Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een blijde uitkomst na een droevigen arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een blijde uitkomst na een droevigen arbeid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.”Ps. 126:5.

De wonderbare verlossing, welke de kerk in dit lied bezingt, is rijk aan leering. Gevangenen in vrijheid gesteld, groote dingen gedaan, die uitsluitend aan Jehovah worden toegekend. Geen wonder, dat de verlosten van blijdschap zingen en tegelijkertijd hun gebed uitstorten voor het aangezicht des Heeren en zeggen: „O Heere! wend onze gevangenis, gelijk waterstroomen in het Zuiden”.
Vervuld met lof en aanbidding ziet het geloot vooruit, om gesterkt in den God zijns heils ook voor de toekomst op Hem te hopen. In dat geloof geldt het niet slechts voor dat Israël van weleer, maar ook voor alle volgende eeuwen en geslachten: Die met tranen zaaien zullen met gejuich maaien.
Niet zelden gebeurde het in het Oosten, dat de landman al weenende zijn zaad op de onvruchtbare aarde uitstrooide, zoodat het dan scheen, als de grond zoo droog en de kluiten zoo hard waren, alsof al die arbeid vergeefsch zou zijn en op niets anders dan op schade en teleurstelling moest uitloopen. Maar als de Heere dan te Zijner tijd door regen en zonneschijn de aarde weder vruchtbaar maakte, zoodat het zaad in de aarde geworpen kon ontkiemen, wortelen en opschieten, daagde nieuwe hoop en werd later met blijdschap geoogst en de vrucht van Gods goedertierenheid genoten. En wat was dit anders dan de aanschouwelijke voorstelling van hetgeen overal en op elk terrein des levens is waar te nemen? Zaaien met tranen is zoo de juiste teekening van schier allen arbeid in het Koninkrijk Gods. Wat wordt er veel geweend en geworsteld van wege den tegenstand welken men allerwege ontmoet. Wat is de bodem vaak hard en droog en naar het schijnt volstrekt onvruchtbaar, als men uitgaat om het zaad des Woords te zaaien. Vraag het eens aan godvruchtige vaders en moeders, die arbeiden tot heil hunner kinderen, maar zoo vaak al den arbeid hunner liefde zien afstuiten op onwil en vijandschap! Vraag het eens aan mannen, die jaren lang hun krachten en gaven in den dienst des Heeren hebben besteed, aan ouden en jongen onder allerlei standen hebben gearbeid, wat al smaad, miskenning en verachting vaak hun deel is.
Vraag het aan allen, die op welk terrein van het leven dan ook arbeiden om zielen te winnen voor den Heere Jezus, en ge zult van allen, die niet zichzelve maar de eere Gods zoeken, hetzelfde vernemen, dat veelal weenende wordt gezaaid. Al maakt men geen misbaar voor ’t oog der menschen, al zalft men zijn hoofd en al wascht men zijn aangezicht, als men uitgaat uit zijn bidvertrek, en al blijft schier al dat weenen verborgen voor ’t oog der menschen, toch weet en ziet het de Heere, die den nood der Zijnen kent.
Maar op den zaaitijd zal de maaitijd volgen. Op den weenenden arbeid zal een blijde uitkomst volgen. Niet in dien zin alsof allen die op aarde hun pad met tranen besproeid bewandelen, zulk een uitkomst hebben te wachten, verre van daar. De ouden zeiden wel eens: „de tranen zijn de Christus niet”. En zoo is het. Weenen doen alle menschen. Ons tijdelijk leven op aarde is aan zoo ontzaglijk veel smart en beproeving onderworpen, dat bij oogenblikken zelfs de hardvochtigste mensch nog moet weenen. Maar alle tranen zijn dezelfde niet. Er wordt veel meer geweend over de gevolgen van de zonde als over de zonde zelve. Met gejuich maaien en met blijdschap oogsten zal het deel zijn van hen, die in geloof en in liefde hebben gezaaid.
