Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegenstanders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tegenstanders

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

….. „en er zijn vele tegenstanders.” 1 Cor. 16 : 9b.

De Christelijke Kerk heeft van den beginne af veel te strijden en te lijden gehad. Overal waar God in Zijne aanbiddelijke voorzienigheid een deur opende voor het evangelie, trad Satan met al zijn macht op, om, was het mogelijk, het evangelie in zijn loop te stuiten. Doch als de Heere opent, wie zal dan sluiten, en als Hij sluit, wie zal dan openen? Ondanks al hun strijd en tegenstand, heeft ook de macht en het woelen der vijanden nog moeten medewerken tot uitbreiding van de leer des evangelies en tot meerdere vastheid van de gemeente Gods. Door al den tegenstand en door al de vervolging wordt de aandacht steeds meer gevestigd op de onoverwinbare kracht van het Woord Gods, en op den glans, de kracht en de heerlijkheid der genade, in des Heeren getrouwe dienaren en in alle oprechte belijders geopenbaard.
Te Efeze verklaart Paulus dat hem een groote en krachtige deur is geopend. De gelegenheid was hem zoo schoon, om in deze groote en weelderige koopstad het evangelie van Christus te verkondigen. Daarbij ontbrak het Paulus aan vele tegenstanders niet.
Had de apostel dan geen gelegenheid om elders het evangelie te prediken? Wel zeker, doch Paulus gaat niet loopen voor den duivel: hij wederstaat hem. Bewust als hij is van zijn hooge roeping, ziet deze getrouwe dienaar des Heeren niet op tegen moeite en strijd. Met al zijn krachten en gaven heeft hij zich den Heere overgegeven, en hij weet het, niemand zal het Woord Gods te vergeefs ontvangen. Nooit zal dat Woord ledig wederkeeren, het zal alles doen wat God behaagt. Geen dwaalleeraars, die een andere leer prediken, geen Demetrius, die oproer verwekt, geen valsche broeders, welke de Heere op Zijn tijd openbaar doet worden, niets ter wereld kan Paulus weerhouden te prediken Jezus Christus en Dien gekruist. Een door God geroepen en bekwaam gemaakt dienaar vreest geen tegenstanders, vreest geen vijandelijke machten, vreest niet dat zijn arbeid zal verloren gaan.
Christus de Heere heeft het al den Zijnen voorspeld: in de wereld zult gij verdrukking hebben. De apostelen des Heeren wisten het, dat zij voor koningen en stadhouders zouden gesteld worden, Hem tot een getuigenis. Christus had zelf verklaard: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen op de aarde, maar het zwaard. Hoe getrouwer de dienaren optreden en arbeiden, hoe feller de tegenstand zal zijn, welke zich allerwege tegen het evangelie openbaart.
Het evangelie door Paulus gepredikt was geen evangelie naar den mensch. Van nature is ieder mensch een vijand van God. Op allerlei wijs spreekt zich die vijandschap luide uit. Toen Gods Zoon in de menschelijke natuur op aarde omwandelde en zelf predikte, gingen vele Zijner discipelen terug. Men zeide van Zijne prediking: deze rede is hard, wie kan ze hooren? Reeds toen Israëls profeten optraden om in des Heeren naam het volk te waarschuwen, zeide men: spreekt tot ons zachte dingen en schouwt ons bedriegerijen.
Waar het Woord Gods zuiver en naar den Geest van Christus wordt gepredikt, wordt den mensch een spiegel voorgehouden, waarin hij zijn ware gedaante krijgt te zien. Dan wordt de zondaar herinnerd aan zijn afkomst, gewezen op zijn doemwaardigheid voor God. En dat niet alleen, maar hem wordt daarenboven verzekerd, dat zonder wedergeboorte niemand het Koninkrijk Gods zal zien, en dat geen vleesch voor God zal gerechtvaardigd worden uit de werken der wet. Zal de mensch behouden worden, het zal vrije genade zijn. Niemand kan tot Christus komen tenzij de Vader hem trekke. Daarmede is alle roem van ’s menschen zijde afgesneden. Daardoor zijn alle menschelijke stelsels en leeringen, welke in strijd zijn met het Woord Gods, veroordeeld. En op de vraag: wie kan dan zalig worden? zegt de Schrift: wat onmogelijk is bij de menschen, dat is mogelijk bij God.
