Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods vinger

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods vinger

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer de Heere Zijne kinderen verwaardigt getrouw te zijn, inzonderheid in het bestraffen der zonde, wordt hunne trouw menigmaal ook op zware proef gesteld. Vooral geldt dit den leeraars, die geroepen, om niet alleen het Evangelie zuiver te verkondigen, maar ook overeenkomstig hetzelve de tucht in de gemeente te oefenen, in de handhaving daarvan soms fellen tegenstand en boosheid ontmoeten. En naarmate de persoon die bestraft wordt hooger geplaatst is, naar die mate is ook vaak de tegenwerking grooter. Gelukkig echter degene, die ook in dit opzicht geen vleesch ontziet. Ben merkwaardig voorval van getrouwheid vinden wij in het leven van den Utrechtschen leeraar Abraham van de Velde in 1674. Deze getrouwe dienaar van Jezus Christus had een burgemeester, die zich in dronkenschap verloopen had, gecensureerd. De burgemeester vergramde echter zoozeer op den predikant en op zijn ambtgenoot Johannes Teelink, dat hij genoemden leeraren op Zondagavond 29 Juli schriftelijk liet aanzeggen, dat zij de stad vóór zes uur des avonds en het gansche Sticht binnen vier en twintig uren moesten verlaten. Van de Velde, juist een kindje verloren hebbende, hetwelk nog onbegraven was, verzocht van den burgemeester uitstel van vertrek, totdat hij zijn kindje aan den schoot der aarde had overgegeven. Hij kreeg tot zijn smart echter de harde boodschap terug, dat hem zulks geweigerd werd, maar dat hij de mestkar van den burgemeester konde krijgen, om daarop zijn kind naar het graf te brengen. De predikant was dus genoodzaakt met zijn gestorven lieveling de stad te verlaten, doch de Heere, de God des hemels en der aarde, had het gezien en wilde het niet ongewroken laten en gaf zijne openlijke goedkeuring over de handeling van Zijnen getrouwen dienstknecht.
De burgemeester nu had zich ijlings naar zijne buitenplaats, die aan de Vecht gelegen was, begeven, alwaar hij wist, dat de leeraar met zijn dood kind voorbij moest varen, teneinde zich met dit gezicht en het bedrijven van eene goddelooze spotternij te vermaken. Als hij eenige oogenblikken angstig gewacht, en naar den man, dien hij verguizen wil, uitgezien heeft, komt eindelijk de predikant aangevaren. Doch — juist toen hij zich hiermede wilde vermaken, krijgt hij een toeval, valt op de plaats, waar hij stond, neêr en sterft na weinige oogenblikken. De timmerman, ziende dat de burgemeester ter neder stortte, riep den knecht. Ontsteld over dit voorval, nemen zij, om hun meester te vervoeren, hetgeen hun het eerst voor de hand kwam, en dit was juist de mestkar, welke de burgemeester had aangeboden om het kind van den predikant te begraven, en alzoo werd hij zelf op dezen kar nog dienzelfden dag dood binnen de muren van de oude bisschopsstad gebracht. De Heere betoonde op deze wijze, dat Hij zich de zaak van Zijnen dienstknecht aantrok en de goddeloosheid van den burgemeester op zijn eigen hoofd deed nederdalen.
Met den dood van den burgemeester was echter het vonnis van verbanning over Ds. van der Velde nog niet opgeheven. Daarom begaf deze zich tot Prins Willem III, de stadhouder die later ook koning van Engeland is geworden. De Prins onderzocht zijne zaak en liet hem later voor zich roepen, om hem, schijnbaar zeer verstoord, de navolgende vraag te doen: Hebt gij uwen burgemeester te Utrecht durven censureeren? Van de Velde antwoordt hierop: Dit vorderde mijn plicht, Uwe Hoogheid! De Prins vraagt daarop met schijnbare grimmigheid: Indien gij dan hier predikant waart, en ik maakte mij aan dronkenschap schuldig, zoudt gij mij dan ook censureeren? Van de Velde op zijne ééne knie vallende, gaf daarop den Prins ten antwoord: Ik wensch God voor Uwe Hoogheid gedurig te bidden, dat gij voor die zonde bewaard moogt blijven, maar indien Uwe Hoogheid, tegen alle vermaningen in, daartoe verviel en God mij die genade gaf, zou ik u ook moeten censureeren. Hierop veranderde de prins van toon en gelaat en hem bij de hand oprichtende, zeide hij: Mijn vriend, waar zulk een Van de Velde predikant is, moet geen burgemeester dronken zijn; ik hef uwe verbanning op. Wat verkiest gij nu, zal ik u weder te Utrecht predikant maken of wilt gij voor mij aldaar prediken ?
Van de Velde betuigde hierop: Welke macht ook op aarde aan Uwe Hoogheid gegeven is, zij heeft echter geen macht in de kerk om daarin leeraars aan te stellen, maar wel om die als voedsterheer te beschermen. Hoogst vereerend zal het mij evenwel zijn voor Uwe Hoogheid te prediken. Den 2den Juli 1675 reed Ds. van de Velde met den Prins in diens koets naar Utrecht, waar hij predikte en in zijn ambt hersteld werd. Waarlijk werd hier vervuld: Die Mij eeren zal Ik eeren, doch die Mij versmaden zullen licht geacht worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Gods vinger

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's