Het uit Babel verloste Israël begon met het herbouwen van Jeruzalem’s stad en tempel in de dagen van Ezra en Nehemia. De laster en de haat der vijanden wist het echter zoover te brengen, dat het werk tijdelijk moest worden gestaakt. En toen de grondslagen werden gelegd voor het huis des Heeren, werd er wel gejubeld maar ook luide geweend, want men meende: de heerlijkheid van dit huis zou niet te vergelijken zijn met den zooveel heerlijker tempel door Salomo eens gebouwd. Toch voorspelt één der profeten dat de heerlijkheid van dit laatste huis grooter zal zijn dan die van het eerste. Wat in Salomo’s tempel niet was gezien, zou in den tempel van Zerubbabel worden aanschouwd, nl. dat de beloofde Vorst Messias zich daarin zou openbaren als het vleesch geworden Woord. Laat er dan nu met tranen gezaaid en al weenende gearbeid worden, God van den hemel zal het Zijnen dienaren, die bouwen, doen gelukken. De zegen en gunst des Allerhoogsten zal het werk kroonen.
Geschiedenis en profetie, belofte en ervaring spreken voor het heden en voor de toekomst in die veelbeteekenende woorden. En spreekwoordelijk is het geworden onder hen, die medearbeiders Gods worden genaamd, dat zij, die met tranen zaaien, met gejuich zullen maaien.
Uit den aard der zaak kan het niet anders. Alle arbeid voor Gods Koninkrijk ondernomen stuit op allerlei tegenstand. Bekend is de spreuk van Luther: waar Christus Zijne kerk bouwt, richt de duivel zijn kapel op. Zoolang de sterkgewapende zijn hof bewaart, is alles vrede. Maar anders wordt dit, zoodra er iemand komt, die sterker is dan hij. ’t Is altijd Satans toeleg, om het werk Gods te bestoken, te betwisten, te verderven en, was het mogelijk, te vernietigen. Onder allerlei vormen en op allerlei wijzen gaat de groote vijand voort met onkruid te zaaien onder de tarwe. Wat al strijd en moeite kan dit in het persoonlijk leven veroorzaken, zoodra maar behoefte in den zondaar zich openbaart aan verlossing. Mag echter die behoefte ontstaan uit zuivere ontdekking des Heiligen Geestes, dan geen nood. Laat er dan maar geworsteld en geweend, laat er dan maar gezocht en geklopt worden, dan zal op des Heeren tijd den oprechten het licht opgaan in de duisternis. Dan zal na met tranen gezaaid te hebben, eens met blijdschap worden gemaaid.
Veel arbeid, welke voor ons oog vruchtbaar scheen te zijn, zal eens blijken, in den Heere verricht, niet ijdel geweest te zijn. Alle voornemen onder den hemel heeft zijnen tijd. Gods beloften falen niet. Wie op den wind acht geeft, zegt de wijze Prediker, die zal niet zaaien, en wie op de wolken ziet, die zal niet maaien. Maar wie zijn brood uitwerpt op het water, zal het vinden na vele dagen. Menig prediker van het evangelie had in zijn leven oogenblikken, waarin hem de moed dreigde te ontzinken. Men arbeidde, maar zag geen vrucht, men hoopte, maar zag zich telkens teleurgesteld. Men dacht dat de vijanden waren onschadelijk gemaakt, maar nieuwe vijanden stonden op. Men verwachtte na veel donkere dagen een helderen hemel, doch zie van uit de verte zag men zwarte wolken saampakken. Men begon te twijfelen aan zijn roeping. ’t Was of de deur des Woords gesloten, alsof de hemel van koper en de wolken van ijzer waren, waar geen gebed meer door kon. En dat waren geen kinderen, neen, zoo ging het meermalen mannen groot in wetenschap, groot in genade, maar mannen, die klein waren in eigen schatting en die leefden in het bewustzijn hunner diepe afhankelijkheid van God. Maar Gods genade is tot alles genoeg. Gods beloften door ’t geloof omhelsd geven moed en krachten.
Als de landman zaait, moet hij niet aanstonds willen oogsten, maar langmoedig verbeiden den tijd daartoe bestemd. De uitkomst is niet de onze, maar des Heeren. Willig in ’t gebod en blind voor de toekomst, roept de Heere al Zijn volk tot zaaien, ieder in zijn kring, met de gaven en de krachten door God hun geschonken. Tegenspoed en verdrukking, beproeving van allerlei aard heeft ieder zaaier te wachten. Niemand heeft ooit meer tegenwerking en miskenning ondervonden dan de Heere Jezus en Zijne apostelen. Jezus heeft om de vreugde Hem voorgesteld het kruis verdragen en de schande veracht. De apostelen verblijdden zich waardig geacht te zijn om Christus’ wil smaadheid te dragen. En wie door Gods genade getrouw en ijverig mag zijn, om zij het dan ook weenende te zaaien en te arbeiden terwijl het dag is, die zal naar Gods belofte eens met blijdschap oogsten. Gods Woord keert nooit ledig weder. Onbeschrijfelijk zal de vreugde zijn voor allen die als de vrucht van hun geloof eens het eeuwige leven zullen maaien.
