Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenerlei hart en eenerlei weg om den Heere te vreezen (IV)

Bekijk het origineel

Eenerlei hart en eenerlei weg om den Heere te vreezen (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het bericht van den dood mijns ooms verschrikte mij zeer. Niet minder bedroefde het mij en ’t was alsof ik me alleen en verlaten op de wereld gevoelde. Daar kwam nog bij een soort van opstand tegen dien God, dien ik niet eens kende, want het ging door mijn gedachte: als dan die God, die door den Bijbel wordt gekend, waarlijk de machtige is om de zonde en haar gevolgen weg te nemen, waarom moet ik dan juist al het onheil ervaren, dat op aarde te ondervinden is, en wordt me nu weer een bloedverwant, zoo zeer dierbaar, ontnomen? Maar tegelijk dat ik dat dacht kwam me een woord uit den Bijbel in de gedachte, dat ik eens gelezen had: „Een ijverig God en een wreker is de Heere, een wreker is de Heere en zeer grimmig, een wreeker is de Heere aan Zijne wederpartijders en Hij behoudt den toorn Zijner vijanden”, en in datzelfde oogenblik voelde ik me geplaatst als in de heilige tegenwoordigheid Gods. Zie, vrienden, vóór dien tijd had ik veel in den Bijbel gelezen van den God des Bijbels, maar nog nooit had ik de kracht van de waarheid gevoeld. Thans gevoelde ik, wat het zegt als een zondaar voor dien God te staan, die aarde en hemel heeft geschapen. Ik gevoelde het in mijne ziel: die God bestond; Hij leefde en was altijd nabij mij geweest en had al mijne daden gezien. Mijn zoogenaamde godsdienst van Rama was niet minder gruwelijk in Zijn oog geweest dan de nachtelijke bacchanaliën in de bijgebouwen van den tempel, al mijne daden en woorden en gedachten kwamen me voor als een ontheiliging van dien hoogen en geduchten God, die een ijverig God is! O, nooit kan ik in woorden brengen, wat ik toen gevoelde en doorleefde. Des Heeren onkreukbare heiligheid, die Hem in ijver doet ontbranden tegenover de zonde en den zondaar, stond als in vlammend schrift voor mijn oog geteekend; Zijne strikte rechtvaardigheid, die geen zonde ongestraft kan laten zonder verzoening; Zijne onuitsprekelijke almacht, die door een wenk van Zijn wil alles neerwerpen kan, wat Hem tegenstaat, ze wogen op mijn ziel; en daartegenover mijn schuld, die als een hooge en onoverklimbare berg voor me stond. Hoe gaarne had ik me voor Gods aangezicht willen verbergen, maar ik kon niet! En dan de gedachte: Die God is een wreker van het kwaad, een God, die de zonde straft, die den toorn behoudt aan Zijne vijanden! Onder het gevoel van dien toorn in mijn ziel wierp ik me plat op den grond, niet anders denkende, of ’t was zóo met me gedaan; maar ik kon toch ook niet anders dan roepen om ontferming en bad zonder ophouden: Gena, o God, gena, stoot mij niet weg in Uw toorn, maar ontferm U over mij! En terwijl ik daar zoo voor den Heere in het stof bukte, kwam me eensklaps in de gedachte, dat in den Bijbel staat: „Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid”. Dat gaf een oogenblik verademing aan mijn geprangd gemoed, want door dat woord werd ik er bij bepaald, hoe de rechtvaardige God toch ook een barmhartig Ontfermer is. De geschiedenis van Israëls volk, die ik zoo vaak met graagte had gelezen, kon ik toen eenigszins begrijpen. Telkens weer overtrad dat volk tegen Jehova, en maakte het zich ten volle waardig, dat het van de aarde werd verdelgd, maar ook telkens weer liet de Heere genade voor recht gelden en spaarde Israël, en zoo was ’t mij ook gegaan. Ik had niet anders dan schuld bij den Heere en had nooit anders gedaan dan Zijn heilige wetten overtreden, en toch was ik bewaard bij ’t leven niet alleen, maar had de Heere mij voor ’t aardsche leven meer dan overvloed geschonken en me omringd met de bewijzen van Zijn goedertierenheid! O vrienden, nooit zal ik het u kunnen zeggen, hoeveel smart ik toen gevoelde, dat ik door mijn zonden zulk een goeddoend God had beleedigd en onteerd! Ik schaamde mij zoozeer, dat ik mijn aangezicht niet durfde opheffen, en had berouw in zak en asch, zooals de profeet zegt.
Zoo heb ik een paar dagen in zeer afwisselenden toestand doorgebracht. Nu eens onder ontzettend schuldgevoel over mijn zonde, dan eens had het smartgevoel over het kwaad de overhand; dan weer kwam er een straal van hoop in mijn duister hart, daar toch de Heere barmhartig en genadig was, en steeds door was de ernstige behoefte in mijne ziel, dat ik het weten mocht, dat ook voor zulk een ellendige, als ik was, genade was te verkrijgen. Nu eens was ik zonder hoop, bijna aan de grens der wanhoop en stonden mijne gruwelijke overtredingen als bergen tegenover de wraakvorderende gerechtigheid Gods; dan eens werd een woord der Schrift me ten pleitgrond en week de ontzettende angst voor een klein oogenblik. Zoo herinner ik me nog zoo goed, dat onder de hevigste angst ik bemoedigd werd door het woord der Schrift: „Deze ellendige riep en de Heere hoorde”, want ik zag, dat als dan de man van den ouden dag, die zich als een ellendige had leeren kennen, door den Heere was verhoord, er ook voor mij verhooring zou zijn. Zulke bemoedigingen deden mij te sterker aanhouden bij den Heere, maar ’t duurde maar zoo kort, dat er verademing was, angst en benauwdheid namen zoo spoedig weer de overhand.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Eenerlei hart en eenerlei weg om den Heere te vreezen (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1902

De Wekker | 4 Pagina's