Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ingegaan in het Heiligdom.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ingegaan in het Heiligdom.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons.” Hebr. 9 : 24.

De gemeente van Christus is weer bepaald geworden bij de hemelvaart van Hem, die door den Vader tot Koning over Zijn Sion is gezalfd.
Gekomen om de werken des duivels te verbreken en den bitteren kruisdood te sterven, opdat Hij daardoor eene eeuwige gerechtigheid zou aanbrengen voor Zijn verkoren Sion, stond Hij, na alles volbracht te hebben, ten derden dage op uit de dooden, om aan Zijne gemeente dat eeuwige leven te kunnen schenken, hetwelk Hij verworven had. En nu, 40 dagen nà de opstanding, was de tijd daar, dat de Middelaar Gods en der menschen deze aarde weer zou verlaten, om als de Koning der eere plaats te nemen aan de rechterhand des Vaders. Heengegaan is Hij om plaats te bereiden voor Zijne gemeente in de vele woningen des Vaders. Heengegaan om te bidden voor Zijne gemeente. Heengegaan om van uit den hemel Zijn strijdende kerk op aarde te regeeren en te beschermen.
’t Is dus een feit van hooge, zeer hooge beteekenis, die hemelvaart. Want, gelijk ook de Schrijver van den brief aan de Hebreën getuigt, de Middelaar is ingegaan in den hemel zelven.
Ingegaan in het heiligdom, o! gewis, maar niet in het heiligdom, „dat met handen gemaakt is”. Waar de Apostel beschrijft de uitnemendheid en voortreffelijkheid van het priesterschap van Christus boven het levietische, daar doet hij ook uitkomen de geheel eenige beteekenis van het ingaan des Middelaars niet in het schaduwachtige, maar in het hemelsche heiligdom.
Toch was ook het schaduwachtige heiligdom een heerlijke plaats, een plaats waar de Heere woonde. Dat heiligdom was een deel van den tabernakel, dragende den naam van „heilige der heiligen.” En gewis mocht dit gedeelte wel in bijzonderen zin den naam van heiligdom dragen. Ook omdat het niet gemaakt was naar de architectuur van een mensch, want Mozes had bevel ontvangen om alles te laten maken naar de afbeelding, hem door den Heere op den berg getoond. Zoo was dan die tabernakel naar het Goddelijk voorschrift gemaakt. Maar toch moest alles gemaakt worden. Wel was er een voorschrift, maar menschenhanden moesten het vervaardigen ; en al mag dan van Bezaliël en Aholiab getuigd worden, dat de Heere hun wijsheid in’t hart gegeven heeft om alles nauwkeurig te vervaardigen ... toch bleef het een heiligdom „met handen gemaakt.” Vervaardigd uit stoffelijke dingen, waardoor wel de gunste Gods over Zijn volk werd afgespiegeld, maar dat alles was de gunste Gods zelve niet.
Dat heiligdom was een „tegenbeeld” van het „ware”. D. w. z. het was eene afbeelding, een schaduw van het „ware”. Het was een zeer gewichtig hulpmiddel, waardoor de Heere Zijn Israël kwam te onderwijzen in de dingen van het ware heiligdom. In dat heiligdom trad eenmaal ’s jaars de Hoogepriester des Ouden Verbonds binnen. Eénmaal ’s jaars, om daardoor aan te duiden, dat door ééne offerande al degenen, die geheiligd zouden worden, volmaakt zouden worden. Éénmaal ’s jaars, maar toch elk jaar weer opnieuw, als om aan te wijzen, dat dat intreden ’s jaarlijks nog niet de ingang in het ware heiligdom was. Want de ingang in het ware zou niet elk jaar herhaald kunnen worden, doch kon slechts éénmaal plaats hebben. Maar het schaduwachtig ingaan moest herhaald worden, omdat de zonden daardoor in den wezenlijken zin van het woord niet konden weggenomen worden.
In dat heiligdom is Christus als de „ware” Hoogepriester niet geweest. Daarin konden alleen de schaduwachtige Hoogepriesters komen. Christus was geen schaduwachtig Hoogepriester.
