Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2 Pet. 2:1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2 Pet. 2:1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoog verheven was het standpunt door Farao aan Jozef gegeven in dat woord: »alleen dezen troon zal ik grooter zijn dan gij. Hoe hoog stond dan wel de eerste van ons geslacht, tot wien datzelfde was gezegd door dien, dien geen schepsel kan noemen, als Hij zeide: »dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee on over de geheele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op den aardbodem kruipt». Die zegen Gods: »vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij» maakte den mensch tot een onderkoning Gods hier beneden.
De gevallen engel drong in Edens hof en als de vrouw het oor had geleend aan den leugen, en het hart met hoogmoed was vervuld om als God te wezen, was voor hem, die tot koning was geroepen, de ure der slavernij aangebroken. De mensch stelde zich met alles wat hem ter besturing gegeven was, in satans macht en van daar de duivel een koning op dit wereldrond.
De Heere Jezus zelf heeft hem herhaalde malen genoemd den » Overste dezer wereld» (Joh. 12:31; 14:30; 16:11). Paulus noemt hem (Éfez, 2:2) »den Overste van de macht der lucht», want die lucht heeft hij bezwangerd met allerlei onreine geesten, zooals die Apostel zegt (Efez. 6: 12): wij het ben den strijd tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht». In Hebr. 2:14 zegt hij van den duivel, dat »die het geweld des doods had”, en tegen den Zone Gods durfde daarom de Verleider in de woestijn zeggen van al de koninkrijken der wereld: »al deze dingen zal ik u geven» (Matth. 4:9).
Dat mocht Gods Majesteit niet voor altijd dulden. Het eeuwig gejubel moest zijn voor Hem, wat reeds het lied op aarde van den godsgezant was (1 Tim. 2:17): den Koning der eeuwen, den onverderfelijken den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen!»
Door den mensch was die heerschappij, welke hij van God had ontvangen, den Satan gegeven, door den mensch zou die hem worden ontnomen. Het door list aan Adam ontvreemde zou door den tweeden Adam langs den weg van recht hem weder worden ontnomen. Daartoe werd Hij, die God is in alle eeuwigheid te prijzen, mensch om overwinnaar des Satans te zijn. Hij kocht, gelijk in Israël het verpande kon worden gelost, uit des duivels hand. Die koopprijs was niet als van den menschelijken handel, zoodat een schat in de macht der hel zou worden gebracht, maar een prijs, zooals Salomo bedoelt, als hij in het Spreukenboek toeroept om de wijsheid (17:16) of de waarheid (23:23) te koopen. Door volkomen gehoorzaamheid aan den Vader, door onvatbaar zich te betoonen tegenover alle verleidingen (Matth. 4) door onkreukbare heiligheid te midden van den zwaarsten vuurproef behaalde Hij de zege en de Satan moest over wonnen zijn prooi aan den Meerdere afstaan. Het was een groote prijs, geen zilver of goud, maar de dure prijs zijns bloeds, dien Hij betaalde. Door den dood deed Hij te niet dengene, die het geweld des doods had, dat is den duivel (Hebr. 2:14). Zoo zag Christus den Satan als een bliksem uit den hemel, dat is uit Zijne heerschappij, vallen (Luk. 10:18). De Overste dezer wereld was geoordeeld (Joh. 16:11); de overheden en de machten had Hij uitgetogen (Col. 2:15). Satans troon en alle zijne diepten (Openb. 2:13) waren verpletterd onder Christus voeten en de belofte, in het paradijs gegeven omtrent den slangen verpletteraar, werd vervuld. Zoo is de morgenster opgegaan van den dag, dat de God des vredes den Satan onder de voeten der gemeente verpletteren zal (Rom. 16:20). Zoo is de Christus verhoogd, als de Middelaar. De mensch Jezus Christus heeft als de opgestane uit den dood op de aarde nog verklaard: Mij is gegeven alle macht in den hemel en op aarde (Matth. 28:18). De Vader heeft Hem gezet tot Zijne rechterhand in den hemel, verre. boven alle overhand en macht en kracht en heerschappij en allen naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomende, en heeft alle dingen Zijnen voeten onderworpen en heeft hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen“ (Efez. 1: 20 v.v.). Op Patmos hoorde de Ziener de groote hemelstemmen (Openb. 11:15): »De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijnen Christus en Hij zal als Koning heerschen in alle eeuwigheid» en wederom (12:10): Nu is de zaligheid en de kracht en het koninkrijk geworden onzes Gods en de macht van Zijnen Christus; want de verklager onzer broederen, die hem verklaagde voor onzen God dag en nacht, is neder geworpen».
