Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de geschiedenis van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap 2

Bekijk het origineel

Uit de geschiedenis van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap 2

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

2.
Het genootschap is niet gegroeid zonder strijd en het heeft zich niet ontwikkeld zonder tegenstand. In de „Annales” van het genootschap is menige bladzijde aan dien strijd gewijd. Reeds het optreden van het genootschap wekte een storm van verontwaardiging in de handelswereld van Engeland. De verbreiding der Heilige Schrift in Engelands koloniën was hun een doorn in het oog. Men zag daarin gevaar voor handel en nijverheid, verlies van de koloniën door het moederland en men oordeelde dat wanneer de inboorlingen bekend werden met de Heilige Schrift en de grondbeginselen daarvan opnamen, dit noodzakelijk moest leiden tot opstand en verzet.
Toch bleek al spoedig dat deze vrees ijdel was, want inplaats dat de verspreiding der Heilige Schrift onder de inboorlingen deze losmaakten van het moederland, was het juist de Heilige Schrift, die den band tusschen koloniën en moederland kwam te versterken, ’t Was de Heilige Schrift die de inboorlingen met liefde en gehoorzaamheid vervulde jegens het moederland. ’t Was de Heilige Schrift die niet alleen de samenleving maar zelfs het gelaat des aardrijks, waar zij verspreid werd, veranderde en de bronnen van handel en nijverheid rijker deed vloeien.
Krachtiger, hardnekkiger en langduriger was daarentegen de tegenstand van Rome, want ook, ja inzonderheid naar de Roomsche landen richtte het genootschap van stonden aan den blik.
En nu is Rome voor niets ter wereld meer beducht, dan voor de verbreiding der Heilige Schrift onder de leeken. Romes kracht heeft ten allen tijde in de onkunde van zijn eigen volgelingen gelegen. Het vreest den invloed der Heilige Schrift, waardoor de oogen des volks dus konden opengaan, zoodat het tot ontdekking kwam, dat menig dogma der kerk met geen letter in de Heilige Schrift werd geleerd. Want waar leert de Schrift van den paus en zijne onfeilbaarheid, van de heiligen en hunne voorbede, van de moeder Gods en hare voorspraak, van het vagevuur, de mis en zoovele andere leerstukken? Vandaar dat er niets verderfelijker is volgens Rome dan den bijbel onder het volk te verspreiden en dat heilige boek ieder zonder onderscheid in handen te geven.
Het Trentsche Concilie dat kort na de gezegende reformatie (1551) gehouden werd, bepaalde met het oog op de Heilige Schrift dan ook: Daar de ervaring leert, dat, wanneer het lezen der Heilige Schrift aan allen zonder onderscheid wordt toegestaan, daaruit wegens de onkunde der menschen meer schade dan voordeel ontstaat, zoo zal in dezen het oordeel van den bisschop of Inquisiteur beslissend zijn. Zij zullen volgens den raad van den pastoor of biechtvader het lezen der Heilige Schrift in de volkstaal, die door katholieke leeraren vervaardigd is, hun mogen veroorloven, van wie zij gelooven dat hun deze lectuur geen schade, maar voordeel in geloof en godsvrucht zal aanbrengen. Dit verlof moet schriftelijk verleend worden. Wie zonder dit verlof een bijbel in de volkstaal leest of bezit, die zal van zijne zonden niet worden vrijgesproken, totdat hij ze den bisschop heeft afgegeven.
Dat is de bepaling in zake het lezen der Heilige Schrift, gelijk zij in de besluiten van dit concilie, welke autoritatief gezag bezitten, voorkomt.
Nog verder ging paus Clemens XI die in het jaar 1704 den bijbel in welke volkstaal hij dan ook geschreven was, op den Index, dat is op de lijst der verboden en schadelijke boeken plaatste. Alzoo de Heilige Schrift door den opvolger van Petrus niet slechts den schapen onthouden, maar als schadelijk den schapen verboden.
Toen nu de invloed van den gezegenden arbeid van dit genootschap ook in Romes kerk openbaar werd, toen zelfs mannen als de welbekende bisschoppen Sailer en Wessenberg, postoor Gotzner in Munchen en van Gotze in Hamburg en Wittemann de directeur van het priester-seminarium te Regensburg, mannen die onder den Roomschen priesterrok een evangelisch hart droegen, in verbinding met het Britsch genootschap traden, toen in 1805 reeds een katholieke afdeeling van dit genootschap in Regensburg ontstond, waardoor de Heilige Schrift in duizendtallen onder de Roomsche bevolking werd verspreid, toen greep de paus in en door de bul van 1817 werd de bijbel-verspreiding in de katholieke kerk verboden. Daardoor werden deze mannen genoodzaakt hun arbeid te staken, maar de pauselijke bul belette het genootschap niet in zijnen arbeid voorttegaan. Vandaar dat in het jaar 1824 een pauselijk schrijven aan de geestelijken verscheen, waarin Leo XII onder meer ook dit zegt: „Het is u niet onbekend Eerw. Broeders, dat een zeker genootschap, genaamd Bijbelgenootschap, met onbeschaamdheid zijn arbeid door de geheele wereld uitoefent, een genootschap, dat, verachtende de overlevering der Heilige vaderen en in tegenspraak met de bekende besluiten van het Trentsche concilie, met alle macht en alle middelen het daarhenen tracht te leiden, dat de Heilige Schrift in de taal van ieder volk wordt overgezet en verbreid, een ondernemen, dat ons op het ergste doet vreezen, dat door valsche en verkeerde uitlegging het Evangelie Christi in een menschelijk Evangelium of, wat nog vreeselijker is, in een Evangelie des duivels veranderd wordt.
Wij vermanen u daarom, op iedere wijze uwe gemeenten van deze giftige weiden aftehouden, in de overtuiging, dat als de Heilige Schrift overal verspreid wordt, daardoor veel meer kwaad en schade dan voordeel zal worden gewerkt.”
In het jaar 1864 beeft zijn opvolger paus Pius IX in zijn beruchten syllabus de bijbelgenootschappen op een lijn geplaatst met het socialisme, communisme, geheime genootschappen, vereenigingen van liberale geestelijken en dergelijken en ze allen in hun bestaan en werking vervloekt. En in het jaar 1887 heeft paus Leo XIII eene nieuwe Fransche bijbelvertaling door een katholiek bearbeid op den Index geplaatst. Het Britsch Genootschap bestaat dus niet zonder strijd van buiten, maar het kent ook strijd van binnen.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Uit de geschiedenis van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1904

De Wekker | 4 Pagina's