Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht des geloofs (XVIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht des geloofs (XVIII)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben de vorige maal even gezien op het ontstaan van het pausdom en zagen daarbij, dat hoogmoed en heerschappij voeren voorname factoren waren, waardoor de schijnbaar zoo nederige bisschoppen van Rome gedreven werden. In ’t vervolg van den tijd werd dat er niet beter op. Ten bewijze daarvan zouden we vele voorbeelden kunnen bijbrengen, maar willen alleen een enkel zeer sterk sprekend bewijs noemen. Van 1073 tot 1085 heerschte op den pauselijken stoel een man, die door vele deugden uitblonk, maar onverzadiglijk eer- en heerschzuchtig was en den naam had aangenomen van Gregorius VII. Van zeer geringe afkomst, had hij zich weten op te werken in den priesterstand en was eindelijk kardinaal geworden en als zoodanig de raadsman der pausen. Toen hij zelf tot paus was verkozen, was het zijn streven, de pauselijke macht boven elke wereldlijke macht te verheffen en zelfs koningen en keizers voor zich te doen buigen. Om dit doel te bereiken, liet hij door de kerkvergaderingen bepalen:
1. dat alle geestelijken ongehuwd moesten blijven (het coelibaat); 2. dat geen geestelijk ambt voor geld mocht worden gekocht, een misbruik, dat simonie wordt genoemd naar aanleiding van Handelingen 8:9—24; en 3. dat geen geestelijk ambt uit de hand van een leek, al was ’t ook een keizer of koning mocht worden aangenomen! Vooral door de laatste bepaling kwam Gregorius in twist met de vorsten, vooral met den keizer van Duitschland, die medezeggingschap wilde houden in de benoeming der bisschoppen. Gregorius noemde ’t gezag van den paus gelijk aan het licht van de zon en ’t gezag van de vorsten gelijk aan het licht der maan, dat aan de zon is ontleend, en zeide daarom die vorsten te kunnen aanstellen en afzetten naar zijn welgevallen. In zijn tijd was Hendrik IV keizer van Duitschland, die het om velerlei oorzaken met zijne leenvorsten niet te best kon vinden. Die vorsten zochten hulp bij den paus en daar ook Gregorius met Hendrik in onmin leefde over de bovengenoemde derde bepaling, en daar Hendrik niet wilde toegeven, sprak de paus eenvoudig den banvloek over Hendrik uit, waardoor al zijne onderdanen van hun eed van gehoorzaamheid werden ontslagen, zoolang die ban duurde. Hendrik was daardoor met machteloosheid geslagen en toog naar Italië, om zich voor Gregorius te verootmoedigen. In den barren winter van 1077 trok Hendrik de Alpen over, alleen vergezeld van zijn trouwe gade en hun eenig zoontje. Gregorius vertoefde juist op het kasteel van Canossa nabij Reggio. Toen Hendrik zich daar aanmeldde liet de paus hem drie dagen voor de poort wachten en ontsloeg hem eindelijk van den ban, waarop Hendrik in zijn waardigheid werd hersteld.
Duidelijk zien we hieruit de groote macht en invloed van den paus, dat een machtig keizer als Hendrik IV drie dagen blootvoets en in een dun boetekleed gehuld aan de poort van ’t kasteel wilde wachten om boete te doen voor zijne ongehoorzaamheid aan de pauselijke bevelen! Onwillekeurig komt de vraag bij ons op: Is dat naar het voorbeeld van den Heere Jezus, van wien de pausen zich de stedehouders op aarde durven noemen? Of lijkt het niet veel meer, dat ze doen naar ’t voorbeeld van Satan den grootsten bestrijder van ’t Godsrijk op aarde?
Nog grooter was echter de woede der pausen tegen degenen, die hun geestelijk gezag niet wilden erkennen en protesteerden tegen de vele dwalingen, die langzamerhand in de kerk inslopen. Al wie dat durfde bestaan, werd eenvoudig uitgemaakt voor een ketter en aan ’t zwaard van den beul en ’t vuur van den brandstapel overgegeven. Duizenden bij duizenden werden alzoo op last van de pausen en hunne legaten omgebracht; duizenden bij duizenden, die den Heere in oprechtheid vreesden, toonden de kracht des geloofs door onbezweken pal te staan voor de zuivere waarheid naar Gods Woord en trotseerden alle pijniging! Van die duizenden zullen we enkele voorbeelden aangeven en zien dan eerst op de martelaren voor en dan op die na de gezegende kerkhervorming.
In de eerste plaats moeten dan zeker genoemd worden de Albigenzen, die in het zuiden van Frankrijk woonden, in de landstreek, die Albi heette. Ze streden tegen de leer der Roomsche kerk en werden daarom in den ban gedaan. Toch wilde paus Alexander III toonen, dat hij tot verzoening geneigd was en zond van zijne geleerdste priesters naar de Albigenzen, om hen van de waarheid der Roomsche leer te overtuigen. Maar een der leeraars van Albi, Arnold geheeten, wist in een twistgesprek al de bewijzen van die priesters te ontzenuwen en op grond van Gods Woord de waarheid der evangelische leer zoo klaar voor te stellen, dat velen van Rome afvallig werden en zelfs edelen en machtigen zich bij de Albigenzen aansloten. Onder de laatsten moeten vooral genoemd worden graaf Raymond van Toulouse en graaf Raymond van Foix, die de lijdende broeders langen tijd beschermden. Ook paus Innocentius III zond zijne legaten naar Albi om de ketters te bekeeren, maar ook om bij onbekeerlijkheid hen over te leveren aan den wereldlijken rechter, opdat ze ter dood zouden worden gebracht. Een van die pauselijke gezanten, die alles behalve zachtmoedigheid toonden, werd in het gebied van graaf Raymond van Toulouse vermoord. ’t Spreekt wel haast van zelve dat de schuld op den graaf van Toulouse werd geworpen en de Roomsche priesters beweerden, dat de onbekeerlijkheid der ketters door deze daad duidelijk aan ’t licht kwam, waarom dan ook een algemeene verdelgingsoorlog werd gepredikt. De paus gaf zijne toestemming tot een kruistocht tegen de Albigenzen en bepaalde dat elk, die aan dien kruistocht deel nam, volle vergeving van alle zonden ontving, welk een groot zondaar hij ook geweest was. Een leger van 300000 soldaten trok weldra naar de landstreek Albi op!

D. (Doesburg) V.

NB. De lezers zullen begrijpen dat door eene vergissing stuk XVII is geplaatst als XVI en XVI als XVII.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1903

De Wekker | 4 Pagina's

De kracht des geloofs (XVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 februari 1903

De Wekker | 4 Pagina's