Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hosanna in de hoogste

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hosanna in de hoogste

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Markus 11: 10.

Lang had Israëls harp aan de wilgen gehangen, toen het in een ballingschap was, erger dan die van Babylon, en het ledige in het Heilige der Heilige het beeld was van geestelijke ballingschap uit de gemeenmet God. Het Ikabod »de eere is uit Israël weg”, was getreden in de plaats van het: »de Heere is groot in Zion”. Hoe zoude dan een nieuw lied den Heere worden gezongen?
De oude eeuw gaf hare laatste flikkeringen en het morgenrood van de nieuwe aera was de onmiskenbare profetie van den dag door de vaderen tegemoet gezien, door de profeten voorspeld, door God den Vader bepaald, de volheid der tijden, Gelijk eens Israël als hij stervende in zijne nabij zijnde zaligheid zag, hoewel geen zangen vroeger van zijne lippen waren opgeteekend, als op eens werd bezield met de gave der heilige poëzie, zoo werd ook als een afscheidslied van den dag der schaduwen hier beneden gehoord, dat werd voortgezet in het morgenlied van den tijd der vervulling.
Het was een nieuw lied, dat Zacharias zong, maar een lied, dat zijne tonen ontleend had aan het hoogste, dat de oude profeten Gods hadden gezongen. Het was een nieuw lied, dat van de lippen der van den Heiligen Geest bevruchte maar ook bezielde maagd werd gehoord en dat haar doet kennen als eene hooger begenadigde dan hare zuster van vorige dagen, die zong van den zegen in haren afgebeden Samuel haar gegeven.
Toen de zon der gerechtigheid boven de kimmen was verrezen weerklonk in den voorhof des tempels het Simeons lied: »een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van uw volk Israël” en als omdat woord te bevestigen aanschouwden Efrathas herders het licht in Bethlehems stal en de vertegenwoordigers der heidenwereld brachten in de woning het goud als koningsgeschenk, den wierook Gode tot eer, de mirrhe voor »Messias”, die naar het woord van het hoofd der magiërs zou worden uitgeroeid (Dan. 9: 26.)
Zij kwamen uit verren lande, die wijzen, maar uit verdere landen en uit heiliger streken dan die der heidenen zond God de Vader andere boden. Zij kwamen uit den hemel Gods, die Engelen, die meer dan twaalf legioenen in getal het gezang deden hooren: »Eere zij God in de hoogste, Vrede op aarde. In menschen welbehagen.”
Zonder twijfel hebben Anna’s vrienden en vriendinnen in volgende jaren menigmaal de profetien van Phanuels dochter betwijfeld of ten minste gezegd: de Heere vertraagt Zijne beloften, toen na die lofzangen weder een zwijgen plaats had en zelfs de donkerste wolken, welke ooit op aarde waren geweest, de hemelen bedekten. Wie toen de vraag uit Seir deed hooren: »Wachter! wat is er van den nacht?” ontving het antwoord: »de morgenstond is gekomen en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt, keert wreder, komt” (Jes. 21: 12).
Men is wedergekeerd en heeft gevraagd en een ander antwoord is ontvangen: »wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid van den Eeniggeborenen des Vaders” (Joh. 1: 14), en als nu wij die dit antwoord hebben vernomen, heengaan naar Bethlehem in den geest om den Koning der koningen in zijne knechts gestalte te aanbidden en gij vraagt ons: welke zal onze groetenis zijn, welke onze psalm, dan vraag ik u om zamen aan te heffen wat op den weg van Bethanie naar Jeruzalem gezongen werd voor Hem den Heiland arm en nederig, gezeten op het veulen eener ezelin.
Het was of die jubelende schare den engelenzang had beluisterd, in die nachtelijke ure gehoord, of hadden die hemelgeesten die woorden niet slechts aan de lucht toevertrouwd maar ook in de harten geschreven? welk eene overeenkomst in keuze van tonen des lofs. »In de hoogste” zingen beide; bet »Vrede” wordt van engelen en menschen lippen vernomen (Luk. 19: 38). Waar geschreven staat: al de menigte der discipelen loofde God, daar hooren wij het „Eere” van Bethlehem en in het »gezegend de koning”, de overtuiging, in de harten geschreven, dat God in menschen welbehagen heeft.
