Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht des geloofs (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht des geloofs (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze slang, tusschen uw zaad en haar zaad, datzelve zal u den kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen,” zoo sprak Jehova in het paradijs, reeds dadelijk na den val des menschen. En zeker: die heerlijke woorden houden in de eerste openbaring van het vrijmachtig raadsbesluit Gods tot redding van verloren zondaren, maar in die woorden wordt toch ook bekend gemaakt, dat er een voortdurende strijd zal zijn tusschen het rijk des lichts en dat der duisternis; een strijd, waarin zeer zeker de eindoverwinning zal zijn aan de zijde van den alleen wijzen en machtigen Opperheer van het rijk des lichts, maar waarin toch ook de vorst der duisternis en zijne trawanten aan de onderdanen van het Licht onnoemelijk veel leeds zullen berokkenen. Was het dan wonder, dat de helvorst juist ten tijde van de komst van vorst Messias en even daarna een zoo groot mogelijke kracht ontwikkelde, om, kon het zijn, de ontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen tegen te gaan? En toch heeft de Heere zijne belofte bevestigd: „Maar nu, alzoo zegt de Heere, uw Schepper, o Jacob, en uw Formeerder, o Israël, vrees niet, want Ik heb u verlost. Ik heb u bij uwen naam geroepen, gij zijt Mijne. Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstroomen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden en de vlam zal u niet aansteken.” ’t Is waar: niet in eigenlijken zin is dit woord vervuld, maar in dien zin, waarin het was gesproken, zoodat hoe hoog de nood ook rees, de Heere den Zijnen steeds nabij was.
Zie het aan Stefanus, aan den man vol van geloof en van kracht, die onder het volk wonderen deed en groote teekenen (Hand. 6: 8). Geen der diakenen was met meer gaven toegerust en met meer ijver werkzaam, maar Stefanus genoot dan ook de eer, dat hij de eerste mocht zijn, die de prediking van het vervulde evangelie der zaligheid met zijn bloed verzegelde. Stel u hem voor, zooals hij in de kracht des Heeren redetwist met de wijzen uit de scholen der Libertijnen en Alexandrijnen en Cyreneërs; denk het in, hoe hij met vrijmoedigheid sprak tot den Joodschen raad en zonder aanzien des persoons het hun aanzeide: „Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en ooren, gij wederstaat altoos den Heiligen Geest, gelijk uwe vaders, alzoo ook gij,” en verwondert het u dan, dat de vijandschap van den vorst der duisternis zich in al haar woede tegen hem keerde en dat de onderdanen van dien vorst, hoewel uitwendig levende onder den band des verbonds, het teeken der besnijdenis in hun vleesch ontvangen hebbende, over hem knersten met hunne tanden en in duivelsche woede losbarstten? Immers ’t is hetzelfde, wat nog heden ten dage zoo dikwijls geschiedt! Maar Stefanus versaagde niet. Én de Heere liet hem niet alleen strijden. Te midden van de betooning van satanischen haat, zag Stefanus, vol zijnde des H. Geestes en de oogen naar den hemel houdende, de heerlijkheid Gods en den Koning van ’t Godsrijk staande aan den rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen. Was ’t niet, alsof hem daardoor zichtbaar werd herinnerd: „Ik ben met u, Ik ondersteun u met de rechterhand Mijner gerechtigheid? „Geen wonder dan ook, dat, hoe zeer de steenworpen zijner beulen het lichaam martelden, de ziel, vol blijdschap des geloofs, de ure dáár wist, dat ze voor eeuwig zou worden opgenomen tot Christus haar Hoofd en Stefanus met een gebed op de lippen voor zijne vijanden ontsliep. Aandoenlijk woord, ons in Hand. 7: 60 opgeteekend: hij ontsliep, terwijl het lichaam gemarteld werd. Zijn heengaan was een overgaan in beter leven, om de kroon der overwinning te ontvangen, aan al ’s Heeren getrouwen toegezegd. Ook voor hem was de dood verslonden lot overwinning! En in hem roept de Heere het aan allen, die strijden en lijden voor Zijn Naam en zaak toe: Wees getrouw tot in den dood en Ik zal u geven de kroon der heerlijkheid!
Satans woede werd niet het minst openbaar in de eerste dagen der Christelijke kerk, zeiden we. Zie het aan de vijandschap tegen de apostelen geopenbaard, die voor het getuigenis van Jezus’ Naam werden opgesloten in den kerker, aan de gevangenschap van Petrus, aan den dood van Jacobus den grooten: maar ook telkens weer zien we het: de Heere toont zich een helpend Ontfermer. We lezen in Hand. 5:19: de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen uit, zoodat zij, die des avonds waren opgesloten, den volgenden morgen weer in vrijheid het woord der behoudenis konden prediken; in Hand. 12 staat ons vermeld, hoe Petrus door een engel uit den kerker werd geleid, niettegenstaande hij aan twee krijgsknechten was vastgeklonken geweest, en vier wachten elk van vier krijgsknechten hem bewaken moesten; en hoewel Jacobus door Herodes met het zwaard was gedood (Hand. 12:2) bleek toch de kracht des geloofs in hen, die door den Heere waren uitverkoren tot zijne gezanten, doordat ze niet versaagden, maar volstandig bleven in het werk, waartoe ze geroepen waren. Trouwens, als de Heere roept, geeft Hij genade en kracht, om over alle bezwaren heen te zien en ziende op het gebod en blind in de toekomst Hem te volgen met volledige overgave des harten!
Hoe gaarne zouden we de geschiedenis van al de apostelen kennen tot aan hunnen dood toe, maar de Heere keurt het noodig dat we die niet kennen, ten minste niet met volle zekerheid. De overlevering zegt, dat ze allen, behalve Johannes, den marteldood zijn gestorven. Zoo wordt ons verhaald, dat Philippus in Phrygië is omgebracht. In de stad Heliopolis vond hij de inwoners zoo aan afgoderij overgegeven, dat ze een slang aanbaden. Maar door zijn arbeid werden velen tot het Christendom bekeerd, wat ten gevolge had, dat zelfs de aangebeden slang werd gedood. De overheden van de stad werden daardoor zoó vertoornd, dat ze Philippus in de gevangenis wierpen, daarna hem geeselden en eindelijk kruisigden.
Mattheus zou in Nadabar in Ethiopië wreedaardig zijn vermoord.
Markus de evangelist werd in Alexandrië verbrand, uadat men hem eerst met saamgebonden voeten door de straten der stad gesleept had.
Jacobus de zoon van Alfeus werd van de tinne des tempels geworpen en toen met knotsslagen gedood. Andreas werd gekruisigd, Petrus eveneens, maar met het hoofd naar beneden, Paulus met het zwaard gedood . Judas, de broeder van Jacobus, evenals Bartholomeus gekruisigd, Thomas met een speer doorstoken, Simon Zelotes aan het kruis geklonken en Lukas, de evangelist in Griekenland aan een olijfboom opgehangen.
Maar, zooals we zeiden, deze berichten zijn niet in alles betrouwbaar. Dit weten we: alle apostelen hebben in ’s Heeren kracht gearbeid tot aan het uur van hun verscheiden, en hoe dat verscheiden ook geweest zij, ze rusten van hunnen arbeid en hunne werken volgen met hen.
Zij het ons een gedurig onderzoek voor den Heere, of dat heerlijk woord ook eenmaal van ons zal kunnen worden getuigd!

D. (Doesburg) V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's

De kracht des geloofs (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1902

De Wekker | 4 Pagina's