Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onzuivere bestrijding (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onzuivere bestrijding (II)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tweede aanhaling uit Calvijn’s Institutie (IV, 16, 20) moet dienen om de onderstelde wedergeboorte bij den Doop te bewijzen, doch ook hier is v. S. niet gelukkig. v. S. schrijft: „Ook al houdt men staande, dat de doop der kinderkens ook doelt op een openbaring van hun geloof en berouw, die eerst later komen kan, wat belet dit om te meenen, dat het zaad des geloofs en der boete, dat eerst later in vaste vormen kan opschieten, toch nu reeds door eene verborgen werking van den H. Geest in hun binnenste is ingelegd.”
Buiten het verband beschouwd, lijkt dit al aardig de meening van v. S. te begunstigen, doch zien wij eerst wat Calvijn bedoelt. Calvijn bestrijdt in cap. 16, 20 de wederdoopers die als tegenwerping inbrengen dat de kleine kinderen nog geen geloof en bekeering kunnen openbaren, terwijl toch de Doop een sacrament der bekeering en des geloofs is. Calvijn wijst nu eerst op de besnijdenis onder het Oude Verbond, welke ook een sacrament der bekeering en des geloofs was en de besnedenen verplichtte tot dooding van hunne verdorvene en verontreinigde natuur, en hoewel nu ook de kleine kinderen uit Israël geen geloof en bekeering konden openbaren, toch had God bevolen hen te besnijden. Zoo ook, zegt Calvijn, worden de kinderkens gedoopt tot bekeering en geloof, dat eerst later komen kan, maar kan daarom niet reeds het zaad des geloofs en der boete in het harte zijn gelegd, door de verborgen werking des Heiligen Geestes? Wie zou het onder ons niet eens zijn met dat woord van Calvijn? Ook kleine kinderen sterven zonder ooit geloof en bekeering geopenbaard te hebben, maar kan God niet op verborgen wijze door Zijn Geest het zaad der genade in het hart hebben gelegd? Dat Calvijn echter niet wil weten van eene onderstelde wedergeboorte bij den Doop, blijkt verder als hij juist in hetzelfde aangehaalde cap. 16, 20 zegt: „Waaruit de wederdoopers besluiten dat de Doop alleen gegeven moet worden aan degenen die tot zulke gaven (geloof en bekeering) bekwaam zijn, maar wij mogen hiertegen wederom zeggen, dat men dan ook de besnijdenis, waardoor de wedergeboorte beteekend wordt, aan geen anderen had behooren toe te brengen dan alleen den wedergeborenen.” Calvijn bestrijdt dus degenen die als v. S. zeggen en schrijven: dat alleen behoort gedoopt te worden wat op de lijn der verkiezing en wedergeboorte ligt. Op zulk eene onzuivere bestrijding gaan wij dan ook niet verder in en constateeren ten slotte alleen nog dat ons schrijven over het sacrament des Doops ten duidelijkste heeft doen uitkomen dat v. S. en met hem velen in de Gereformeerde kerken leeren:
1° dat alleen behoort gedoopt te worden wat op de lijn der verkiezing ligt.
2° dat ieder gedoopt kind daarom verondersteld wordt wedergeboren te zijn, hoewel men weet dat velen geroepen en weinigen uitverkoren zijn.
3° dat het verbond met Abraham en zijn zaad alleen doelt op het uitverkoren zaad, en dat Abraham, besnijdende allen die in zijn huis waren, ook de met geld gekochten, dit alleen deed „onderstellende dat uit het verband, waarin zij tot hem stonden, de geestelijke zegen ook over hen kon komen.”
4° dat v. S. dáárom alle kinderen der gemeente doopt, omdat hij de gave niet bezit om de uitverkorenen te onderkennen, en hij dus allen doopt om de uitverkorenen te treffen. Wist v. S. wie uitverkoren zijn, dan bediende hij alleen aan hen den H. Doop.
en eindelijk 5° wat v. S. letterlijk neerschrijft: „de genademiddelen [H. Doop (kinder- en volwassenendoop), H. Avondmaal en Bediening des Woords] zijn doeltreffend om genade toe te voeren, alleen bij de uitverkorenen”, alzoo zijn dus de Sacramenten vervoermiddelen van de genade bij de uitverkorenen.
Tegenover hetgeen v. S. schrijft over de „oppervlakkige meening” van D. B. mogen wij de stelling: de sacramenten doeltreffend om genade toe te voeren, wel als „uit de diepte.” komend beschouwen. Zoo diep gaan de Christ. Gereformeerden niet, die van geen „doopsgenade”, zooals de Lutheraan in Duitschland zegt, willen weten. Wij blijven ons dus houden aan ons doopsformulier: dat de H. Doop dient om Gods verbond te verzegelen en niet om onderstelde genade in den wortel, of wedergeboorte die jarenlang bij een goddeloos wereldsch leven sluimeren kan, te verzegelen. Van zulk een doopsleer zijn wij niet gediend.

D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1903

De Wekker | 4 Pagina's

Onzuivere bestrijding (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1903

De Wekker | 4 Pagina's