Alles is dus gekocht door den grooten overwinnaar van dood en hel tot Zijn eigendom en Hij zal Koning zijn tot dat alles aan Zijne voeten onderworpen is, dan zal de Menschenzoon het alles overgeven aan den Vader en God drieëenig zal zijn alles in allen (1 Kor. 15: 24).
Christus kocht dat alles om der uitverkorenen wil. Ook de vijanden moesten zijn eigendom worden, opdat Hij ze zou kunnen regeeren als het Hoofd, „der gemeente» dat is ten behoeve der gemeente (Efez. 1:22). Den vijand moest Hij aan banden kunnen leggen en alles in Zijne macht hebben, opdat den Zijnen niets zou kunnen geschieden, wat tot schade kon zijn.
Zijn volk, Zijne uitverkorenen kocht Hij door Zijn bloed, als hun Redder, hun Verlosser, hun Zaligmaker. Hij kocht ze om ze vrij te maken van dood en verdoemenis, om ze te stellen als eene reine maagd voor God en als de plaats was bereid, ze in te leiden in het huis des Vaders.
Doch »velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren”. In eene gelijkenis wijst de Heere het gevolg ons aan (Luk. 19: 12 vv.): Het. koninkrijk is in het andere land ontvangen, maar oproerlingen hebben gezegd: Wij willen niet, dat deze Koning onder ons zij en het vonnis is »brengt hier en slaat ze voor Mij dood”. Toch waren deze de wettige bezitting, de onderdanen van dien Koning. Reeds de tweede psalm zegt het, dat hoewel God Zijnen Zoon tot Koning had gezalfd, de machtigen der aarde tesamen beraadslagen tegen den Heere en tegen Zijnen Gezalfde. Zoo ze niet hooren naar dat »Kust den Zoon”, zal Hij ze verpletteren met den ijzeren scepter. Met de woorden van dien profetisch-Messiaanschen psalm: „Ik zal de heidenen geven tot uw erfdeel en de einde der aarde tot uwe bezitting” komen de woorden overeen van 2 Petr. 2:1, welke ons zeggen dat valsche leeraars verderfelijke ketterijen invoeren zullen ook den Heer, die hen gekocht heeft, verloochenende en een haastig verderf over zichzelven brengende. Hij kocht ze niet als Redder, als Heiland, als Verlosser, maar als Koning der geheele aarde. Beter ware in die woorden gezet de uitdrukking „heer”, evenals in Ps. 45:12, opdat men niet denken zou aan Jehovah, den God van Zijn uitverkorenen volk. Het Grieksche woord, hier gebezigd (despotès) kan niets anders beteekenen dan »gebieder, bezitter». Christus had ze gekocht tot Zijne bezitting, Hij was, als van de gansche wereld hun wettige Koning, maar zij waren Hem ontrouw en gingen door eigen schuld verloren. Hoe geheel anders, waar wij lezen, dat Christus als Zaligmaker Zijne uitverkorenen kocht met Zijn bloed en reinigde door Zijnen Geest.
Zoo is er niet de minste aanleiding in het woord van Petrus, dat de stelling van den afval der heiligen zou begunstigen, integendeel. Hij kocht die vijanden, Hij werd hun Meester, om ze in hun woeden te beteugelen en dit tot welzijn, ten behoeve van hen, van wie Ps. 2 zegt: Welzalig allen, die op Hem betrouwen.
De bedoeling der Schrift is dan deze: de gansche wereld lag door Adams zonde onder den vloek Gods en onder de heerschappij des Satans. Gelijk de arme slaaf wordt vrijgekocht, zoo heeft Christus Jezus zich aan alle beproevingen des Satans, aan alle martelingen der hel overgegeven en door vlekkelooze heiligheid en goddelijke macht de overwinning behaald, den Satan onttroond en is als de despotès, de Heer en Meester van allen en alles zonder onderscheid geworden. Nogtans wordt Hij, de Koning Gods, de machtige Overwinnaar verloochend. Over deze het verderf in eeuwigheid! Anders is het met de geloovigen, die Hij als Sotèr, als Zaligmaker kocht uit de menschen. Voor die is de eeuwige zaligheid. Te zwaarder is voor die verloochenaars hunne zonde en hun straf, omdat Christus op de wereld kwam om de heerschappij des duivels te verbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1901

De Wekker | 4 Pagina's

2 Pet. 2:1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1901

De Wekker | 4 Pagina's