Hoe geheel anders zal dit zijn met hen, die nooit anders dan onkruid hebben gezaaid. Ook voor de goddeloozen en alle werkers der ongerechtigheid zal een maaltijd aanbreken. Zoovelen, die zich nu verblijden in den dienst der zonde, in het najagen van de ijdelheden dezer wereld, terwijl zij met God en godsdienst spotten, zouden, als zij bewust werden van het vreeselijk gevaar, waarin zij verkeeren, opschrikken. Hun blijdschap zou spoedig in droefheid veranderen.
Als de tijd der genade voor hen zal zijn voorbijgegaan, als er nooit gelegenheid voor hen meer zal aanbreken, om wat anders te zaaien, als de zeer bittere vrucht, van wat men op aarde zaaide, in de eeuwigheid zal worden gemaaid, hoe zal dan blijken, hoe groot de rijkdom is van al het volk van God.
Onder de beschrijving van de zaligheid des hemels lezen we in het laatste bijbelboek ook dit: „en God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen.” In dat schoon en heerlijk vooruitzicht troosten Gods dierbare beloften allen die met tranen zaaien. Toen Christus omwandelde op aarde, heeft Hij geweend voor de poorten van Jeruzalem, geweend toen het volk luide Hosanna’s aanhief. Geweend heeft de Heere over de blindheid en de verharding van het Joodsche volk. Zielroerend roept Hij als de verpersoonlijkte liefde uit: Och, of ge nog bekendet, wat tot uwen vrede dient! Niet minder groot is de blindheid en de verharding van ons volk in deze tijden. En wie, in wiens hart de liefde Gods is uitgestort door den Heiligen Geest, zou bij oogenblikken niet weenen, als men ziet, hoe al de arbeid der goddelijke liefde versmaad, miskend en veracht wordt.
Hoe veel kinderen des Verbonds leven in openbare verbondsbreking, waar zij God den rug en de wereld het aangezicht toekeeren. Hoevelen zijn er die al zoo lang gebeden zijn: Laat u met God verzoenen, doch zonder eenig vruchtgevolg.
Gelijk Israël uit Babel, alzoo zal God de Heere Zijn volk uitleiden uit deze wereld en vervullen de beloften aan Zijne gunstgenooten gedaan, dat zij met gejuich zullen maaien.
Die verlossing zal nog oneindig grooter en heerlijker zijn dan die uit het land der Chaldeërs. In geheel eenigen zin zullen dan de verlosten des Heeren als met ééne stem jubelen: de Heere heeft groote dingen aan ons gedaan! Een lied Hamaäloth, een lied der optochten, een lied der verlossing heffen straks de bedrukte Sionskinderen aan. Dan zal zich Jakob verheugen en Israël zal blijde zijn en men zal zeggen: Zie, deze God is onze God en wij zuilen ons verblijden in Zijne zaligheid.
Rijk is de geschiedenis aan voorbeelden, welke ons wijzen op de heerlijke vrucht van den arbeid, waar het goede zaad was gestrooid. Met hoeveel bezwaren had een Paulus te worstelen en met hoe rijke zegen werd zijn arbeid bekroond. Een der kerkvaders zeide tot Monica, de moeder van Augustinus: een kind van zooveel tranen kan niet verloren gaan, Scheen het eerst alsof de arbeid aan dit kind en later aan dien jongeling helaas verloren was, welk een groot en heerlijk licht is die Augustinus later in Gods kerk geworden. De Heere regeert! Hij spreekt maar en het is er.
Over één zondaar die zich bekeert zal meer blijdschap zijn bij de engelen Gods, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de bekeering niet van noode hebben. Op den zaaitijd zal de oogsttijd volgen.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1903

De Wekker | 4 Pagina's

Een blijde uitkomst na een droevigen arbeid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1903

De Wekker | 4 Pagina's