Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkeerde conclusies

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkeerde conclusies

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar ons gebleken is dat er enkelen zijn die uit ons schrijven over de wettigheid van den doop der Roomsche kerk geheel verkeerde conclusies hebben getrokken, hetzij door onkunde, hetzij door verwarring van de dragers van het ambt met hun persoon en leer, komen wij nog eens terug op het vroeger geschrevene. Iemand uit Amsterdam (schijnbaar zelf verlegen en beschaamd over zijne of hare verkeerde conclusies, want den naam durft hij of zij niet voluit noemen) maakt de volgende sluitreden op ons schrijven:
„Indien de doop door een pastoor of moderne predikant uit de Hervormde kerk wettig is, dan behoeft een, kind uit eene naburige plaats niet te Amsterdam in de Christ. Geref. kerk gedoopt te worden, dan was er op die plaats zelve wel een predikant of pastoor te vinden om dat kind te doopen.
Welk een dwaze conclusie! Veronderstel dat onze Amsterdammer eens te Apeldoorn naar een huis kwam zoeken en mijn raad inriep. Ik wees hem dan op een huis met kamers, zolder, kelder enz., in één woord op eene woning die alles bevat, wat bij een huis noodig is, doch ik voegde er bij: Wees voorzichtig, in dat huis heeft zich allerlei onrein gedierte genesteld en het is onmogelijk ze uit te roeien, hoewel het huis alles bevat, wat tot een welingericht huis noodig is. Zou onze Amsterdammer dan ook de conclusie maken, dat hij niet naar een ander huis behoefde te zoeken en best in dat onreine huis kon gaan wonen, omdat het bij al zijne onreinheid toch al de eigenschappen van een huis bezat? Wij denken van neen. Doch zonder beeldspraak, al is volgens Calvijn, Guido de Bres, onze Dordtsche vaderen en vele Gereformeerde theologen van de drie vorige eeuwen, de doop der R. kerk wettig, niemand mag het daarom voor onverschillig houden, waar men zijne kinderen den H. Doop laat toedienen. Er kunnen, al houden wij den doop van niet-Christ. Geref. kerken voor wettig, nog wel andere bezwaren zijn, waarom dit voor den belijder der Christ. Geref. religie zonder verkrachting der concentie onmogelijk is.
Denken wij alleen maar aan de vraag bij den H. doop gedaan: Of de leer die in de Christ. kerk alhier geleerd wordt de waarachtige en volkomene leer der zaligheid is. Al houden wij den doop van een ongereformeerd predikant in de Hervormde kerk voor wettig, toch kan met een vrij gemoed de belijder der zuivere waarheid bovengenoemde vraag, door zulk een predikant gedaan, niet met ja beantwoorden.
Bovendien, indien de doop van een pastoor of modern predikant niet wettig is, en iemand door hen gedoopt tot de Christ. Geref. kerk overkomende, niet herdoopt wordt, moet zoo iemand dan als een ongedoopte beschouwd worden? Ja, indien de doop van pastoor of modern predikant onwettig is. Doch wat dan als zoo iemand, zonder herdoopt te zijn, predikant wordt in de Chr. Ger. kerk? Dan heeft die kerk een leeraar, die ongedoopt is, volgens onze Amsterdammer. En zoodanige predikanten zijn er. In de voormalige Chr. Ger. kerk ken ik een predikant, die als kind Roomsch gedoopt zijnde, later zonder herdoop in onze kerk bedienaar des Woords werd. Ja, in onze tegenwoordige Chr. Ger. kerk is een predikant, die in zijne jeugd door een modern predikant in de Herv. kerk gedoopt werd. Die predikant heeft thans in onze Chr. Ger. kerk meer dan honderd kinderen gedoopt, en deze kinderen zijn dan gedoopt door een predikant, die zelf een ongedoopte is, want volgens de verkeerde conclusie van onzen briefschrijver is de doop aan dien predikant bediend onwettig.
Ja nog erger. Calvijn en Luther zijn ook in de Roomsche kerk gedoopt en nooit werden zij herdoopt, evenmin als de pastoors die in de dagen der Hervorming tot de reformatie overgingen. En deze legden anderen de handen op en doopten onze voorvaderen ; dan zijn ten slotte onze Geref. vaderen allen gedoopt door menschen, wier eigen doop onwettig was. Wie voelt hier niet het ongerijmde van de bewering van onzen briefschrijver?
Vervolgens zegt onze brief schrijver of schrijfster:
„Indien ik een kind heb om te doopen, zou ik het liever door een broeder der gemeente, van wien het kennelijk te bespeuren is, dat hij een kind des Heeren is, laten doopen, dan door een pastoor of een modernen dominee. En dat geen ander dan juist een dominee recht heeft om te doopen, leert mij Gods Woord anders, want ik lees van Filippus dat hij den kamerling doopte en dat was een diaken.
Welk eene verkeerde conclusie! Volgens Gods Woord mag niemand de Sacramenten bedienen, dan die geordend en gezonden is om te prediken. Christus heeft Matth. 28 : 19 het doopen en het leeren (Evangelie prediken) saamgevoegd en aan dezelfde personen opgedragen.
Het is waar, Filippus doopte den kamerling, maar niet als diaken. Hij had tevens het ambt van Evangelist, (Hand. 21 : 8) een ambt, waardoor hij verkondiger van het Evangelie was, hij predikte (Hand. 8 : 5, 35). Bovendien had hij eene extraordinaire roeping en zending ontvangen van den Heere om tot den kamerling te gaan.
Indien echter een broeder der gemeente, hoe godvruchtig hij ook mocht zijn, een kind doopte, dan zou zulk een doop nooit wettig zijn en met volle vrijmoedigheid zouden wij zulk een kind doopen, daar het als ongedoopt moet beschouwd worden. Bovengenoemde stelling van onze(n) Amsterdammer is dan ook niet Gereformeerd maar Darbistisch en eene algeheele miskenning van de ambten door den Heere in Zijne kerk ingesteld. Immers niet iemands godvrucht, maar het ambt geeft recht tot de bediening des doops.
Zegt onze onbekende Amsterdammer dan nog:
„Menschen die Gods Woord verdraaien zijn werkers der ongerechtigheid en geen wettige doopers”, wij antwoorden daarop:
Een verdraaier van Gods Woord is zeker een werker der ongerechtigheid maar kan toch wettig tot het ambt zijn geordend. Zet de kerk uit ontrouw of omdat zij geheel van de waarheid is afgeweken zoo iemand niet af, dan blijft hij een wettige dooper, hoe goddeloos ook de persoon mag zijn. De Heere zelf erkent in Zijn Woord nog het ambt, al zijn de dragers er van goddelooze menschen. Hoe kwaad worden de zonen van Eli, Hofni en Pinehas geteekend in 1 Samuël 2 : 22—25. Zij waren een gruwel in de oogen des Heeren, ja de Heere wilde ze dooden. Doch noemt de Heere ze nu onwettige priesters? Was hun arbeid in de tent der samenkomst te Silo nu een onwettige priesterarbeid? Wel ontheiligden zij het heilige (1 Sam. 2 : 13, 14), wel noemt de Heere hen zelfs kinderen Belials, doch wat hun ambt betreft, worden zij genoemd in 1 Sam. 1 : 3 priesters des Heeren.
En eindelijk, zegt onze briefschrijver of schrijfster:
„Ik leg mij niet neer bij uwe beschouwing van den doop der Roomsche kerk”, dan vergist deze zich hier deerlijk, want het is niet onze doopsbeschouwing welke wij in „de Wekker” weergaven, maar de beschouwing van Calvijn, Trigland, Guido de Brès, ja wat meer zegt, het is de beschouwing van de Geref. kerk, uitgesproken op de Synode te Dordrecht 1618/19, zooals uit onze voorgaande stukken duidelijk is bewezen.
In hetgeen wij schreven lieten wij de Geref. vaderen spraken, zoodat wij tot onzen spijt moeten zeggen, dat degene die onze doopsbeschouwing verwerpt, die der Dordtsche Synode verwerpt en het ook met Calvijn niet eens is.
Ten slotte blijkt duidelijk uit het Amsterdamsche schrijven dat alleen degenen als wettige Doopers erkend worden, die waarachtige belijders van Christus, dus godvreezende menschen zijn. Ware dit zoo, dan mocht de gemeente wel in gedurige vreeze leven of zij wel een wettigen dooper had. Immers door alle eeuwen heen is het gebleken, dat menschen die voor waarachtige belijders werden gehouden als huichelaars openbaar werden. Wie der discipelen verdacht zelfs Judas? Zij wantrouwden eerder zichzelven. Wordt nu een leeraar, die algemeen voor godvreezend dus voor wettig dooper werd gehouden, als huichelaar openbaar, dan waren allen die door hem werden gedoopt, volgens ons Amsterdamsche schrijven onwettig gedoopt, want die hem doopte was geen waarachtig belijder van Christus. Neen, zeggen wij, de wettigheid van den doop hangt niet af van den genadestaat van den dooper, maar van het ambt. Heeft hij eene wettige zending en doopt hij de bondelingen in den Naam des Drieeenigen Gods, dan is zulk een doop wettig, d. w. z. dan beschouwen wij de personen door hem gedoopt niet als ongedoopten.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Verkeerde conclusies

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1904

De Wekker | 4 Pagina's