Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Waldenzen (15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Waldenzen (15)

De kracht des geloofs (XXXV)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De besluiten van de Synode van Angrogna waren met algemeene stemmen aangenomen, uitgezonderd die van Daniel de Valence en Jean de Molines, twee barben, niet uit de valleien geboortig. Deze beide mannen verwijderden zich, staande de Synode, en begaven zich naar de kerken van Moravie en Boheme, waar ze een zeer ongunstig rapport van de besluiten der Waldenzen uitbrachten. Dat bleek uit een brief, die door die kerken naar de valleien werd gezonden, maar die zoo werd beantwoord, dat de ongunstige gedachte geheel werd weggenomen.
Gelukkig bleef het bij de Waldenzen niet bij het maken van besluiten, maar ging men tot handelen over. Het berouw, dat men gevoelde over het vroeger gehouden gedrag van vermomming en verleiding, wat de belijdenis van ’t geloof des harten betrof, vuurde nu de gemoederen te meer aan, om openlijke bewijzen te geven van de oprechtheid der gehechtheid aan Gods Woord, De ijver herleefde. De barben en de geloovigen der gemeente boden elkander de hand en ondersteunden elkander zooveel zij vermochten in het najagen van hetzelfde doel: uitzuivering van den Roomschen zuurdeesem. Maar daardoor werd dan ook de oude haat van Rome weer opgewekt. Nog geen twee jaar na de Synode van Angrogna begon de vijand van Gods Woord dan ook al weer met zijne vervolgingen: in Provence op aanstoken van de bisschoppen van Sisteron, Apt en Cavaillon; in Piemont door het drijven van den aartsbisschop van Turijn. De hertog van Savoye, Karel III, gaf aan de aanmaning van die prelaten gehoor en droeg de wreede taak der vervolging van de Waldenzen op aan Pantaleon Bersour, heer van Rocheplatte. Deze bezocht de streken, zoowel in Provence als in Piemont, waar de vervolging reeds was uitgebroken, bekwam afschriften van de vonnissen, die reeds geveld waren, schreef de namen van al de verdachte Waldenzen op een lijst en verscheen, zoo toegerust, bij de inquisiteurs. Hertog Karel III gaf den 28 Augs. 1535 bevel met de tuchtiging van de schuldigen een aanvang te maken. De heer van Rocheplatte verzamelde een uitgelezen bende gewapenden, omstreeks vijf honderd man sterk, zoo voetknechten als ruiters, en tastte eerst de vallei van Angrogna aan. Zijn onderneming slaagde echter slechts gedeeltelijk. De bevolking, die zich bedreigd zag en in onrust was geraakt, had wachten uitgezet, zoodat men tijdig genoeg van de nadering des vijands onderricht werd en op tegenweer bedacht kon zijn. Die tegenweer was zoo krachtig, dat den vijand niet alleen het verder voortgaan werd belet, maar hem zelfs nog een deel van den buit werd ontnomen, waarvan hij zich reeds meester had gemaakt. Daarbij kwam dat gravin Blanche, weduwe van den heer van Angrogna, zich ernstig bij Bersour beklaagde, dat hij de nagedachtenis van haren gemaal beleedigde, door zijn land te verwoesten en zijn onderdanen te dooden. Bersour staakte dan ook zijn pogingen in het gebergte, maar alleen om te meer zijn woede te richten op het vlakke land. Spoedig genoeg had hij zijn kasteel Mirandol en de kerken en kloosters van Pinerolo en Turijn vol slachtoffers, terwijl de inquisiteur Benoit de Solaris met zijne helpers zich haastten de vonnissen te vellen. Zoo werd o. a. in 1535 te Revel verbrand zekere Catelan Girardet. Toen hij den brandstapel bestegen had, verzocht hij, dat men hem twee steenen zou brengen, die hij voor ’t oog van allen, die hem omringden, zoo sterk mogelijk tegen elkander wreef. Vol verwondering staarde de menigte hem aan, niet begrijpende wat zijne bedoeling was, tot Girardet zoo luide mogelijk sprak: „Gij denkt met uwe vervolgingen onze kerken uit te roeien, maar dat zal u even zoo min mogelijk zijn, als het mij zou gelukken deze steenen met mijne handen te vergruizen.” Daarop stierf hij blijmoedig den marteldood.
De vervolging zou zeker nog langen tijd hebben voortgeduurd, indien niet een staatkundig feit haar had gestuit. De Heere, die aller lot bestuurt en in ’t bijzonder waakt over Zijn erfdeel, gaf reeds spoedig uitkomst aan de verdrukte gemeente en dat door een omstandigheid, die schijnbaar tegen was. De koning van Frankrijk, Frans I maakte aanspraak op een gedeelte van Piemont en vorderde tevens, voor zijn oorlog met Milaan, vrijen doortocht door het gebied van den hertog van Savoye. Maar beide vorderingen werden afgeslagen, waarom de Fransche koning zich gereed maakte het gebied van den hertog van Savoye met een leger binnen te vallen en zijn eischen met geweld van wapens af te dwingen. De hertog begreep hierdoor, dat hij zeer dwaas deed onderdanen van zich te vervreemden, die de passen in ’t gebergte gemakkelijk in handen van den vijand konden spelen, maar daartegenover ook het beste in staat waren ze tegen den vijand te verdedigen en daarom werd het besluit tot vervolging der Waldenzen ingetrokken, zoodat ook de vervolging ophield.
In ’t algemeen was dus de oorlog tusschen Frankrijk en Savoye voor de Waldenzen voordeelig. Voor één hunner uitnemendste leeraars was die oorlog echter aanleiding tot zijne gevangenneming. Martin Godin, leeraar te Angrogna was naar Genéve geweest om met de geleerde doctoren aldaar te spreken over sommige kerkelijke aangelegenheden en tevens inkoop te doen van enkele boekwerken. Reeds had hij de terugreis aanvaard, toen hij in Dauphiné gevangen genomen werd, verdacht, dat hij als verspieder berichten had ingewonnen omtrent de oorlogstoebereidselen in Frankrijk. Het parlement van Grenoble sprak hem echter vrij en reeds was men op het punt hem te ontslaan, toen de cipier brieven bij hem vond over godsdienstige onderwerpen; zoodat hij gevangen werd gehouden maar nu verdacht van ketterij. Toen de rechtbank hem omtrent zijn geloof ondervroeg, deed hij vrijmoedig belijdenis van wat Gods Woord leerde waarheid te zijn. Manmoedig weerstond hij alle pogingen, die werden aangewend om hem tot afval te bewegen; alle aanbiedingen, die hem gedaan werden, sloeg hij zeer beslist af, maar daarmede had hij dan ook zijn eigen vonnis uitgesproken! Men veroordeelde hem om in de Isire verdronken te worden, welk vonnis in den nacht van 26 April 1536 aan hem werd voltrokken. Over dag had men het vonnis niet durven ten uitvoer te leggen uit vrees dat de omstanders door de zachtmoedigheid en vrome toespraken van den martelaar zouden worden geroerd. De dood van Martin Godin werd in de valleien diep betreurd, vooral ook daar door het opnieuw opgewekt godsdienstig leven zich gebrek aan leeraars deed gevoelen.

D. (Doesburg) V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1903

De Wekker | 6 Pagina's

De Waldenzen (15)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1903

De Wekker | 6 Pagina's