Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht des geloofs (XVIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht des geloofs (XVIII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het heidensche Rome heeft ontzettend veel te verantwoorden voor al ’t bloed, dat er vergoten is van hen, die om de vrees voor de onteering van des Heeren Naam niet wilden buigen voor de afgoden, maar ook het Christelijke Rome heeft in dezen niet minder op zijn rekening. Zeker, het heidensche Rome is een Christelijk Rome geworden, maar ’t gif der ketterij sloop zoo spoedig in en woekerde zoo welig voort, dat zij, die waarlijk den Heere kenden en gaven en genade ontvingen, om voor de zuivere waarheid pal te staan, al betrekkelijk spoedig van de haat en vervolging der zoogenaamde Christenen te lijden hadden; en waarlijk niet minder dan van de woede der heidenen!
Maar loopen we de geschiedenis niet vooruit!
Sedert het jaar 306 regeerde in Brittannië, Gallië en Spanje Constantijn, zoon en opvolger van Constantius Chlorus. Evenals zijn vader was hij den Christenen gunstig gezind. Ongeveer in dienzelfden tijd was echter in Italië keizer geworden Maxentius, een woest, bijgeloovig mensch, die zich zelven tot keizer had opgeworpen, hoewel hij van lage afkomst was. In den eersten tijd van zijn bestuur verdroeg ook hij de Christenen, maar later begon hij hen te vervolgen op hevige wijze.
In 312 ondernam Constantijn een veldtocht tegen zijn medekeizer en wilde aan diens bloedvergieten een einde maken. Maar het leger van Maxentius was veel talrijker dan dat van Constantijn en daarom bekroop de vrees wel eens het hart van den laatsten, want zeer goed begreep hij het: het einde van den strijd zou zijn òf uitbreiding, òf vernietiging van zijn eigen macht. Nu had hij in zijn leger vele Christelijke soldaten en overheden, die den Heere aanriepen en smeekten, dat de overwinning mocht zijn aan de zijde van hem, die het volk des Heeren beschermde.
In zijne vreeze riep Constantijn zelve ook den God der Christenen aan, hoewel hij Hem niet kende, en werd op wonderlijke wijze verhoord. De kerkvader Eusebius, die deze geschiedenis heeft neergeschreven, zegt, dat hij zelve de waarheid ervan nooit had kunnen gelooven, had hij het verhaal niet uit ’s keizers eigen mond gehoord, die de waarheid er van met een duren eed bekrachtigde, ’t Verhaal komt hierop neer:
„Toen Constantijn des middags te drie ure zich op de knieën had geworpen om den Heere te vragen om de overwinning, verscheen er plotseling in den hemel een kolom van licht in de gedaante van een groot kruis, waar boven de woorden stonden: In hoc signo vinces, d.w.z. in dit teeken zult gij overwinnen! Constantijn was sprakeloos van verwondering, hij en heel zijn leger. Eerst wist hij niet wat daarvan te danken. Maar des nachts verscheen Christus hem met een kruis in de hand en geef hem het bevel dat teeken in zijn krijgsbanier te plaatsen. Hij deed dit en door dit teeken aangemoedigd streden zijne soldaten als leeuwen.” Tol zoover ’t verhaal van Eusebius.
We zullen die verschijning maar op haar plaats laten; ’t komt ons een weinig apocrief voor dat de Heere Jezus zich zoo aan den keizer zou hebben geopenbaard, maar een ding weten we uit de geschiedenis: het leger van Maxentius werd totaal verslagen en Constantijn werd keizer over heel ’t Westen. In ’t Oosten regeerde zijn zwager Licinius met Maximinus als mederegent. Constantijn en Licinius vaardigden nog in 312 een edict uit, waarin aan ieder volkomen vrijheid werd gelaten den Christelijken godsdienst te belijden, Maximius, een dweepziek heiden, onderwierp zich eerst aan dat besluit, doch bond weldra den strijd aan tegen Licinius, maar werd volkomen verslagen en bracht zich zelven om het leven. Ook Licinius was het niet van harte eens met het edict van 312. Ook hij verbond zich later met de heidensche partij in ’t keizerrijk, waarvan ’t gevolg was, dat het in 322 tot een strijd op leven en dood kwam tusschen de partij van ’t heidendom en die van ’t Christendom, waarin de laatste een glansrijke overwinning behaalde, zoodat Constantijn alleenheerscher werd in heel het Romeinsche rijk. Dat dit tot groot voordeel was, althans voor het uitwendige, voor ’t Christendom, is zeer licht te verstaan. Wel verbood Constantijn de heidensche godsdienten niet, hij beperkte alleen de uitoefening van hare eerediensten, door al wat daarin onzedelijk was te verbieden, maar hij bevorderde toch zeer de uitoefening van den Christelijken eeredienst. Heidensche tempels, die leeg stonden, gaf hij aan de Christenen in gebruik; waar geen tempels leeg stonden, liet hij kerken bouwen en begiftigde die met goederen, die den Romeinschen staat behoorden en zoo was hij werkzaam om het den Christenen zoo aangenaam en gemakkelijk mogelijk te maken.
Ook zijne moeder Helena was den Christenen zeer genegen en deed wat in haar vermogen was om hen te begunstigen. Maar ze was ook niet weinig bijgeloovig. Op haar reis door het heilige land liet ze zich in den Jordaan doopen, ze kocht onderscheiden voorwerpen op, die in haar oog heilig waren, o. a. de nagels, waarmede Christus aan het kruis gehecht was; ze liet een prachtige kerk bouwen op de plaats, waar men zeide, dat het heilige graf was geweest, ook een te Bethlehem op de plaats der geboorte en nog een op den Olijfberg en zoo toonde ze in ruime mate haar bijgeloof.
Constantijn voelde zich in Rome niet op zijn plaats. De machtigste familiën bleven aan ’t heidendom hechten, en de keizer kon ’t daarom niet met hen vinden. Daarom verlegde hij zijn zetel naar ’t oude Byzantium en bouwde er een stad, die hij Nieuw-Rome noemde en waaraan het volk zijn naam: Constantinopolis gaf.
Zeer onderscheiden is Constantijn beoordeelt. Ongeloovige schrijvers zeggen, dat zijn overgang tot het Christendom niet meer was dan een staatsgreep, om zich meester te maken van ’t gezag van heel Rome. Zij die alles willen goed noemen, wat maar den naam van Christen draagt, roemen hem als een heilige: en zoo is ’t moeilijk een oordeel te vellen. Dit staat vast: hij deed in zijn leven veel, wat niet met ’t wezen van ’t Christendom overeenkomt, maar die daarom geheel veroordeelen wil, moet ook David schrappen van de lijst der geloovigen en verstaat er niets van, hoe de schrijver van dan Hebreërbrief Simson onder de geloofshelden kan rangschikken; maar kent ook zijn eigen hart niet. Want die dat laatste eenigermate kent, veroordeelt niet zoo spoedig een ander!
Kort voor zijn dood liet Constantijn zich doopen. Na dien tijd droeg hij niet meer het keizerlijk purper maar is in het witte doopgewaad ontslapen in 337.

D. (Doesburg) V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1903

De Wekker | 4 Pagina's

De kracht des geloofs (XVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1903

De Wekker | 4 Pagina's