Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zie Opwaarts (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zie Opwaarts (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hetgeen wij reeds bij zon en maan hebben opgemerkt, namelijk dat zij niet altijd denzelfden stand ten opzichte der vaste sterren hebben, kan ook nog van andere hemelbollen gezegd worden, die daarom planeten of dwaalsterren worden geheeten. Wie kent niet de helder blinkende Venus, die meer onder den naam van morgen- en avondster bekend is. Zij immers kondigt ons aan, dat weldra de zon boven de kimmen zal verrijzen en zegt ons, dat haar dagwerk is afgedaan. Hoevelen zijn er, die de mor genster echter nimmer hebben aanschouwd, maar eerst lang nadat de dag aan den hemel is gekomen gewoon zijn het rustbed te verlaten. Jammer echter, dat dezulken vaak den avond zoo lang weten te maken dat er een deel van den nacht bij wordt aangeknoopt. Van den nacht wordt dan een dag en van den dag een nacht gemaakt. Wordt dit nu veroorzaakt door verkeerde regeling van bezigheden, dan heeft men zich natuurlijk te schikken naar den patroon, die — waar het kantoren geldt — dikwijls door een laten beurstijd genoodzaakt is ter wille van zijne zaak eene regeling van werkuren te maken, die hem zelf tegenstaat. Maar niet allen, die men ’s nachts verre over het middernachtelijk uur op de straat kan ontmoeten, kunnen zich door drukke bezigheden verontschuldigen. De een blijft laat op uit gewoonte, de ander omdat men in donker gemakkelijker ongezien op wegen kan wandelen, waarop men liefst niet wordt opgemerkt. Hoevele jonge mannen en vrouwen, wien men door het volk wel eens den naam van „avondster” hoort geven, hoewel zij niets van den glans en de frischheid van deze hemelbede bezitten, gaan op deze wijze lichamelijk en geestelijk ten onder en treden met een verwoest lichaam en een verloren ziel het eeuwig verderf tegemoet. Wonderlijk toch, dat men zich schaamt voor de menschen en niet schaamt voor God! De nacht moge zijn zwarten sluier over het aardrijk hebben uitgespreid, de medemensch moge op zijn leger nederliggen in verkwikkenden slaap — het oog des Heeren ziet toch in de diepste duisternis, Hij sluimert niet, maar dringt met Zijn heilig oog zelfs door in de verborgen schuilhoeken van ’s menschen hart. Dat we dan toch bij dag en bij nacht gedachtig mogen zijn aan de woorden van den Psalmist: „Niets is, o Oppermajesteit, bedekt voor Uw Alwetendheid! Gij kent mij, Gij doorgrondt mijn daan, Gij weet mijn zitten en mijn staan: wat ik beraad of wil betrachten, Gij kent van verre mijn gedachten!”
Venus dan behoort ook tot de planeten of dwaalsterren, evenals de schitterende Jupiter en Mars, die aan het roodachtig licht, dat deze ster verspreidt, is te herkennen. Wanneer men deze sterren met aandacht beschouwt, zal men opmerken, dat zij niet alleen van stand veranderen ten opzichte van de andere sterren, maar ook dat zij nu eens van het westen naar het oosten en dan weer van het oosten naar het westen loopen; terwijl zij niet altijd met evengroote snelheid de andere sterren voorbijgaan. Reeds in de oudheid zocht men naar eene verklaring van dit verschijnsel. Dat men zich vooral in Arabië met de sterrenkunde bezig hield, blijkt duidelijk uit de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten, die immers de nieuwe ster niet hadden opgemerkt, als zij zich niet met eene ernstige beschouwing van den hemel hadden bezig gehouden. Hoe men echter naar eene verklaring van de schijnbare verwarring, die de planeten aan het luchtruim teweeg brengen, heeft gezocht, toch gelokte het niemand op afdoende wijze het raadsel op te lossen. Duizenden jaren zijn verloopen eer de man opstond, wien de Heere wijsheid gaf om helder licht over deze duistere zaak te ontsteken. Wie die man echter is geweest en wat de oplossing der kwestie was, zullen wij later vernemen. Vóór dit recht kan worden verstaan is het noodig van de schijnbare tol de ware beweging der hemellichamen over te gaan. Dit kan echter niet geschieden, of wij moeten eerst met de aarde, waarop wij wonen, nader hebben kennis gemaakt. Doch wenden wij het oog van den sterrenhemel niet af voor eerst nog te hebben opgemerkt, dat al die hemellichten reusachtige bollen zijn, die ons zóó klein toeschijnen omdat zij zoover van ons zijn verwijderd. Naarmate de sterren dichter bij de aarde staan, lijken zij ons ook grooter toe. Veel grootere sterren maar op verderen afstand van de aarde verwijderd, zijn hierdoor kleiner voor het oog. Ook hier geldt het weer, dat schijn bedriegt. Al heeft God Zijn kind niet vooraan geplaatst op het wereldtooneel, al springen zijne gaven en krachten niet zoo in het oog; al oogst het den roem der wereld niet in — toch kan het in de oogen des Ontfermenden Gods groot geacht worden en waardig gekeurd om, rein gewasschen door het bloed des Lams, eenmaal eeuwige heerlijkheid te smaken in de blijde hemelzalen boven het flonkerend starrenheir. D.V. Een volgende maal vervolg.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Zie Opwaarts (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's