Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veelbeteekenend opschrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veelbeteekenend opschrift

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden”.Joh. 19:19b.

Jezus door Pilatus onschuldig verklaard, is ten laatste toch door den Romeinschen stadhouder, op aanhouden van het Joodsche volk, tot den kruisdood veroordeeld. Het vreeselijk vonnis wordt aan den Onschuldige voltrokken en Jezus wordt tusschen twee moordenaars op Golgotha gekruist. En opdat ieder zou kunnen zien wie de middelste van die drie kruiselingen is, heeft Pilatus Zijn naam en daarbij ook Zijne beschuldiging boven Zijn hoofd geplaatst, en dat nog wel in drie verschillende talen. Volgens Lukas het Grieksch, als de taal der geheele wereld, bovenaan, daaronder het Latijn, als de taal van Rome, en ten laatste het Hebreeuwsch, als de taal van het Joodsche volk. Johannes volgt in zijne opgave meer de oudheid der talen: Hebreeuwsch, Grieksch, Latijn. Tegen dit opschrift door Pilatus geschreven komen de Joden in verzet, doch trachten te vergeefs den stadhouder te bewegen, hierin wijziging te brengen. Zeer goed begrijpen zij, dat in dit opschrift, gelijk Pilatus dit schreef, hun Messiasverwachting getroffen wordt. Doch daar is het juist Pilatus om te doen. Daarom wil men dat Pilatus er van zal maken, dat Jezus dit gezegd, dat Hij wederrechtelijk zich dien titel aangematigd heeft, en niet dat Hij der Joden Koning is. Maar wat Pilatus heeft geschreven, dat blijft geschreven. De man die anders zoo toegeeflijk was, is nu op eens zoo beslist en onverzettelijk geworden, dat hij niet te bewegen is om aan het verlangen der overpriesters te voldoen.
Wonderbaar is ook hierin de leiding Gods. Wat Pilatus als een smaadschrift boven Jezus’ hoofd plaatst, is de rijkste eeretitel welke aan Jezus kan worden toegekend. Koning is Hij in den waren zin van het woord. Als Koning is Hij van eeuwigheid gezalfd. Als Koning is Hij beloofd, door Gods heilige profeten, die onder de oude bedeeling Zijne komst hebben voorspeld. Als Koning heeft de Heere zich geopenbaard en voor Pilatus verklaard, dat Hij daartoe geboren en in de wereld gekomen was, ofschoon zijn Koninkrijk niet was van deze wereld. Koning is Hij, niettegenstaande al den smaad Hem aangedaan, al het lijden en de vernedering over Hem gekomen. Reeds vóór Zijne geboorte heeft een engel uit den hemel Hem als Koning geproclameerd. En nooit is een aardsch vorst de eer te beurt gevallen van Israëls Koning Wiens eer en grootheid door Gods engelen op aarde bezongen is. Koning zal Christus zijn tot in eeuwigheid, en Zijn Koningrijk zal geen einde hebben. Wel wordt Zijn koninklijke glans en majesteit voor een korte wijle tijds verborgen voor het oog der wereld, maar om straks, na zijn lijden en dood, van af Zijne luistervolle opstanding, in zooveel schooner glans zich te openbaren. Schier negentien eeuwen zijn thans verloopen sinds Pilatus het opschrift schreef boven Jezus’ kruis, en nog steeds wordt de Naam van dezen Koning uitgeroepen, terwijl over de lengte en breedte der aarde het volk bij duizendtallen wordt geteld, dat Jezus als Zijn Koning erkent, en dat het zijn hoogste eer rekent onderdanen van Hem te mogen wezen. Zonder het te willen of te vermoeden, heeft Pilatus, ofschoon hij een heiden was, zijns ondanks een profetisch werk verricht, door in de drie meest bekende talen van Jezus’ Koningschap te gewagen.
Wat een heiden als Pilatus niet verstond, en wat den Joden, door ongeloof verblind, verborgen was, is in Jezus den Nazarener op de meest heerlijke wijze bevestigd. „Gij zult Zijn naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden”, zoo was door den engel des Heeren vóór Zijne menschwording op aarde geboodschapt, en op de vraag wat de diepste beteekenis is van Jezus’ lijden en sterven, vinden we in die boodschap des engels het antwoord: door dat lijden en sterven wordt de zaligheid verworven voor al Zijn volk, dat is voor al Gods uitverkorenen. Aardsche vorsten waren meermalen, als middelen in Gods hand, bevrijders van hun volk. Maar van niet één aardsch vorst kan gezegd worden wat van dezen gekruisten Koning kan gezegd: Hij maakt Zijn volk zalig van hunne zonden. Dat doet Hij als de Koning der Joden, als de Koning aan de Joden in de eerste plaats beloofd. Maar gekomen tot het Zijne, hebben de Zijnen Hem niet aangenomen. Slechts weinigen hebben in Hem geloofd. Met de woorden „Zijn volk” was dan ook niet slechts bedoeld het Israël naar het vleesch, maar het geestelijk zaad van Abraham. Deze, hetzij zij uit de Joden, hetzij zij uit de Heidenen zijn, erkennen Jezus als den Gezalfde Gods, als den Koning Israëls, die der heeren Heere en der koningen Koning is.