Geen wonder dat zulk eene leer door duizenden veracht en verworpen wordt. De mensch van nature zoo trotsch en hoogmoedig, wil niet ontkleed, niet ontmaskerd worden, hij wil niet arm, niet hulpbehoevend zijn. Vandaar al dat verzet, al die tegenstand, al dat zich onttrekken aan den spiegel van Gods Woord. De mensch wil zijn ware gedaante niet zien. Door ongeloof verblind, laat men zich door schoonklinkende woorden en door een ijdele wijsbegeerte verleiden. Ieder heeft een weg die hem recht schijnt, maar het einde daarvan zijn wegen des doods.
Nu is wel alle tegenstand dezelfde niet, daaronder is zelfs een zeer groot verschil. Maar hoever dit ook uit elkaar loopt, Christus zegt: wie niet voor ons is, die is tegen ons, en wie met mij niet vergadert, die verstrooit. Men zou zich dan ook grootelijks vergissen, als men meende dat bij tegenstanders alleen en uitsluitend moet gedacht worden aan menschen die in openbare zonden leven, die met allen godsdienst hebben gebroken en als kinderen der wereld nooit anders dan met sprekende daden tegenover God zeggen: wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben we geen lust.
De grootste en felste tegenstanders hadden de Heere Jezus en Zijne apostelen in godsdienstige menschen, schriftgeleerden en farizeën. Nooit heeft de Kerk des Heeren meer te lijden gehad dan van valsche broeders en bedriegelijke arbeiders. Nooit is de ellende welke de Kerk van buiten af aankomt, zoo gevaarlijk als datgene wat uit haarzelve voortkomt. Iemand die openlijk Gods Woord miskent en de waarheden daarin geleerd loochent, zal in den regel de gemeente Gods minder kwaad doen dan zij die onder een schijn van waarheid bedektelijk hun ketterijen invoeren en verbreiden. Reeds in de dagen der apostelen begon de tegenstand tegen de leerstellige waarheid. De namen van Hymenaeus en Filetus, die de opstanding loochenden, zijn algemeen bekend. Judaïseerende secten bestreden de leer aangaande den persoon en het werk van den Middelaar. Geen enkel punt in onze Christelijke heilsleer is in later tijd onaangeroerd gebleven. En zou diezelfde Paulus, die vóór zoo vele eeuwen schreef: er zijn vele tegenstanders, thans de zoogenaamde Christelijke wereld bezien, hoeveel meer aanleiding en oorzaak zou er dan zijn om met weemoed diezelfde woorden te herhalen.
De tegenstanders tegen het Evangelie en tegen al het genadewerk Gods vindt men onder allerlei soort van menschen. Allermeest ongetwijfeld in betrekking tot de praktijk van het geestelijke leven. Hoe algemeen is, om slechts iets te noemen, de vermenging van het menschelijke met het goddelijke. Zoo velen zijn er, die de waarheid met den mond belijden, maar met hunne daden verloochenen. Ook dit zijn tegenstanders van de ergste soort. Zij zijn en geven oorzaak, dat Gods naam om hunnentwil gelasterd, Gods volk gesmaad en de bediening des evangelies van haar glans wordt beroofd. Het zijn treurige voorbeelden voor anderen, zij misleiden en bedriegen zichzelve voor de eeuwigheid.
Al wie zich niet onvoorwaardelijk onderwerpt aan de uitspraken van des Heeren Woord, maar in plaats daarvan zijn eigen weg gaat, zijn eigen wil volgt, die is een tegenstander van God en Zijn heilig Woord. Voor het zoogenaamde neutraliteitsbeginsel is in de Heilige Schrift geen plaats.
