Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Landshistorie (91)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Landshistorie (91)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat een ramp voor ons gewest!
Het leger was totaal vernietigd. Zelfs de oom van onzen graaf viel in handen der Vlamingen.
Straks zeilt de vijandelijke vloot uit de Zeeuwsche wateren ons gebied in tot aan Geervliet.
En vandaar gaan de Vlaamsche boodschappers door gansch Holland, tot ver benoorden Haarlem, eischende in naam van Vlaanderens graaf geheele en onvoorwaardelijke onderwerping.
Maar al te willig, door vrees ontmoedigd, gaven de landzaten gehoor aan dezen eisch.
Verscheidene steden, met name Delft, Schiedam, Gouda, Leiden e. a. openden de poorten voor eene Vlaamsche bezetting.
„Al ’t land, van de Maas af tot den Houte, dat is, tot den Haarlemmerhout toe, onderwierp zich den nieuwen Heere.”
Misschien rijst de vraag, of niemand dan meer aan graaf Willem gehecht bleef.
Ja wel, in deze moeielijke tijden hielden enkelen stand: manmoedige poorters met standvastige karakters, koene, stoere voorzaten, uit wie na een paar eeuwen het geuzenbloed zon spruiten.
Dordrecht en Haarlem, zoo melden ons de geschiedbladen, hielden stand en bleven den graaf getrouw.
Vleitaal noch bedreiging bracht ze tot wankelen.
Wat een tijd van beproeving voor Holland.
Het wist ook niet, wie alleen uit den nood redden kan.
Het wist zijn toevlucht niet te zoeken bij den Held, die alle krijgsrumoer kan bezweren, bij den Vorst des heelals, die zwaarden tot sikkels kan slaan. Wolken van donkerheid en duisternis dreven in groote groepen over de hoofden onzer landzaten.
Oogenschijnlijk zou het nog erger worden.
De hertog van Brabant, Jan II, dacht: het is goed visschen in troebel water.
Behoefde Vlaanderen die Hollandsche gewesten eigenlijk zoo geheel alleen aan zich te trekken?
Hij wou graag in den buit deelen.
„Als men een hond wil slaan, is er wel een stok te vinden”, zegt hef spreekwoord.
Met een air van misnoegen begon hij te tornen aan een verdrag van 1283, waarbij zijn voorganger de oppermacht over Dordrecht en omstreken voor goed had afgestaan aan den Graaf van Holland; geen wonder, want van die oppermacht was er voor Gelderland geen greintje meer overgebleven.
Maar Jan II meende de kans schoon te zien, om daar weer baas te worden.
Eerlang rukt hij met een leger door de Langstraat tot Geertruidenberg, waar de burgerij hem de poorten opende.Voorttrekkende zag hij van alle dorpen beneden de Merwede de poorters tot zich komen, hun onderwerping aanbiedende.
Daar rijzen de wallen van Dordrecht in het verschiet!
Zal het hem gaan als te Geertruidenberg?
’t Was niet te verwachten van dat Dordrecht, dat zelfs voor het zegevierende Vlaamsche leger de poorten gesloten had gehouden.
Dan het belegerd!
En hoe zag Guy van Vlaanderen dit nu alles aan?
Met leede oogen.
Hij zocht den hertog van Brabant persoonlijk op te Woudrichem.
Daar legden zij elkaar een verdeelingsverdrag voor.
Lang onderhandelden zij zonder resultaat. Zij konden het niet eens worden; en waarover?
Over de huid van den beer, dien zij nog niet geschoten hadden: over Dordrecht.
Elk wilde Dordrecht.
Toen beiden een stuk, maar welk?
Er ontstond zooveel geschil, dat de onderhandelingen vruchteloos afliepen.
Dordrecht hield zich kranig. Deze ongeschoten beer, over wiens huid reeds getwist was, bromde niet alleen, maar sloeg ook duchtig de klauwen uit.
Nog heden ten dage kent elk Dordtenaar het Huis te Merwede.
Toen diende het als sterkte tot bescherming van de stad.
De Brabanters stieten er het hoofd voor.
Nicolaas van Putten voerde de verdediging met ongeëvenaarde dapperheid van uit de veste zelf.
Hij dreef den vijand tot Waalwijk terug, waar hij Jan’s leger uit elkaar sloeg. Waalwijk verbrandde en op den terugtocht Geertruidenberg vermeesterde.
Brabants hertog kon den tocht staken. Die had afgedaan.
Guy van Vlaanderen juist andersom.
Aan zijn zegepraal scheen geen einde te komen.
Geheel Holland lag geknecht aan zijn voeten.
Met weinig moeite vermeesterde hij zelfs Utrecht.
Een oud geschiedschrijver zegt ervan:
„De Vlamingen zagen zich nu van bijna gansch Holland en Zeeland en van de stad Utrecht meester. De meeste steden waren voorzien van Vlaamsche bezetting. Daar scheen geen middel meer overig, om hen te verdrijven, zoo lang de graaf door zijne ziekte in Henegouwen en jonkheer Willem, door den gevaarlijken stand der zaken, in Zeeland opgehouden werd.
Men begon dan deze landen reeds voor verloren te rekenen, en als een Vlaamsch wingewest aan
te merken, wanneer een onvoorzien en in schijn gering toeval den staat der zaken een gelukkigen keer deed nemen.”
Daarover D. V. den volgenden keer.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1903

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Landshistorie (91)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1903

De Wekker | 4 Pagina's