Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een teeken des tijds

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een teeken des tijds

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tijden die wij beleven zijn ernstig, en de gebeurtenissen van de laatste weken hebben bij vernieuwing aangetoond hoezeer het beginsel: Ni Dieu, ni maître, dat is: „Noch God, noch meester” in onze dagen al meer en meer de overhand krijgt. Voor dengene die let op de teekenen der tijden wordt het al meer en meer duidelijk hoe de aanwassende stroom van het ongeloof zich op al de verhoudingen der maatschappelijke orde werpt, om, indien mogelijk, dezelve om te keeren. Tot zulk eene omkeering is het dan ook in betrekking tot de verhouding van heer en knecht reeds gekomen, waar werkgevers zich buigen moesten niet voor het recht, maar voor de macht van de werknemers. Geen wonder dan ook dat een socialistisch blad een hoogdravenden juichtoon laat hooren, en dan zoo veelbeteekenend zegt: „Nog heeft de leeuw slechts zijn klauw getoond, in volle kalmte en zelfbeheersching opstaande, heeft hij nog slechts laten vermoeden, wat hij vermag, als hij zijn volle kracht ontketent. De heeren zullen wèl doen, daarmede in het vervolg wat rekening te houden, de werkgevers niet alleen, maar ook de regeerders en hun vrienden. Want de kracht thans ontplooid, zal door ’t behaalde succes worden versterkt.” Zoo gaat dat blad voort en laat niet onduidelijk doorschemeren dat bij de werkstakingen der laatste weken gebleken is dat de macht berust bij het volk, dat wil zeggen bij het ruw geweld, dat zich om God noch Zijn gebod bekommerende, slechts vraagt naar hetgeen opgezweepte hartstocht ingeeft. Uit alles is dan ook van achteren gebleken dat heel ons vaderland feitelijk vier en twintig uren lang geregeerd werd door de socialisten, die zich als leiders opwerpende, de arbeiders aan hunne bevelen deden gehoorzamen. „De Nederlander” sprak dan ook van anarchie en betoogde dat in de omstandigheden, als wij nu beleefd hebben, feitelijk een klein groepje mannen heel Nederland in zijn macht had. Het blad schrijft dan: „Wij hebben te doen gehad met eene revolutie, waarbij meer dan ooit macht ging boven recht. Dat deze toestand rechtens onhoudbaar en bovendien voor den staat zelf levensgevaarlijk is, springt in het oog. Zonder verkeersmiddelen kan geen maatschappij bestaan. De socialisten kunnen er zich dan ook op beroemen gedurende eenige uren in Nederland een dictatorieele macht te hebben uitgeoefend. Zij hebben over ons den baas gespeeld.” Zoover ging het dan ook dat in het station te Haarlem niet de stationchef, maar het socialistische kamerlid Hugenholtz de bevelen gaf en het spoorwegpersoneel alleen de bevelen van dien indringer, die daar niets te zeggen had, gehoorzaamde. Te Groningen zelfs stond de ochtendsneltrein met aangebrachte versiering gereed tot vertrek. Een soort van krans van roodpapieren rozen vertolkte het socialisme van den machinist. Toen een opzichter zeide: „Dat ding zal er af,” antwoordde de machinist: „Als je ’t er afhaalt, haal je er mij ook af,” zoodat de opzichter het socialistische vertoon er niet af durfde halen en de trein met het roode teeken vertrok. De verhouding is dus omgekeerd, het gezag is verplaatst en zij die ondergeschikt waren hebben getoond dat zij de baas zijn en zich niet laten regeeren.
Treurig teeken des tijds. Het ontzag voor de overheid, de eerbied voor degenen die over ons gesteld zijn begint hoe langer hoe meer te ontbreken en de revolutie toont zich op allerlei gebied. Dat is de vrucht van het ongeloof, van de zoo hoog geroemde neutraliteit op godsdienstig gebied, welke straks zal ervaren dat die wind zaait ook storm zal oogsten. En die geest des tijds, die minachting voor overheid en allen die over ons gesteld zijn, openbaart zich op allerlei gebied. Zelfs in de kerk des Heeren dringt zij in. Handelt een kerkeraad niet naar den zin van een of meer leden, men maakt oppositie, veracht de godsdienstoefening, houdt zijne gaven in voor den dienst des Heeren, in één woord, men maakt revolutie en wil het gezag verplaatsen. Geen overheid in het land en in de kerk des Heeren, geen eerbied meer voor de ordinantiën Gods, ziedaar het teeken des tijds. Hoe velen zijn er die zich in onze dagen niet meer honden aan hetgeen art. 31 van de Nederlandsche geloofsbelijdenis zegt: „Daarenboven, opdat de heilige ordinantie Gods niet geschonden worde of in verachting kome, zoo zeggen wij, dat een ieder de Dienaren des Woords en de Ouderlingen der kerk in zonderlinge achting behoort te hebben om des werks wil, dat zij doen, en in vrede met hen te zijn, zonder murmureering, twist of tweedracht, zooveel mogelijk is.”
Hoe donker echter de tijden ook zijn, Christus zal Zijne kerk in stand houden. Al dat woeden tegen den Heere en Zijn Gezalfde, dat strijden tegen de waarheid en ordinantiën Gods, zijn slechts de stuiptrekkingen van den slang wiens kop reeds verpletterd is en die nu, wetende dat zijn tijd kort is en hij straks voor eeuwig zal geketend zijn in de buitenste duisternis, alles aanwendt om te verwoesten en te verstoren, zoolang dit hem toegelaten wordt.
Een groote troost is het echter voor Gods kinderen, dat waar de menschen het werk staken, de Heere het werk niet staakt. Hij laat niet varen het werk Zijner handen. Hij blijft de Getrouwe voor allen die Hem vreezen. Hij moge zich soms verbergen voor een tijd en in den strijd Zijn volk schijnbaar alleen laten, Hij doet ook op Zijn tijd het licht weder over hen opgaan en bevestigt dan Zijn Woord:

God die helpt in nood
Is in Sion groot,
Aller volken macht
Niets bij Hem geacht.

Gelukkig degene, die bij het woeden der volken, bij den strijd onzer dagen en bij den nood der tijden, den goeden strijd des geloofs mag strijden en een toevlucht kent bij dien God, die eenmaal hen zal bespotten die nu roepen: Laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpen. Bandeloosheid moge op vrijheid gelijken, het is de ware vrijheid niet.

D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1903

De Wekker | 4 Pagina's

Een teeken des tijds

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1903

De Wekker | 4 Pagina's