Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De macht der kleine dingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De macht der kleine dingen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Salomo, die volgens 1 Kon. 4 : 33 sprak van het gevogelte en van de kruipende dieren en van de visschen, zegt in Spr. 30 : 24 vv: „deze vier zijn de kleinste der aarde”: de mieren, de konijnen, de sprinkhanen, de spinnekop. Sedert echter de microscoop is uitgevonden, zijn er omstreeks 1660 door Leeuwenhoeck diertjes ontdekt, welke voor het ongewapend oog onzichtbaar zijn en welke men infusorieën of infusiediertjes noemt. Zij leven vooral in stilstaande wateren en in hot vocht op lichamen van dieren en planten, in slijm, etter, moerassen, enz. Men noemt als grootte een tienden tot een vijfden millimeter. Het getal is ontzaglijk groot. De man die zich met de studie dezer diertjes ’t meeat heeft bezig gehouden, Ehrenberg, beweert weder op die diertjes ongedierte te hebben opgemerkt, dat zelf weder andere parasieten op zich droeg. Hoe klein nu deze diertjes zijn, toch zijn zij de oorzaak geweest, dat reeds onderscheidene havens, als Pilan, Cuxhaven, Wismar en andere vermodderd zijn.
Dit één enkel infusiediertje kunnen in enkele uren een millioen individuën ontstaan. Door deze ontstaat de zoogenaamde bloedregen, terwijl men beweert, dat deze in de lacht opgeheven diertjes de cholera en andere epidemieën doen ontstaan. De opschriften op melkwagens „bacillenvrije melk”, de gedurig terugkeerende aanmaning om water en melk niet dan gekookt te gebruiken, wijzen het aan, hoeveel men in onze dagen aan die allerkleinste diertjes toeschrijft en — uit de zienlijke dingen moeten wij de onzienlijke dingen doorzien. Roepen zij de onbegrijpelijke grootheid van den Schepper ons voor den geest, zij roepen ons tevens toe, hoeveel dat groote beteekenis heeft, uit het kleinste kan ontstaan.
Zoo vormen ook kleine zeewormen, welke tot de poliepen behooren, koraalriffen. De wording van vele kleine eilanden in de Zuidzee wordt er aan toegeschreven, alsook de vergrooting van vele. Door de opeenhoping op ondiepten en nauwe doorvaarten kan groote schade aan schepen worden toegebracht. Eenige havens van de Aziatische eilanden zijn thans door nieuwe koraalbanden versperd.
Op velerlei gebied is zoo de macht der kleine dingen zichtbaar, maar het allermeest zeker op het gebied der zonde. Wie begint bij een bepaald inkomen het eerste jaar een weinig te kort te komen, en zoo voortgaat, zal op gevorderden leeftijd een schuld zien opgehoopt, waaruit hij zich niet meer worstelen kan, maar sneller gaat de opeenhooping der zedelijke schulden. Enkele zandkorrels zijn ras tot een berg geworden.
Wat de Heere God ons nu in Zijne schepping laat zien, heeft Hij ook daarom zoo teweeg gebracht om ons te doen vreezen voor de zoogenaamde kleine zonden. De vos is bekend vanwege zijne listigheid. Daarom wordt de zonde daarbij vergeleken, welke zoo listig binnensluipt, zich zoo fraai weet te kleeden, hare gruwelijke bedoelingen bedekt, zoo veel schoons en voordeeligs weet voor te spiegelen. waarschuwt ons het Hooglied (2 : 15): „vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven; want onze wijngaarden hebben jonge druifjes”. De dichter voegt bij „vossen” nog »kleine vossen” als wilde hij zeggen: vergeet vooral die niet, want die kleine worden langzamerhand groot en telen voort, tot zij niet meer uit te roeien zijn. Zoo spreekt Jakobus van een klein vuur (3 : 5), dat voortwoekert en een ganschen hoop aansteekt. Als het klein is, kan het nog gebluscht worden, maar wie dat verzuimt, ziet straks zijn geheele huis tot een aschhoop vergaan.
De zonde begint altijd met iets kleins, met iets, dat men licht vergeeflijk acht, maar ras wordt zij te machtig. Davids val begon met een blik op Bathseba; diefstal begint met eene begeerte, doodslag met toorn. Eene gedachte is van alle kwaad de aanvang. De grootste dronkaard is begonnen met een enkele teug, de speler ving met het wagen eener kleinigheid aan; hij won en na alles verloren te hebben zocht hij den dood. In Psalm 1 vindt gij eerst van wandelen gesproken, maar dat wordt tot staan en van staan komt zitten. Van den raad dergenen, die geen God hebben, wordt het tot een weg der zondaren en straks is het het gestoelte der spotters. Zoo vreet elke zonde voort als de kanker. O, daarom niet alleen gewaakt tegen groote zonden, maar ook gevreesd voor de verborgene, de kleine, die den wijngaard afweiden.
Ook het werk Gods vangt met iets kleins aan. Het behaagt den Heere tot dat genadewerk het nietigste aan te wenden, want wat is nu minder dan een woord, en niet eene geheele rede, maar eene enkele uitdrukking grijpt in den regel het hart van den verkoren zondaar aan. Dat woord werkt onweerstaanbaar, het wordt eene kracht, welke zich niet meer verdooven laat. Geen engel wil de Heere den zegen gunnen om dat woord te doen hooren; hij bezigt er een zijner onwaardige dienstknechten toe. Een snik, een zucht, een traan uit oog en mond niet slechts, maar uit het hart opgeweld, is de nietige aanvang van een wonder, waarover de engelen des hemels juichen en de machten der hel tandenknarsen.
Het kleine mostaardzaadje was het beeld van de Kerk des Heeren, maar reeds zag het oog van den grooten Profeet de vogelen des hemelen nestelen in de takken.
Het was des Vaders welbehagen aan een klein kuddeken het koninkrijk te geven (Luk. 12 : 32) en het ontving de geheele wereld, alle kreaturen, om die met het evangelie te begiftigen, met de belofte, dat de gansche aarde eenmaal vol zou zijn van de kennis des Heeren. Als God werkt, wie zal het keeren? En, opdat Hem alleen alle eere zij, kiest Hij het nietigste middel en de geringste werktuigen.
„Het spruitje wordt een boom” is een bekend spreekwoord. Dat is in velerlei opzicht waar. Moge ons waken en strijden tegen de zonde waarlijk ernstig zijn in de kracht onzes Gods en Zijne genade gedurig worden gebeden om Zijne levendmakende kracht, om wasdom van alles wat Godverheerlijkend en zielenzaligend is.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1902

De Wekker | 4 Pagina's

De macht der kleine dingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1902

De Wekker | 4 Pagina's