Zoo wordt dan, in dit licht gezien, de smaad en de beschuldiging boven Jezus’ kruis geschreven, de smaad en de schande van het Joodsche volk, dat zijn Koning, en daarmede zijn Messias, zijn Zaligmaker verworpen heeft. Dat opschrift, dat dan eene beschuldiging moet inhouden tegen Jezus, blijft veroordeelen den Romeinschen landvoogd, die als rechter Jezus onderzocht en Hem onschuldig verklaard hebbende, Hem als den onschuldige ten kruisdood veroordeelt. En bij nog hooger opzien dan Golgotha’s kruis, denken we aan den wondervollen raad Gods. Alleen zulk een offer kan voor de zonde gelden. Die zelf schuldig was, kon onmogelijk voor anderen betalen. Daarom heeft Jezus als de vlekkeloos Heilige, zich Borg gesteld voor al de Hem gegevenen van den Vader. Hij draagt de zonde Zijns volks aan bel vloekhout des kruises, neemt alzoo hun schuld weg, en geeft zich voor de Zijnen in den dood. Laat dan een Pilatus spottend vragen: zijt gij dan een koning? — laten de Joden Hem als hun Koning verwerpen, laat een ongeloovige wereld het voorbeeld der Joden volgen en zich afkeeren van Jezus, maar welgelukzalig zijn zij die op Hem als op Israëls Koning vertrouwen. Waar het evangelie wordt gepredikt in de wereld, eischt het de volken op, om voor dezen Koning te knielen en in het stof te buigen. Het evangelie des kruises maakt aan zondaren bekend het heil en de zaligheid in Jezus geopenbaard. Daarin bewijst God van den hemel Zijn oneindige zondaarsliefde. Zijn onwankelbare trouw, Zijn ondoorgrondelijk welbehagen in menschen.
Wie getuige was van Jezus’ kruisiging, kon in het opschrift boven Jezus’ kruis lezen wie deze gekruiste was. Spot en verachting, schimp en smaad was echter daarbij op veler gelaat te lezen. Maar bij dat kruis stonden ook Johannes en Maria de moeder des Heeren. Deze vormden een geweldige tegenstelling met het gros der menschen daar tegenwoordig. Hetzelfde zien we nog in betrekking tot de vraag, wat het evangelie uitwerkt, en hoe de openbaring van Gods genade daarin geschonken, in de wereld wordt beantwoord. Aan spot, smaad en beschimping geen gebrek. Maar er zijn, Gode zij dank, nog gunstige uitzonderingen. Al zijn het dan in vergelijking met wat er tegenover staat, slechts weinigen, toch zijn zij er, en zij zijn er steeds geweest, die Jezus als den Christus, als den eenigen Zaligmaker van zondaren erkennen. Al de smaad en de verachting Jezus aangedaan kan in hunne harten de liefde tot den Heere Jezus niet uitwisschen. O neen, al staat nog steeds tegenover hun klein getal, dat Jezus als Koning eert en gehoorzaamt, een ontelbare menigte die Jezus veracht en verwerpt Hij is en blijft voor hen de Hoop der heerlijkheid. Met geheel de Kerk des Heeren jubelt ieder geloovige: „Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht.” Dat is het geloofsgeheim, dat is de verborgenheid van het evangelie des kruises, wat een Paulus zeggen deed: „Het zij verre van mij dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus.” Dat kruis van Christus is den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid, maar voor hen die gelooven is het een kracht Gods tot zaligheid.
Gelijk Mozes op Gods bevel in de woestijn de koperen slang oprichtte, opdat allen die van de slangen waren gebeten daarop ziende zouden genezen, alzoo wordt nog steeds naar des Heeren Woord het evangelie van den gekruisten Christus tot behoudenis van zondaren gepredikt. Naar Jezus, die gekruist is, wijst dat evangelie allen die bekommerd en verlegen van wege hunne zonden, vragen en zoeken naar redding en behoudenis. En de geschiedenis van alle eeuwen heeft bewezen: wie tot Hem de toevlucht neemt met al zijn zonde en ellende, wordt niet beschaamd.
Van nature is ieder geneigd te doen wat de Joden deden, Christus verwerpen. Maar door de verlichting des Heiligen Geestes aan eigen jammer- en ellendestaat ontdekt en bekend geworden met dien eenigen Naam onder den hemel tot zaligheid geopenbaard, wordt Christus dierbaar en noodzakelijk. Opziende in den geest naar het opschrift boven Jezus’ kruis, zegt ge door het geloof: dien Zaligmaker begeer ik tot mijn Verlosser; diens Konings onderdaan te zijn zal mijn hoogste eer zijn op aarde. In dat geloof kan zelfs de bekeerde moordenaar naast Jezus gekruist nog bidden: Heere! gedenk mijner, als gij in uw Koninkrijk zult gekomen zijn. En op dat eenvoudig maar oprecht en krachtig geloofsgebed volgt hel antwoord, gelijk alleen de allerhoogste Koning dat geven kan. In dien Koning, thans verheerlijkt aan Gods rechterhand, is Sions heil voor eeuwig gewaarborgd. Die met Hem lijden, zullen ook met Hem verheerlijkt worden.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1903

De Wekker | 4 Pagina's

Veelbeteekenend opschrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1903

De Wekker | 4 Pagina's