Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op losse schroeven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op losse schroeven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de Synode der Geref. kerken te Arnhem is reeds heel wat discussie gevoerd over de vereeniging van de Theol. School met de Vrije Universiteit. Door de commissie van pracadvies in zake de opleiding werd een tweetal rapporten aan de leden der synode rondgedeeld.
Het eene rapport, onderteekend door prof. Noordtzij, Ds. Bouma, Ds. Scholten en ouderling de Leeuw, kwam na verschillende overwegingen tot de volgende conclusie:
„De Synode besluite het concept-contract met de annexe voorstellen en adviezen niet verder in behandeling te nemen, maar terzijde te leggen en over te gaan tot de behandeling van die voorstellen in zake de opleiding en toelating tot den dienst des Woords, welke alsnog beslissing vragen.” Uit dit rapport blijkt dat die praeadviseurs meenden, dat de Synode het best zou doen met thans aan heel de zaak der vereeniging niet te denken, althans de gedachte van het concept-contract te laten liggen.
Daartegenover stond het rapport van de andere praeadviseurs prof. Rutgers, Ds. van Schelven en de ouderlingen Golverdinge en Elshout. Dit rapport is zoo merkwaardig, zoo fijn gesponnen, zoo sophistisch beredeneerd, dat wij niet nalaten kunnen er onzen lezers iets van mede te deelen. Het rapport behandelt de vraag, hoe het beding van 1892: de handhaving der eigen inrichting tot opleiding van predikanten, beschouwd moet worden, en zegt dan het volgende :
Op zichzelf is eene generale Synode natuurlijk volkomen bevoegd, in zake theologisch onderwijs en opleiding zulke regeling te maken, als haar het beste voorkomt; ook met wijziging van besluiten eener vorige Synode. Indien de kerkelijke vereeniging van 1892 niet was tot stand gekomen, zou eene daarna gehouden Synode der Christelijke Gereformeerde kerk, zonder iemands tegenspraak, volkomen bevoegd zijn geweest, het besluit, dat hare Leeuwarder Synode van 1891 in zake de Theol. School genomen had, weder in te trekken of te wijzigen; ook met eene meerderheid die even klein was, als waarmede het besluit was genomen. Niemand zou er dan aan gedacht hebben, het besluit van 1891 als een soort van „eeuwig edict” daartegen in den weg te leggen. En datzelfde zou ook nog het geval zijn geweest, wanneer in 1892 de Nederduitsche Geref. kerken of wel alle hare leden, individueel in de Christelijke Gereform. kerk waren opgenomen. Dat de zaak thans anders staat, heeft zijn grond hierin, dat in 1892 twee kerkengroepen als zoodanig vereenigd zijn en dat die twee kerkengroepen als zoodanig in zake de opleiding het niet eens waren. De Ned. Geref. hadden reeds jaren te voren uitgesproken, dat de kerken, „in eene Vrije Universiteit op Geref. grondslag de meest gewenschte inrichting hadden te erkennen voor de opleiding van hare aanstaande leeraren” en zij hadden hieraan zooveel beteekenis gehecht, dat zij lang gearbeid hadden om ook de Chr. Geref. kerk voor die opvatting te winnen, zelfs al werd de kerkelijke vereeniging daardoor vertraagd. En de Chr. Ger. kerk had als beginsel uitgesproken dat „de kerken zelve eene inrichting moeten hebben voor de opleiding harer dienaren, althans wat de godgeleerde vorming betreft.”
Daaruit volgde, dat, indien de kerkelijke vereeniging in 1892 zonder eenige bepaling te dien aanzien was tot stand gekomen, de kleine meerderheid, waarmede de Chr. Ger. kerk zich vóór het behoud harer eigene inrichting had uitgesproken, in de vereenigde kerken eene minderheid zou geworden zijn en dus de Theol. School kon schijnen gevaar te loopen. Daarom was toen bij de vereeniging als voorwaarde gesteld, niet dat men van de eene of andere zijde de eigene overtuiging in zake theol. onderwijs en opleiding zou verloochenen, maar dat zoowel de opleiding aan de eigen inrichting der Chr. Geref. als de opleiding langs den weg van vrije studie, waaraan de Ned. Geref. de voorkeur gaven, beide behouden zouden blijven, zoodat gelijk de beiderzijds geteekende verklaring het uitdrukte, de bestaande toestand daarmede beiderzijds aanvaard werd.”
Tot zoover gaat alles goed. Zelfs wordt in dit gedeelte van het rapport verklaard, dat het beding van de eigen inrichting door de Synode der Chr. Ger. kerk werd gemaakt, opdat na de vereeniging de Theol. School geen gevaar zou loopen. Bovendien verklaren de praeadviseurs:
„Er bestaat hier bij de gezamenlijke kerken eene tweeledige zedelijke verplichting, die met nauwgezetheid moet worden nagekomen.”
