Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat 29

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat 29

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIX.
Onze Volksvertegenwoordiging heeft zich in de afgeloopen week bezig gehouden met de openbare behandeling der ingediende Drankwet. Voorwaar een gewichtig stuk voor ons volk.
Wie de ontzaglijke en verwoestende gevolgen van het drankmisbruik wel eens met eigen oog heeft aanschouwd, wie weet, welke namelooze verwoestingen deze zonde voor huisgezin, maatschappij en kerk met zich sleept, wie getuige is, hoe ondanks de meest hardnekkige bestrijding van verschillende zijden tegen haar ondernomen, deze zonde zich uitbreidt en alzoo ons volksleven ondermijnt en vergiftigt, die kan en mag niet anders dan de indiening van dit wetsontwerp met vreugde begroeten. Is toch het getal groote en kleine drankhuizen in ons kleine land tot het ontzettende cijfer van ongeveer 23000 geklommen en wordt jaarlijks dit gift bij honderd-duizenden liters door ons volk opgeslorpt, dan gevoelen wij, dat het meer dan tijd is, dat de overheid niet langer winst slaat uit de drankzonde, maar dat zij tevens met alle haar ten dienste staande middelen die drankzonde moet bestrijden en ons land alzoo bevrijden van een wissen ondergang.
Bovenal is dit de roeping van een regeering, die zich zelf met het etiquet „Christelijk” siert, die bij haar optreden de meest schoone beloften, aan het Nederlandsche volk gaf en wier streven het zijn zou de ontkerstening der natie met alle macht tegen te gaan en het godsdienstig en zedelijk peil van ons volk te verhoogen.
Eene zoodanige regeering heeft toch niet alleen tot roeping „de volksnooden” te lenigen, maar niet minder is het hare taak „de volkszonden” te bestrijden. Want waar deze laatste worden weerstaan en uitgeroeid (werd het maar wat beter gevat in onze dagen) daar worden tegelijk de volksnooden gelenigd, dewijl tal van onze volksnooden uit onze volkszonden geboren worden.
Het mag niet worden ontkend, dat de regeering in dezen aanvankelijk met de beste bedoelingen optrad.
Niet slechts het wetsontwerp, maar bovenal de Memorie van Toelichting, die het wetsontwerp op zijn weg naar onze Volksvertegenwoordiging vergezelde, liet in dezen niet den minsten twijfel over, wat er in dezen bij onze regeering voorzat.
Daarin verklaarde de regeering onder meer: dat zij dit wetsontwerp wilde dienstbaar maken aan de bestrijding van het misbruik van sterken drank, door de regeering zelve een „volksvergiftiging” genoemd.
Gelijk ieder wetsontwerp, ging ook de Drankwet weer eerst naar de afdeelingen om onderzocht te worden. Maar daar ontmoette het van verschillende zijden zulken heftigen tegenstand, dat de regeering gaandeweg moest retireeren. Het verwonderlijkste was echter, dat de hardnekstigte tegenstand kwam van de zijden der Roomschen, de bondgenooten van dit ministerie, zij verklaarden van stonden aan dit wetsontwerp, zooals minister Kuiper het ingediend had, voor onaannemelijk.
En wat heeft men toen zien gebeuren? Helaas het droeve bewijs is geleverd, dat de minister zijnen bondgenooten moest naar de oogen zien. Dat hij hoofdzakelijk ter wille van hen alles wat maar naar christelijk riekte in het wetsontwerp heeft laten vallen.
Het eerst de bepaling in het wetsontwerp dat de kroegen van Zaterdagavond 10 uur zouden gesloten zijn tot Zondagsnamiddags 2 uur, een bepaling die wij van harte toejuichten, daar zij ons een aanvankelijke waarborg gaf, dat de Zondagmorgen niet langer meer zou worden ontwijd door het geslenter van dronkaards, die men in den vroegen morgen langs de straten der groote steden hun „dranklied” kan hooren zingen. Is het niet bedroevend, dat zulk een bepaling grootendeels ter wille van de bondgenooten moet worden geschrapt? Zullen dan toch nimmer de oogen opengaan voor het feit, dat men met Rome, in alles wat ons Christenen lief en dierbaar is, geen stap verder komt? Zal men dan nooit inzien, dat Rome volgt zoolang het haar profijtelijk voorkomt, maar om plotseling te remmen, wanneer er maar eenig nadeel voor zich kon worden geboren ? Zal men dan nimmer gelooven, dat Rome en Dort, hoe dit verbond in de laatste jaren ook van alle zijden worde verdedigd, elkander opheffen en uitsluiten moeten, en dat er in den diepsten grond geen samenwerking tusschen beiden bestaan kan? Men spreekt in de kringen der regeering tegenwoordig zoo druk over de Geref. beginselen, die op alle terreinen des levens moeten worden toegepast, maar in gemoede, kan Rome soms aan de toepassing daarvan mede arbeiden? Wat belang kan Rome hebben bij de zegepraal van het Calvinisme, bij het ontluiken van de aloude religie, bij den bijbel op onze volksscholen ? Kan daar Rome krachtens zijn eigen beginsel iets van gevoelen, moet het niet veel meer met alle kracht en alle middelen dat wat uit de Reformatie is weerstaan en onderdrukken?
De minister heeft het dan ook tijdens de openbare beraadslaging over dit wetsontwerp niet slechts gevoeld, maar wat veel meer zegt, hij heeft het beleden, dat hij geisoleerd stond. Dr. Kuyper, de groote man, verlaten en tegelijk gebonden door zijn eigen bondgenooten, het deed Troelstra den socialist uitroepen: dat het nu toch eens recht duidelijk werd, hoeveel eenheid er in ’s ministers coalitie was. Wij laten die uitspraak voor wat ze is, maar zijn des niettemin gedachtig aan den wijzen les onzer vaderen, dat dikwijls niet onze vrienden, maar onze vijanden ons de waarheid zeggen.
Als resultaat van de openbare beraadslagingen in dezen kan dan ook de Kameroverzicht-schrijver van „het Handelsblad” naar waarheid getuigen: „zeker, het beginsel blijft gehandhaafd .... maar meteen wordt het beginsel voor de praktijk opgeborgen.” En zoo komt als vrucht van de coalitie met Rome een drankwet uit de hand van een Christelijke regeering die van het specifiek Christelijke ten eenenmale is ontdaan, en die misschien straks, wat wij natuurlijk niet weten, nog wordt verworpen of ingetrokken op den koop toe.
Land! land ! land! hoor des Heeren Woord.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat 29

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1904

De Wekker | 4 Pagina's