uit ’s Heeren Woord ons tegen: „Gij zult de onderlinge bijeenkomsten niet nalaten”.
Zeg het voort! mijn vriend en ontvang mijn hartelijken groet.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Aan een vriend te Ulrum (210)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1901

De Wekker | 4 Pagina's