Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het oprechte geloof (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het oprechte geloof (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geheel onderscheiden van het tijdgeloof en historisch geloof, waarover wij de vorige maal hebben geschreven, is het oprechte geloof. Ditzelve bestaat niet in de liefde, welke in de Schrift als eene andere deugd geteekend wordt en eene vrucht is van het oprechte geloof. Het bestaat ook niet in eene dwaze inbeelding, dat Jezus mijn eigendom is, want Hij is het niet van alle menschen, zoodat er dus gegronde bewijzen voor moeten zijn. Ook niet in eene bloote toestemming van de Waarheid, van de Godheid van Christus, van onzen diep ellendigen toestand, want zulks is maar een verstandelijk geloof, maar in een hartelijk vertrouwen op den Heere Jezus en op de genade Gods in Hem, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in den overtuigden zondaar werkt, zoodat hij als vrucht daarvan als een arm verloren zondaar in zichzelven, maar alle dierbaarheid, genoegzaamheid en gepastheid in Jezus ziende, tot dien eenigen Redder gaat vluchten en bij Hem aanhoudt, zich aan Hem overgeeft en vrede in Hem vindt. Dit oprechte geloof houdt een drietal zaken in, namelijk kennis, toestemmen en vertrouwen.
De kennis echter in het zaligmakend geloof is meer dan een verstandelijk toestemmen der goddelijke waarheden, het is eene overtuigende kennis en erkenning door Goddelijk licht van de grondwaarheden, die ter zaligheid gekend moeten worden. Niet enkel dus letterkennis en verstandelijke bevatting, door mededeeling en onderwijs verkregen, maar levendige, gevoelige kennis door de verlichting des Heiligen Geestes, die de blinde zielsoogen voor de waarheid opent en bevindelijke kennis geeft aan den mensch hoe diep ellendig, schuldig en onmachtig hij is. De kennis in het oprechte geloof of de geloofskennis bestaat dus in een klaar inzicht van eigen ellendestaat, van ons Godsgemis, van hetgeen in den Heere Jezus te vinden is en van de volheid die de Heere Jezus in het Evangelie den armen zondaar komt aan te bieden. Dat dus de geestelijke kennis of kennis des geloofs een wezenlijk deel is van het oprechte geloof, blijkt duidelijk uit het gezegde van den Heiland in het Hoogepriesterlijke gebed (Joh. 17:3): „Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt.” Uit die geloofskennis vloeit dan ook van zelf een toestemmen, een ja en amen zeggen op Gods Woord, een bekennen van zijne ongerechtigheid, een hartelijk instemmen dat in Jezus alleen de redding ligt, zoodat bij het oprechte geloof de waarlijk ontdekte ziel den weg der zaligheid in het Evangelie goedkeurt zonder eenig uitbeding. Deze toestemming berust op het getuigenis van Gods Geest in de ziel, bestralende het hart om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.
Dit nu mag in onzen tijd wel gedurig voor de oogen gesteld worden, Zoovelen toch worden er ontmoet, die geen rechte bevatting hebben van hetgeen onder geloofskennis verstaan moet worden. Want, wij herhalen het nog eens, deze kennis wordt niet door oefening en naarstig Schriftonderzoek verkregen, door bijv. teksten met teksten te vergelijken en veel over de leerstellige en bevindelijke waarheid te hooren spreken, hoe uitnemend dit ook moge zijn, maar wordt door God den Heiligen Geest in het hart gewrocht. De kennis in het ware geloof is dan ook eene bovennatuurlijken kennis, welke de Heilige Geest door middel van Gods Woord in de harten der uitverkorenen werkt, in de krachtdadige roeping, of wilt ge liever met korte woorden: de geloofskennis is een licht Gods in de ziel. Tusschen de uitgebreidste historische kennis zelfs en de oprechte geloofskennis is dan ook een verschil in wezenlijken aard of natuur, en zoo ver zijn zij van elkaar onderscheiden als de duisternis van het licht. De eerste, hoever men het er ook in gebracht heeft, is een gewrocht van ons verstand, van ons onderzoek, van onzen ijver, en indien God het niet verhoedt, zij maakt ons opgeblazen; de laatste daarentegen is een vrucht van den Heiligen Geest, die in de wedergeboorte het verduisterd verstand verlicht en den wedergeborene geestelijke kennis geeft, en zij maakt niet opgeblazen maar klein en nederig, want hoe meer geloofskennis, hoe meer zelfkennis; hoe meer licht in God, hoe meer licht in eigen bederf, onwaardigdigheid en nietigheid. Onafscheidelijk nu is aan die kennis des geloofs de toestemming verbonden, want kennis en toestemmen zijn als ’t ware tweelingen, die in hetzelfde oogenblik door de herscheppende kracht des Heiligen Geestes in de ziel gewrocht worden, en evenals ze nu even oud zijn, ten opzichte van de herscheppende daad des Heiligen Geestes, zoo zijn ze ook gelijktijdig werkzaam in het hart, want wat bij Goddelijk licht gezien en gekend wordt, wordt ook terstond toegestemd en beaamd. Kennis zonder toestemmen kan dus evenmin bestaan, als toestemming zonder kennis. Het toestemmen is dus een ja en amen zeggen, hetwelk bij hen die het oprechte geloof bezitten van geheeler harte geschiedt. Van ganscher harte beaamt de geloovige, wat hij bij goddelijk licht ziet, n.l. zijn ellendestaat, de dierbaarheid en volheid in Christus, de genoegzaamheid van Jezus’ offer, zoodat niet alleen gekend maar ook van harte toegestemd wordt: „Al wal aan Hem is, is gansch begeerlijk.” Uit die kennis en toestemming vloeit nu ook in de derde plaats het vertrouwen. Hierover hopen wij een volgende maal iets te schrijven. Onderzoeken wij ons intusschen voor het aangezicht des Heeren, of wij slechts een door onderzoek, opvoeding of studie verkregen kennis, of een door de verlichting des Heiligen Geestes ontstoken geloofskennis bezitten. Het eerste is nuttig, het laatste beslist noodzakelijk ter zaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Het oprechte geloof (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1902

De Wekker | 4 Pagina's