Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat 19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat 19

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIX.
Aan den slependen gang van zaken in het verre Oosten is dan een einde gekomen.
De onderhandelingen sinds enkele maanden van de zijde van Rusland met toenemend dralen gevoerd, zijn plotseling door Japan afgebroken, omdat het Ruslands oorlogzuchtige bedoelingen in zijne vredelievende onderhandelingen zag.
De spanning was daardoor in Japan ten toppunt gestegen en het zwaard werd getrokken, opdat dit zou beslissen wat „hoogere diplomatie” niet vermocht.
Welk eene droeve tegenstelling tusschen den Czaar van de Nieuwjaarsreceptie, toen hij voor de ooren der wereld zijn vredelievende bedoelingen luide verkondigde en den Japanschen gezant zoo teeder en vredelievend aansprak, dat hij er door tot tranen geroerd werd, en den Czaar van thans, die in zijn geheele rijk „bidstonden” laat houden om den zegen over de Russische wapenen af te smeeken.
Welk een afstand tusschen den Czaar-Vredevorst, die een vredesconferentie bijeenroept, teneinde de oorlogen te doen ophouden en alle voorkomende zaken tusschen volken en volken door internationale arbitrage te doen beslissen, en den Czaar admiraal, die den cadetten zijner marine toeroept dat een booze vijand in het nachtelijk duister, zonder eenige uitdaging zijnerzijds, vesting en vloot heeft overvallen.
„’t Kan verkeeren” heeft onze Bredero reeds gezegd en wij zien telkens zijn woord bevestigd.
De gedachte aan een eeuwigen vrede is dan ook eene illusie, die wel nagejaagd, maar nimmer gegrepen worden kan, die voor de oogen van allen, welke haar koesteren, in rook zal vervliegen en altijd in oorlog zal eindigen.
Te midden van al dat roepen om vrede en dat zich toerusten ten oorlog denken wij dan ook telkens aan het schoone woord van onzen ontslapen Beets:


o Vredevorst! Gij kunt gebieden
Den vreed’ op aard’ en in mijn ziel!
Doe elken zondaar tot U vlieden;
Dat al wat ademt voor U kniel!


Aan welke zijde wij met onze sympathieën staan in dezen? Zonder blind te zijn voor de eventueele gevolgen, die een overwinning van Japan ook voor ons vaderland met het oog op zijne koloniën na zich slepen kan, mogen wij niet verheelen, dat wij sympathiseeren met Japan.
Of hunne, onzes inziens twijfelachtige overwinning, ons het „gele gevaar” brengt, waarop Duitschlands keizer zich eenige jaren geleden in zijn welbekende allegorische plaat van Knakfüsz wees en waarover onze ministerpresident kort geleden in een Brusselsch hotel nog zoo eigenaardig gekeuveld heeft met een dagblad correspondent; of de profetie van een Japaneesch staatsman vervuld worden zal een jaar geleden uitgesproken: „In de twintigste eeuw zullen wij met de Westerlingen in Siberië om de wereldheerschappij kampen”, wij weten het niet.
Maar indien metterdaad dat gele gevaar kwam, indien uit datzelfde Azië ten tweede male „de geesel Gods” over ons werelddeel ging, ware dit onrechtvaardigheid bij God jegens Europa?
Waarom onze sympathieën in dezen strijd aan die zijde staan?
Omdat het in dezen strijd even als tusschen Engeland en Transvaal niet gaat om het recht maar om de macht. Want recht heeft Rusland in dezen geen draad, maar zijn geheele doen in Oost-Azië is door en door „imperialistisch.” En nu is er niets wat ons meer met afschuw vervult dan een door en door imperialistische politiek, die de kleine staten tot voedsel voor de groote maakt; het evolutiedogma in de staatkunde; het recht van den sterkste; Nietzsches theorie van den „Uebermensch.”
Japan had dan ook onzes inziens volkomen gelijk, toen het voor zijn recht tegenover Rusland met het zwaard in de vuist uitkwam, alvorens het door den Russischen Beer werd verpletterd.
Wat het verloop van dezen strijd zijn zal, kan niemand vooruit bepalen, maar dat deze oorlog voor Europa ontzettende gevolgen kan hebben en misschien wel zal hebben, is niet te betwisten.
Want Engeland valt in dezen volstrekt niet te vertrouwen. Reeds nu is de toon van de Engelsche pers geheel op de zijde van Japan en scherp tegen Rusland, en aan de overzijde, in Frankrijk, vloekt men Japan en smeekt om den zegen voor de Russische wapenen.
Wat de strijdkrachten betreft is Rusland verreweg de sterkste, maar — zijn eigen bodem wordt bewogen van wege de innerlijke verdeeldheid.
Een troost blijft te midden van alles en dat is de troost van den Christen: „Wanneer gij dan hooren zult van oorlogen en geruchten van oorlogen, wordt niet verschrikt, want alle deze dingen moeten eerst geschieden, alvorens het einde komen kan.”
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat 19

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1904

De Wekker | 4 Pagina's