Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toch „niet ver van juist”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toch „niet ver van juist”

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de „Gereformeerde kerk” van 24 December komt Ds. Eringa nogmaals op tegen de uitdrukking door ons in „de Wekker” geschreven, dat Ds. H. de Cock vervolgd is door de Hervormde kerkbesturen, omdat men, niet duldde, dat hij de vrije genadeleer verkondigde. Wel geeft Ds. Eringa toe dat in den tijd van Ds. H. de Cock het doopen van kinderen uit andere gemeenten nog niet reglementair verboden was, zoodat de Cock dus geen reglement overtrad. Eerst in 1842, schrijft Ds. E., heeft de Synode besloten om de kerkeraden (der Herv. kerk) aan te schrijven „dat voortaan geene kinderen buiten de gemeente, waartoe de ouders kerkelijk behooren, gedoopt mogen worden, zonder schriftelijke toestemming van den predikant der gemeente”. Al keurt Ds. E. dat doopen door Ds. de Cock niet goed, „omdat de intentie van den Liturg niets af of toe doet aan de waarde van den doop”, toch zal Ds. E. dan moeten toestemmen dat de Cock onrechtmatig geschorst is, daar hij geen reglement had overtreden.
Maar, zegt Ds. E.: De Cock heeft de zaak erger gemaakt door zijne brochure tegen Brouwer en Reddingius, die hij wolven noemt in de schaapskooi van Christus. In deze brochure, zegt Ds. E. „was de Cock bijzonder scherp en bitter en ’t is dan ook naar aanleiding hiervan dat het Prov. Kerkbestuur zich tegen de Cock stelde en dat het tot een geheele schorsing kwam”.
Wij danken onzen geachten opponent voor deze bekentenis. Hier erkent Ds. E. dus zelf dat de grond der schorsing de brochure tegen Brouwer en Reddingius was en dat het Provinciaal Kerkbestuur de doopskwestie niet tot grond van schorsing maakte, aangezien de Cock daarin geen wet had overtreden. Nu geven wij gaarne aan Ds. Eringa toe dat Ds. de Cock, indien hij enkel als Ds. Moorrees en Callenbach e. a. op den kansel de vrije genadeleer had verkondigd en verdedigd, nog wel met vrede zou gelaten zijn, maar toen hij de waarheid verdedigde in geschrifte en de leugenleer van zijne collega’s aantastte, moest hij vervolgd worden. Dat duldde het prov. kerkbestuur niet. De Cock mocht zulke bestrijders van de vrije genadeleer geen wolven in schaapskleederen noemen. Dat was te scherp. Dat was liefdeloos, oordeelt het prov. kerkbestuur, zulke leeraars als B. en R. zielenverleiders, lasteraars van hetgeen zij niet verstaan, wolven, dieven en moordenaars te noemen. Arme Paulus, gij noemt de dwaalleeraars grijpende wolven (Hand. 20 : 29) en verleiders; arme Johannes de Dooper, gij heet ze (Matth, 3 : 7) adderengebroedsels; arme Petrus, gij zegt dat de valsche leeraars niet alleen oorzaak zijn dat de weg der waarheid gelasterd wordt, maar dat zij zelf lasteren hetgeen zij niet verstaan (2 Petr. 2 : 12), gij allen zijt zoo scherp geweest als Ds. de Cock en zoudt door het prov. kerkbestuur geschorst zijn geworden.
Wij willen dus gaarne aan Ds. E. toegeven dat wij ons „niet geheel juist” uitdrukten toen wij schreven dat Ds. de Cock om zijn verkondiging van de vrije genadeleer is geschorst geworden. Ds. de Cock mocht wel gereformeerd prediken, doch niet in geschrift de valsche leeraars wolven in Christus’ schaapskooi noemen. De heeren B. en R. mochten wel in hunne brochure schrijven van de vrije genadeleer: „Welk een leer is deze! Eene die zoo onbijbelsch als onvruchtbaar is; eene leer, welke het voorname doel van den evangeliedienst, des menschen wezenlijke verbetering tegenwerkt, alle aandrang tot deugd en heiligheid krachteloos maakt en geheel is aangekant tegen het verklaarde oogmerk van Jezus’ komst”. Zou Ds. E. zulke deugdenpredıkers ook geen wolven noemen? Noemt de Heiland dezulken geen dieven en moordenaars, die slechts inklimmen om te slachten? Tegen dezulken getrouw getuigen eischt Gods Woord, maar het werd oorzaak van de schorsing van den getrouwen de Cock door het prov. kerkbestuur.
Voor Ds. de Cock was er slechts één weg om predikant in de Herv. kerk te blijven: n.l. zijne brochure tegen B. en R. herroepen en schuld belijden dat hij valsche leeraars, die ver van de Geref. leer afweken, wolven genoemd heeft. Onze lezers oordeelen nu zelf of De Cock niet om der waarheids wille is uitgeworpen. Wel geven wij aan Ds. E. toe dat Ds. de Cock onbuigzaam en heftig was tegen over zijne medeambtsdragers, doch het was niet tegenover hunne personen, maar tegenover hunne verderfelijke leer. Mocht hij daarvoor buigen? Wat het slot van Ds. Eringa’s artikel betreft, waarin Z.Eerw. beweert dat de Cock verwarde in zijn acte van afscheiding de begrippen kerk en organisatie, en zich daarbij beroept op Dr. Geesink’s werkje: „Beknopt overzicht v. d. geschiedenis der Nederd. Geref. kerken”, wij deelen evenmin als Ds. de Cock die doleerende kerkbeschouwing. Voor ons is de Hervormde kerk, al gelooven wij dat een gedeelte van de onzichtbare kerk van Christus in haar is, een genootschap waarin Christus en Belial zijn saamgevoegd en Gereformeerden, modernen, ja zelfs socialisten saamwonen mogen, zoolang zij de reglementen niet overtreden, zooals onlangs door de Ned. Herv. Synode werd uitgesproken, toen de vraag ter sprake kwam of socialisten tevens predikant in die kerk konden zijn. Waar Ds. Eringa zich beroept op Dr. Geesink, vragen wij met „de Heraut” die kort geleden schreef: „En de kerk, die aan zulk eene synode gehoorzaamt, wordt de ware kerk van Christus Jezus in deze landen genoemd?” Doch het kerkbegrip van Ds. Eringa en van ons verschilt te veel, dan dat wij daarover pennestrijd zouden voeren. Wij houden ons eenvoudig aan onze Nederl. Geloofsbelijdenis, welke van het onderscheid tusschen de ware en valsche kerk spreekt en van geen plaatselijke kerken omklemd in valsche organisatie weet.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Toch „niet ver van juist”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1904

De Wekker | 4 Pagina's