Daarom kon er voor Hem geen plaats zijn in het schaduwachtige heiligdom. Maar wel in het „ware” d. i. den hemel zelven. Daar woont de Heere. Daar vertoont Hij Zijne majesteit en luister op ’t heerlijkst. Daar wonen de heilige Engelen. Daar zijn de gezaligden, die reeds verlost zijn van het lichaam der zonde en des doods. Daar is in den eigenlijken zin de troon van God, de troon der genade, de troon der heerlijkheid. Daar is het ware „heilige der heiligen”. Daar is vrede, eeuwige vrede bereid. Van uit dat heiligdom straalt het licht van Gods gunstrijk aangezicht uit over alle Zijne gekenden. Daarheen is Hij gegaan, die als Middelaar zichzelven heeft gegeven. Met Zijn bloed, d. i. met Zijn leven, had Hij betaald voor de zonde Zijns volks. Als Hoogepriester had Hij niet ram of vaars, maar zichzelven geofferd en daarom was voor Hem de toegang ontsloten in het ware heiligdom, doch nu niet slechts voor Hem, maar ook voor al degenen, die door Hem tot God gaan. Daar is nu die ware Hoogepriester voor al Gods kinderen, opdat de stroomen van Gods genade uit dat heiligdom Gods over hen zouden toevloeien. Daar is Hij, om ze allen tot zich te trekken, opdat ze eeuwig bij Hem zouden zijn. Daarom moogt gij, o, verbroken hart, uw smeekingen naar dat heiligdom opzenden. Want daar is Hij, die Zijn oor neigt naar het roepen en zuchten van het verbrijzeld gemoed. Gelijk de Hoogepriester van den ouden dag slechts door het „heilige” heen kon komen in het „heilige der heiligen”, zoo kon Christus slechts ingaan door Zijn eigen vleesch, d. i. door de verbrekinge zijns lichaams, want de zoenofferande moest gebracht worden, vóór Hij kon ingaan. Dus ook dat ingaan in den hemel zelf is zulk een klaar bewijs en machtig onderpand, dat de verzoening der zonde metterdaad is aangebracht, daar Hij ingegaan is door Zijn eigen bloed.
Zoo hebben dan Gods kinderen in en door dien waren Hoogepriester een vrijen toegang tot God. De weg naar God was aleer gesloten door de zonde. Den weg naar de eeuwige gelukzaligheid had de mensch versperd door zijn val. Tusschen het heiligdom des hemels en den mensch was de muur der zonde opgetrokken door den mensch zelven, maar die muur der zonde kwam Hij slechten en den weg tot het ware heiligdom ontsluiten, opdat de zijnen door een „verschen en levenden weg” zouden kunnen gaan tot God. Daarvan is de hemelvaart het bewijs. Dat Jezus ten hemel vaart, zegt, dat ook Zijn kuddeke daar zijn zal.
Laat deze waarheid uwe ziel troosten in dagen van kommer en van strijd. Hoe onbegaanbaar is soms het pad door de woestijn des levens. Wat rampen en wederwaardigheden, wat teleurstelling en droefheid moeten soms doorstaan worden. Wat een aanvechting soms. Wat openbaart de zonde zich soms krachtig. Hoe kan het gemoed soms gekweld worden door bittere ervaringen. Doch aan dit alles komt eenmaal een einde. Want Jezus is ingegaan in den hemel zelven, opdat Hij u eenmaal tot zich zou trekken.
Ingegaan „om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons”. Verschijnen voor het aangezicht Gods. Ook weer op gansch andere wijze als de schaduwachtige Hoogepriester. Als hij binnentrad binnen de wanden van het „heilige der heiligen”, dan moest daar verzoend worden de zonde des volks. Dan moest het bloed gesprenkeld worden op het Verzoendeksel. Maar als Christus het ware heiligdom binnengaat, is het bloed reeds gestort, behoeft de verzoening niet meer plaats te hebben, zoodat het ongerijmd zou zijn te denken aan eene herhaling der offerande. En bovendien: Hij verschijnt „voor het aangezicht van God”. Ook dit zegt veel meer, dan het verschijnen van den Hoogepriester van den ouden dag in het heiligdom. Hoogstens waren daar eenige teekenen van Gods tegenwoordigheid. Zichtbare teekenen, gelijk de ark, het verzoendeksel, de Schechina. Doch de ware Hoogepriester verschijnt voor het aangezicht van God in de volle beteekenis van het woord, verschijnt in de onmiddellijke tegenwoordigheid van God, die een licht is, die het licht is en in Wien gansch geen duisternis is. Hij verschijnt daar, waar aangestemd wordt het driemaal heilig; daar waar de volheid van Gods majesteit blinkt en de volheid Zijner heerlijkheid schittert met voor den sterveling ongekenden glans.