Wat den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid is, dat is een kracht Gods tot zaligheid voor allen die gelooven. Weenende moest Paulus zeggen, dat velen wandelden in strijd met de leer des evangelies, en daardoor bewezen vijanden van het kruis, dat is van de leer des kruises Christi te zijn. Weenen deed de Heere Jezus over het ongeloof en de verblinding van het Joodsche volk. En God alleen weet, wat menig trouw dienaar des Heeren geweend heeft en nog weent bij de bewustheid van zoo vele tegenstanders, die op allerlei wijze het Woord verwerpen en het bloed des Nieuwen Testaments onrein achten. Zoo vreeselijk toch zal het lot zijn van hen die hun gaven en krachten hebben besteed in het bestrijden van de leer der waarheid. Zoo diep ongelukkig zijn zij die Gods roepstemmen versmaden en in de ijdelheid hun vermaak zoeken. Zoo vele duizenden die gemeend hebben te zullen ingaan, zullen voor eeuwig buitengesloten worden.
Zich verzetten tegen God, dat is de praktijk van den natuurlijken mensch. Met allerlei uitvluchten en verontschuldigingen zoekt men er zich af te maken, maar dat zal niet gelden voor Hem die naar waarheid cordeelen zal.
Twee wegen stelt God in Zijn Woord den mensch voor: het smalle pad met de enge poort ten eeuwigen leven en den breeden weg met de wijde poort tot het eeuwige verderf. En God, die geen lust heeft in den dood des goddeloozen, roept allen die onder het evangelie leven, tot bekeering. Blijft de mensch tegenstand bieden ten einde toe, dan sterft hij als een vijand van God, en is voor den zoodanige niet de minste hoop op zaligheid.
Ook Paulus was een geweldig tegenstander geweest. Maar door den Heere geroepen en aan zijne ellende ontdekt, had hij redding gezocht en gevonden in het bloed van Jezus Christus Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden. Zelf door God gered en gezaligd, is het zijn eenig verlangen om, was het mogelijk, allen voor Christus te winnen. Overal waar God hem een deur opent en gelegenheid schenkt om het evangelie te prediken, treedt hij op als een gezant des Allerhoogsten. Hij schaamt zich het evangelie van Christus niet. Tegensprekers weerstaat hij, als een dienaar met buitengewone bekwaamheden. Vijanden vreest hij niet. En aan het einde van zijn veelbewogen leven mag hij jubelen in God verblijd: ik heb het geloof behouden.
Door de macht der tegenstanders wordt het geloof der oprechten beproefd. Wie geen oprecht beginsel bezit, wordt openbaar. Wie om bijoogmerken Christus wil volgen, gaat vroeger of later terug. Demas kreeg de tegenwoordige wereld lief. Het zaad dat geen diepte van aarde heeft, verdort. En zij die als valsche broeders bedriegelijk arbeiden, zullen over zichzelve een oordeel halen. Die in plaats van de schapen van Christus te leiden, verleiden, het ware van het snoode niet onderscheiden, niet waarschuwen noch getuigen tegen alle afwijking in de leer en ongerechtigheid in den wandel, het bloed zal van hunne handen worden geëischt.
Vóór of tegen de waarheid, vóór of tegen Christus, dit zal beslissen voor de eeuwigheid. Al de macht en luister van Gods genade wordt hierdoor openbaar, dat God de Heere door Zijn Geest en Woord tegenstanders in voorstanders, vijanden in vrienden verandert. Dit kan de wetenschap der wereld niet verklaren, de duivel kan het niet verhinderen, terwijl het onloochenbaar is voor ieder die der waarheid getuigenis wil geven.
Dat doet ten slotte Gods kind in lof en aanbidding als aan Jezus’ voeten nederzinken in de erkentenis: van een onwillige maakte God mij gewillig, van een verlorene werd ik een gevondene. En nu van dood levend gemaakt en van een veraf zijnde nabij gebracht, is alles uit Hem, door Hem en tot Hem. Hem zij de kracht en de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Tegenstanders

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's