Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een woord over Kerkregeering en Kerkorde 10

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een woord over Kerkregeering en Kerkorde 10

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeer kort maar zakelijk wordt in ’t werkje van Prof. H. de Cock („Gereformeerde Kerkregeering”) opgemerkt:
„Door de ouderlingen (de leer- en regeerouderlingen) moesten de geestelijke belangen der gemeente worden behartigd en aan hen is tegelijk met de diakenen het bestuur opgedragen van de stoffelijke belangen der gemeente.
Dat de behartiging van de geestelijke belangen der gemeente aan de ouderlingen is opgedragen, wordt duidelijk uit de Apostolische vermaning bij Hand. 20 : 28—31 en uit al die plaatsen waarin van het werk der ouderlingen gesproken wordt; terwijl ter plaats waar de aanstelling der diakenen wordt meedegedeeld, (Hand. 6) hun werk gezegd wordt te zijn: de tafelen te dienen.
Tot hulp der ouderlingen aangesteld, zijn zij echter aan het opzicht der ouderlingen niet onttrokken, maar zijn deze geroepen om met de diakenen de tijdelijke of stoffelijke belangen der gemeente te verzorgen. Reeds de namen voorstanders (1 Thess. 5 : 12) en huisverzorgers Gods (Tit. 1 : 7) bewijzen dit. En bij 1 Tim. 5 : 3 wordt aan Timoteus gelast: Eert de weduwen die waarlijk weduwen zijn; welke eer bestaat, volgens vs. 4 en 17, in het bewijzen van alle bijstand en hulp; iets dat in de eerste plaats het werk is van diakenen.
De stelling dat, in sommige gevallen ten minste, onderscheidene vergaderingen geplaatst werden onder een presbyterium of kerkeraad, wordt bewezen uit de geschiedenis van de gemeente te Jeruzalem. Uit de handelingen der Apostelen blijkt dat er te Jeruzalem een groot getal van geloovigen was, Op den Pinksterdag werden er 3000 gedoopt, Hand. 2 : 41, en vers 47 zegt: dat de Heere dagelijks toedeed tot de gemeente die zalig werden. Niet lang daarna werd er op de prediking van Petrus een getal van 5000 geloovig, (Hand. 4 : 4) en deze allen waren mannen. In cap. 5 : 14 lezen wij „dat er meer en meer werden toegedaan; die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen,” en in cap. 6 : 7: „het woord Gods wies en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer.”
Al die schriftuurplaatsen wijzen dus duidelijk aan, dat het aantal geloovigen in die dagen te Jeruzalem te groot was om in ééne plaats van samenkomst te vergaderen. Vandaar dat er meer dan ééne vergadering was, maar…. evenwel lezen wij van slechts ééne gemeente; er was dus destijds in plaatsen met meer vergaderingen slechts één bestuur over die vergaderingen.
Eene opmerking nog en wij eindigen met wat wij in algemeene trekken omtrent den Presbyterialen vorm van kerkregeering den leden der C. G. Kerk wilden herinneren.
In Hand. 15 vinden wij ’t duidelijk bewijs, dat opklimming van kerkelijke vergaderingen schriftmatig is. Toen het geschil, dat eenigen, die uit Judea te Antiochië waren gekomen en de besnijdenis naar de wijze der Joden als voorwaarde voor het zalig worden stelden, wat door Paulus en Barnabas werd bestreden, niet kon worden opgelost, besloot men deze zaak te brengen voor de Apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem. Men zou zoo oppervlakkig oordeelen: maar die zaak had toch te Antiochie — waar zich mannen als een Apostel Paulus en een Barnabas bevonden — wel kunnen worden beslecht. Geenszins! Die mannen, door den Heere met ootmoed bekleed, achtten anderen uitnemender dan zichzelven. In moeilijke zaken en geschilpunten hadden zij raad noodig en vraagden raad. Zij achtten het geenszins beneden zich of min-eervol te erkennen, dat niet zij alleen de zaken der kerk doorzagen, maar zeiden gulweg: laten anderen zich eens over onze meening uitspreken. Zoo werden dan om die reden eenigen (waaronder ook Paulus en Barnabas) naar Jeruzalem afgevaardigd en daar gehoord door de gemeente en door de Apostelen en ouderlingen en … in verzen 4—6 lezen wij, dat het door de Apostelingen en ouderlingen noodig geoordeeld werd op deze zaak te letten. Het besluit werd toen genomen dat er met Paulus en Barnabas mannen naar Antiochië zouden gaan, om daar het oordeel der vergadering bekend te maken (zie vzn. 7—22). En dat oordeel (besluit) dier vergadering werd niet als een broederlijke raadgeving, maar als besluit eener kerkelijke vergadering, die recht had gehoorzaamheid te vorderen (zie vs. 23—29), bekend gemaakt. Bijzaak is of dergelijke vergadering uit provinciale, classicale of gemeentelijke afgevaardigden is samengesteld; in Handelingen 15 wordt duidelijk aangetoond, dat de zaken eener plaatselijke gemeente werden onderworpen aan het oordeel van de „meerdere” vergaderingen.
(Wordt voortgezet).
G. Renkema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Een woord over Kerkregeering en Kerkorde 10

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1904

De Wekker | 4 Pagina's