Daar verscheen Hij. Maar voor wie? Wien komt dat verschijnen daar ten goede? Wie zijn ze, die daar de zalige vruchten van zullen plukken? Hij verschijnt daar „voor ons”, lezen wij in tekst. Met dat woord „ons” worden niet bedoeld alle menschen hoofd voor hoofd, maar al degenen, die toegebracht zijn en zullen worden. Dat zijn Zijne schapen, voor wie Hij Zijn leven heeft afgelegd. Hij verschijnt daar, niet om plaats te bereiden voor de goddeloozen; niet om te pleiten voor de wereld; niet om de zaligheid te eischen voor hen, die Hem blijven verwerpen, maar „voor ons”, voor zoover wij Hem toebehooren, voor zoover wij ranken zijn in Hem, voor zoover wij levende leden Zijns lichaams zijn. Als het Hoofd des lichaams vertegenwoordigt Hij daar al de leden Zijns lichaams.
Ziet, dat is ’t nu waarnaar onderzocht moet worden, n.l.: of wij levende leden Zijns lichaams zijn. In onzen tijd, welke aan groote oppervlakkigheid lijdt, stapt men juist daarover zoo gemakkelijk heen. Wel is er veel, zeer veel godsdienst, doch de waarachtige vreeze Gods wordt minder gevonden. Het is te vreezen, dat er door den mond zooveel gesproken wordt, wat door het hart niet wordt gekend. Daarom, opdat we ons niet bedriegen voor de eeuwigheid, is het zoo hoog noodzakelijk, dat ieder een ernstig onderzoek bij zichzelven instelle, want het gaat over de hoogste belangen.
Zalig, indien ons hart geen vreemdeling meer is van dat hoogste goed. Het geluk van Gods kinderen is onuitsprekelijk groot. Want voor hen is aangebracht het zoenoffer, waardoor ze met God verzoend zijn. Voor hen is verworven eene eeuwige gerechtigheid, waarmede zij tot in eeuwigheid bedekt zijn. Voor hen is opengesteld de weg naar het hemelsche Vaderland, waar zij eeuwig den naam van den Drieëenigen God zullen verheerlijken.
Voor hen is verschenen voor het aangezicht Gods hun Middelaar en Hoogepriester, die hen vertegenwoordigt bij den Vader. Dáár, voor het aangezicht Gods, staat Hij de zaak van Zijn volk voor. En vandaar stort Hij zijne gaven uit over Zijne gemeente tot der menschen troost. Hoe aangenaam is de geloovige gestemd, indien door genade zijn zielsoog geopend is voor de heerlijkheid des Middelaars. Want wèl is Hij als een Lam ter slachtbank geleid, maar als de Overwinnaar van dood en graf is Hij opgestaan. Wèl is Hij den slavendood gestorven, maar als de Koning der eere is Hij ingegaan, niet in het schaduwachtige heiligdom, dat slechts tijdelijk was, maar in den hemel zelven. Wèl is Hij heengegaan van deze aarde, doch niet om Zijne jongeren voor goed te verlaten, want Hij is in den hemel Zijn volk ten goede. En daarom, kind van God, ge kunt Hem wel niet met uwe lichamelijke oogen aanschouwen, maar toch is Hij niet van u geweken. Gij zijt voor Zijne rekening. Het is door Zijn Geest, dat gij herboren zijt. Het is door Zijn zoenoffer, dat gij met God verzoend zijt. En waar de Satan als de verklager der broederen vele giftige pijlen afschiet op het hart des volks.... al die booze pijlen worden stomp gemaakt door de kracht Zijner voorbede. Zalig dan wie in Hem gevonden wordt en bij Hem leerde schuilen, want allen, die Zijne verschijning hebben liefgehad, zullen eeuwig bij Hem zijn. En naarmate gij bewust zijt van uw aandeel aan Hem, naarmate gij door het geloof door lucht en wolken moogt doordringen tot den troon, waarop Hij is gezeten aan ’s Vaders rechterhand, naar die mate zal de kracht van den troost van eeuwig bij Hem te zullen zijn uwe ziel verkwikken en verlevendigen.
R. J.
April ’04.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1904

De Wekker | 4 Pagina's

„Ingegaan in het Heiligdom.”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1904

De Wekker | 4 Pagina's