Hoe men echter denkt over het nakomen dier zedelijke verplichting of liever hoe men ze denkt krachteloos te maken, blijkt uit de volgende redeneering:
Intusschen zal wel niemand beweren, dat die verplichting ten eeuwigen dage blijft gelden 1). In Gereformeerde kerken is elke bepaling, die menschen gemaakt hebben, vatbaar om gewijzigd te worden, en is enkel Gods Woord onaantastbaar. Wie eene door menschen gemaakte bepaling onaantastbaar zou willen noemen, zou haar feitelijk met Gods Woord gelijkstellen en daarmede ten slotte dat Woord inderdaad te niet doen.”
Hier mogen wij wel even stilstaan. In Gereform. kerken is elke bepaling, door menschen gemaakt, vatbaar voor wijziging. Nu dat is in de Chr. Ger. kerk ook het geval. Doch wat er van te zeggen, als die bepaling door menschen gemaakt, eene plechtige belofte is, voor het aangezicht des Heeren afgelegd ? Wat er van te denken, als die bepaling is „eene zedelijke verplichting die met nauwgezetheid moet worden nagekomen?” Is dan zulke zedelijke verplichting ook voor wijziging vatbaar? Volgens het oordeel dier rapporteurs mag dat in de Geref. kerken wel. Och, wat zijn de Chr. Gereformeerden die in 1892 besloten met de Ned. Gereformeerden te vereenigen, toch onnoozel geweest. Zij meenden zoo goed te waken voor de belangen der Theol. School; zij stelden als beding: de handhaving der eigen inrichting tot opleiding, zij oordeelden de zaak zoo veilig verzekerd te hebben, maar zij begrepen niet, dat hun beding straks door redeneering zou omver gestooten worden.
Zij dachten een contract te maken, waarop het huwelijk gesloten werd, en het is maar eene menschelijke bepaling, die straks weer gewijzigd kan worden. Lees slechts, wat die praeadviseurs verder schrijven :
„Daarom is ook zeker te betreuren, dat men van de genoemde voorwaarde (n.l. behoud van de Theol. School) wel eens gesproken heeft, alsof zij een voortdurend geldend „beding” was 1), waaraan, evenals bij een contract tusschen twee partijen, de vereenigde kerken zouden verbonden zijn, totdat beide partijen er in bewilligden het buiten werking te stellen. Immers, behalve dat het bestaan van zulk een beding in Gereformeerde kerken ongeoorloofd zou zijn, zelfs met betrekking tot bepalingen in de kerkenordening of in de formulieren van eenigheid, zou het in dit geval zelfs niet eens mogelijk zijn, dat het „beding” ooit werd losgelaten, want de twee partijen, die het bij contract zouden gesteld en aanvaard hebben, zijn juist door de kerkelijke vereeniging in hare tweeheid verdwenen. Indien de bedoelde voorwaarde een,, beding” was, in den zin, dien het woord nu eenmaal heeft, zou er inderdaad niet aan te ontkomen zijn, voor dat alle onze kerken of zelfs alle hare leden, tot den laatste toe, in die opheffing bewilligd hadden.”
Wat zal prof. Lindeboom hebben opgezien, toen hij dit las. Wat zullen vele voormalige Christ. Gereformeerden ontzet staan als zij dit rapport onder de oogen krijgen. Zij waren zoo eenvoudig in 1892 en dachten: een beding is een beding. En nu lezen zij: „Indien de bedoelde voorwaarde een „beding” was, in den zin, dien het woord nu eenmaal heeft, enz.” De voormalige Chr. Ger. Synode bedong wel als voorwaarde bij de vereeniging: het behoud der school, maar dat beding was geen voortdurend geldend „beding”, welneen, latere synoden konden het weer wijzigen. Hadden de doleerenden in 1892 dit den Chr. Gereformeerden maar duidelijk uitgelegd, toen zij dachten hunne Theol. School te verzekeren.
Prof. Lindeboom zwom in de fuik, doch wie zou gedacht hebben, dat die fuik zóó slim gesteld was. Zoo werd alles op losse schroeven gezet wat in 1891 de Leeuwarder Synode stelde als voorwaarde tot vereeniging, En nu mag misschien uit vrees voor scheuring de vereeniging van Theol. School en Vrije Universiteit nog wat worden uitgesteld, de mannen van de actie van 1834, gelijk zij van zekere zijde genoemd worden, kunnen er op rekenen dat hun actie van 1891 en 1892 tot verzekering van hunne Theol. School geen verplichting oplegt, die voortdurend geldende kracht heeft. Als b.v. 3/4. van de synodeleden stemmen voor de vereeniging. van Theol. School en Universiteit, mag gerekend worden, dat de voormalige Christ. Geref. van gevoelen veranderd zijn en. de verandering van het „beding tot handhaving der eigen inrichting” gewenscht wordt. Ds. van Andel noemde zich een wachter van het beding doch,, vergeefs o wachter is uw vlijt,” want uw beding blijft niet ten eeuwigen dage gelden. Wat moet dit rapport pijnlijk geweest zijn voor hen, die meenden zoo goed gewaakt te hebben bij de vereeniging van 1892 door het stellen van hun beding. Mocht de Heere nog veler oogen openen en vele oude broeders doen wederkeeren tot de paden der vaderen, bij het zien hoe zelfs de plechtigste bedingen na enkele jaren op losse schroeven worden gezet.

1) Wij cursiveeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Op losse schroeven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1902

De Wekker | 4 Pagina's