Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voetius contra Dr. Kuyper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voetius contra Dr. Kuyper

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verschillende anti-revolutionaire en Gereformeerde bladen is de laatste weken heel wat geschreven over de tegenwoordigheid van Dr. A. Kuyper op het hofbal in het paleis te ’s Gravenhage. Nu, het was ook geen wonder. Twee anti-revolutiaire mannen, de minister van Buitenlandsche zaken en de voorzitter der Eerste Kamer namen deel aan den dans. En Dr. Kuyper, de voormalige leider der doleantie, door sommige navolgers wel eens een tweede Voetius geheeten, was, hoewel niet meedansende, op het galabal tegenwoordig, wandelende onder het geklank der balmuziek, staande op den weg der dansende paren en zittende te midden van het gedruisch der wereld. De echte Voetius die voor twee eeuwen zulk een licht was aan de Utrechtsche Hoogeschool, dacht er geheel anders over. In zijne catechisatie over den Catechismus, deel II pag. 1046 en 1047 zegt de eerwaarde Voetius:
Vraag. Is het danssen, heden ten dage gebruyckelick, goet of quaet?
Antw. Quaet.
V. Is het niet eene middelmatige sake, die men doen of laten magh?
A. Neen.
V. Wat swarigheyt is er dan in gelegen?
A. Het is een aanleydinge tot ydelheyt, lichtveerdigheit ende onkuysheyt.
V. Het schijnt nochtans dat het danssen geoorlooft is, want David heeft gedanst. 2 Sam. 6 vs. 14?
A. Dat is sulck danssen niet geweest als heden ten dage gebruyckelick is.
V. Hoe danste David dan?
A. David sprongh op ende huppelde voor den Heere sijnen Godt, tot een teecken ende betooninge van sijne geestelicke vreugde. 2 Sam. 6 vs. 14, 21.
V. Hoe danssen de menschen heden ten dage?
A. Uyt dertelheyt ende wereltsche wellustigheyt.
V. Het huppelen ende springen, is dat in sichselven quaet?
A. Neen.
V. Maar op sulcke wijse ende manieren te huppelen en te springen, is dat quaet?
A. Ja.
Voetius sprakt dus in zijne catechisatie geheel en al afkeurend over het bal. Een briefschrijver uit den Haag wil in „de Standaad” dat tegenwoordig zijn op een bal wat vergoelijken, en zegt: „zoo’n hofbal is eigenlijk geen bal en het dansen dat men doet is eigenlijk geen dansen. Er worden slechts statige en plechtige bewegingen (!!!) gemaakt, die men pleegt samen te vatten onder den verzamelnaam van quadrille. En ter geruststelling voegt hij er bij — de onkieschheid van zijn gedachtengang zelf niet bevroedend — dat Hare Majesteit de Koningin er niet anders dan met reeds bejaarde heeren danst.” Ook „de Heraut,” hoewel goedkeurende dat op de Christenmannen die tot eereposten geroepen worden nauw wordt toegezien, weet zoo handig Dr. Kuyper’s balbezoek goed te pleiten met de opmerking: „Men diende wel te onderscheiden of iemand krachtens zijn ambt zulke vermaken bijwoont dan wel door zelf te dansen er deel aan neemt en ze daarmee goedkeurt.” De „Rotterdammer,” ook een auti-revol. blad, antwoord op dat gezegde van „de Heraut” juist ter snede: „Groen en Elout dansten niet en kwamen op zulk een hofbal nooit. De Heraut is wat slapper geworden dan voorheen.” In een ander nummer plaatste de „Rotterdammer” daarop een geschrift van Dr. Kuyper van 23 Januari 1898, getiteld: „Dansen en waggelen.” De puriteinen, zoo is van dat geschrift de korte inhoud, keuren Davids dansen voor de Arke des Verbonds niet af, omdat het eene uiting was van geestelijke verrukking. Maar overigens wordt er van dansen in het Oude Testament slechts gesproken in Ps. 107 : 27, waar staat: „zij dansen en waggelen gelijk een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.” „De Rotterdammer wijst er vervolgens op dat Dr. K. dit standpunt verlaten heeft en beginsel aan positie gewaagd heeft, ronduit verklarende het zondig te vinden „dat ministers, die immers geen leden der hofhouding zijn, zich op het galabal vertoonen.”
Is het niet diep treurig „Gereformeerde” ministers op het hofbal te zien veschijnen? In de 16de eeuw hebben de gereformeerde predikanten niet geaarzeld om Marnix van St. Aldegonde te vermanen, omdat hij aan het hof van Prins Willem I deelnam aan dansen die daar in zwang waren zou de kerkeraad der Gereformeerde kerk in den Haag nu ook Dr. K. gaan vermanen?
Zelf de wereld spot er mede dat Dr. K. op een hofbal verscheen. Een spotplaat hangt voor de winkelramen en vertoont de heeren Melvil van Lynden en Schimmelpenninck van der Oye (beiden anti-revol.) in keurig balkostuum met kuitbroek voor den rechter: Dr. Kuyper van vroeger.
Het Openbaar Ministerie, zijnde Voetius, eischt strenge straf. Maar naast de beklaag den staat een tweede Dr. Kuyper (die van 1904) die voor hen pleit en hun daad goedkeurt door eigen tegenwoordigheid.
Groot is de afstand tusschen Voetius en Kuyper.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Voetius contra Dr. Kuyper

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1904

De Wekker | 4 Pagina's