Dat Engelenlied het kome ook uit onze monden en harten. Het »Hosanna in de hoogste” worde het parool van ai wat gelooft in den Zone Davids, vooral in deze donkere dagen, waarin wij den opgang uil de hoogte aanschouwen en telkens helderder licht verwachten. Dat Hosanna vervulde het hart van den zanger Israëls, als hij den 118 psalm dichtte. Daar staat in het 25ste vers: „Jahweh! hoschiah na”. Dat is: »Heere! help toch”; volgens onze staten overzetting: „Och, Heere! geef nu heil”. Dat was een deel van het Hallel, dat op het Paaschfeest in Israel werd gedongen (Psalm 113—118); Die woorden zong de Heere met Zijne discipelen, als Hij aan het einde van het pascha den lofzang zong, om daarop naar de plaats van het zwaarste ziele lijden fee gaan. Als op den achtsten dag van het loofhuttenfeest de priesters met de groene takken rondom het altaar gingen riepen zij: Hosanna. Zoo was het den volke bekend en met de groene palmtakken zong nu ook het volk, dat den Zone Davids, den Messias in den Christus had herkend, op den weg naar het profeten moordend Jeruzalem. Onwetend geleidde het het Lam Gods naar het altaar van Gethsemane en Gabbatta en Golgotha, waar het als schuld en zoenoffer vallen zou, op Jat ook wij met alle verlosten zouden zingen, Hem, die ons kocht met Zijn bloed ter eere: »Hosanna in de hoogste”.
Dat woord zij ook bij ons gelijk het in Israël geworden was tot een eeregroet voor den Messias, de betuiging onzer hulde voor Hem, tot wien de Vader heeft gezegd, wat Hij tot geen Engel zeggen kon en over wien bij herhaling de stem van God zelven uit den hemel klonk: »deze is Mijn geliefde Zoon”. Neen! wij kunnen de hemelsche heirlegers niet alleen da geboorte van den Zoon der Maagd, den Zoon van God tevens, laten verheerlijken. Al zijn onze stemmen hier uit de diepte bij het bewustzijn onzer zonden en ellenden, al zijn ze bij die stemmen uit de hoogte dissonanten, wij mogen niet zwijgen, maar met de bede »vergeving, genade!” juichen wij mede »Hosanna.”
Dat woord zij de danktoon der geredde liefde voor Hem, die niet op aards werd geboren omdat het onbewust als zijn lot Hem was opgelegd, maar die geboren wilde worden, die eigenmachtig en met eigen wil vleesch en bloed aannam, om als mensch te kunnen sterren, niet omdat hij sterven moest gelijk wij, maar opdat Hij zijn leven van Zichzelven afleggen zou. Denkt u de zon weg uit deze schepping, en wat blijft u over dan een afgrond, waarop duisternis heerscht, maar erger voor het zondig Adamskind, als hij geteekend wordt met een „zonder Christus in do wereld; zonder Christus in den dood, zonder Christus voor den Rechter, zonder Christus in de eeuwigheid.” Kunt ge daartegenover uw lot, uwen zegen, geloovige! stellen: „Nooit zonder Christus noch in leven, noch in dood,” dan is uw dankbare groet zeker een traan over uwe onbekwaamheid om Hem te danken, een neervallen in het stof met belijdenis en berouw, maar toch ook, o groote genade Gods! bij die Petrus-tranen een Petrus-erkentenis: »Gij weet alle dingen; Gij weet dat ik u liefheb.”
Dat woord »Hosanna” zij niet alleen ons woord els de nagalm van den kerstpsalm, maar ook als de bede voor den dag der jaarverwisseling. Is de beteekenis er van: »Heere! help toch” of wilt ge; »Och, Heere! geef nu heil!” dan sluit die bede alles in, wat wij als zwakke schepselen, als stervelingen, als zondaren, als geschapen voor de eeuwigheid behoeven. De Nieuwjaarsdag is niet in de eerste plaats de dag van wenschen maar de achtste dag na de Engelenzangen is de dag der eerste bloedstorting, der besnijdenis, welke Hem den groeten, den eeuwigen vervuiler der wet, onder die wet bracht en verschuldigd deed zijn die geheel te houden, de dag der naamgeving aan Marias Zoon, en die naam, van Godswege genoemd, was, Jezus, dat is Zaligmaker, een naam in het hoschian reeds vervat. In den naam van Jezus, die Zijn bloed heeft gestort, die de geheele wet heelt vervuld, het ware offer voor de zonde, moet het jaar warden begonnen, en wie zal het ons geven? Wie er ons kracht toe schenken? Hij alleen en daarom roepen wij: »Heere help toch” en er is niet eene hulp voor ons behoefte alsof wij zelve iets vermochten, maar eene hulp, waarbij Hij Alpha en de Omega, de eerste en de laatste IS. De eerste dag des jaars, zij een dag des gebeds voor onszelven, voor onze medestrijders in den geloove, voor vaderland en kerk. Hij die op aarde in eene kribbe lag is nu gezeten aan’s Vaders rechterhand, de schamele doeken zijn verwisseld tegen het kleed van hemelsch licht, de zwakheid van een pasgeboren menschenkind is veranderd in bet: »Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde, terwijl op kleed en dij staat geschreven: „Koning der Koningen; Heere der Heeren.” Waar dan anders heen? Er is geen ander Heiland. Maar al ware ook elders hei), wij willen den zegen uit geen andere hand, maar bidden met u en voor u tot den gegeven Zoon, het geboren kind, nu als Middelaar Gods en der menschen met hemelsche heerlijkheid en eere bekleed in de hoogste; »Hosanna! Heere help toch!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Hosanna in de hoogste

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1901

De Wekker | 4 Pagina's