Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De stelling, die den heer Gerhard in dit openbaar debat verdedigde luidt: Zedelijke opvoeding zonder geloofsdogma, eene stelling, die aan duidelijkheid van inhoud en bedoelen niets te wenschen overlaat.
De stelling van Dr. Cramer luidt, zedelijkheid en godsdienst, eene stelling niet zoo christelijk geformuleerd als die van zijn tegenstander. Dit komt, omdat Dr. Cramer het ethisch beginsel is toegedaan, dat niet den godsdienst aan de zedelijkheid, maar de zedelijkheid aan den godsdienst ten grondslag legt. Schuilt in de stelling des heeren Gerhard de fout, dat hij „geloofsdogma” met God vereenzelvigt, wat volstrekt niet aangaat, in die van Dr. Cramer ligt de fout hierin, dat hij de orde heeft omgekeerd.
Op het congres heeft hij gezegd: „zonder God geen moraal”, en die stelling had hij tegenover den heer Gerhard moeten poneeren en verdedigen: hij hadde dan veel sterker gestaan dan nu.
De heer Gerhard had voor den aanvang van het debat een „twintigtal gedrukte stellingen” laten ronddeelen, waarin hij zijne hoofdstellingen nader ontwikkelde en toelichtte.
Uit die stellingen kunnen wij ons ten volle het grondbeginsel en einddoel der opvoeding leeren kennen dat deze socialistische onderwijzer op de openbare school toepast.
Op de vraag: „wat is zedelijkheid?” zegt hij in stelling 3: „zedelijkheid is de gemeenschappelijke eigenschap van alle handelingen en gevoelens, die middelijk of rechtstreeks gericht zijn op het welzijn der levende gemeenscbap, en dat der toekomstige geslachten, of ten minste dat welzijn niet schaadt. Ergo is alles, wat daaraan nadeel berokkent of berokkenen kan onzedelijk”.
Dus alles wat de hedendaagsche maatschappij kan vooruitbrengen en ontwikkelen is zedelijk, afgedacht door welke middelen dit geschiedt, want, als die middelen den vooruitgang en het welzijn der maatschappij maar beoogen, dan heiligt het doel de middelen, en op het standpunt van den socialist kan een revolutie, die alles ten onderste boven keert wel terdege zedelijk zijn.
Maar omgekeerd is alles wat die maatschappij of levende gemeenschap weerstaat of ten onderhoudt in hare ontwikkeling onzedelijk, en diensvolgens is de godsdienst en de vereering van den Eenigen en Waarachtigen God voor den socialist de grootste onzedelijkheid, want het is juist de godsdienst, die onze hedendaagsche maatschappij nog een weinig in hare zoo heilzame (!!) ontwikkeling ten onderhoudt.
Maar wij hooren nog veel vreemder dingen uit de zedeleer van het socialisme.
In stelling 4 omschrijft deze socialistische opvoeder nog eens wat zedelijkheid is en zegt daar:
„Zedelijkheid is een sociaal (algemeen) begrip, aan evolutie (ontwikkeling) onderworpen; haar oervorm (oorspronkelijk beginsel) bij het dier is sociaal instinct; haar wezenlijke kern is de naastenliefde, haar inhoud wordt in eenig bepaald stadium, van de ontwikkeling van ’t menschelijk geslacht beheerscht door wat men in dat stadium voor ’t belang van de gemeenschap houdt.”
Uit deze stelling blijkt duidelijk dat volgens den socialist, zedelijkheid geen vaststaand, maar een veranderlijk begrip is; want het is, zegt hij, aan ontwikkeling en verandering onderworpen. Wat dus heden zedelijk geacht wordt, kan morgen wellicht onzedelijk zijn, als dit het belang der gemeenschap bevorderen kan; wat heden waarheid is, moet en kan morgen leugen wezen als de maatschappij er maar door gebaat wordt, wat heden goed is kan morgen kwaad zijn, en het ongeoorloofde wordt straks geoorloofd, als het maar is tot welzijn van ’t algemeen.
Zedelijkheid is op het standpunt van den socialist een modebegrip even wispelturig en grillig als deze.
Is hel niet droevig zulke stellingen in ons Vaderland te hooren verkondigen en is het niet vreeselijk dat duizenden deze stellingen geloovig aanvaarden en in de praktijk trachten toe te passen.
De heer Gerhard vindt den oorsprong voor zijn zedelijkheid in het sociale instinct van het dier. Metterdaad belachelijk, een wetenschappelijk mensch zoodanigen onzin te hooren verkondigen, als het maar niet zoo droevig was.
Wij moeten dus niet opklimmen maar afdalen om de bron van alle zedelijkheid onder de menschen te vinden. Waar de Heilige Schrift ons wijst op God als de bron van alle zedelijkheid, op zijne wet als de vorm voor het zedelijk leven, daar wijst de heer Gerhard ons naar de dierenwereld, en vindt in het dierlijk instinct de bron en ooorsprong van alle zedelijkheid.
Absoluter tegenstelling is wel niet denkbaar.
Wij uit God, en het socialisme uit de dierenwereld.
Wij Gods wet als vorm en richtsnoer voor het zedelijk leven en de socialist enkel het belang der gemeenschap en de ontwikkeling der maatschappij, waaraan alle zedelijke handelingen moeten worden getoetst.
En nu nog het verwonderlijkste van al, eene zedelijkheid van dierlijken oorsprong, met een zuiver Christelijke kern, want haar wezenlijke kern, zegt de heer Gerhard is — naastenliefde. In de toelichting bij deze stellingen gegeven zegt hij weer: „Dat naastenliefde niet specifiek Christelijk is, behoeft wel geen betoog, zij is in elken tijd en bij elk volk terug te vinden”.
Maar hij heeft geen enkel tijdvak genoemd en geen volk aangewezen dat deze stelling bevestigt. Maar wij willen nog ieder oogenblik tegen den heer Gerhard verdedigen dat naastenliefde een zuiver Christelijk begrip is; dat God zelf ons moet leeren wie onze naaste is en dat in de heidenwereld geen sprankel van die naastenliefde heeft geschitterd.
Wat heeft het hoog verlichte Griekenland gedaan voor ouden van dagen, voor armen en ellendigen, voor zieken en kranken?
Zegt de heer Gerhard zelf niet, dat het kind eenvoudig zijn vader doodde, wanneer hij wegens ouderdom hem tot last werd; dat misvormde en gebrekkige kinderen werden gedood bij hunne geboorte, omdat zij niets konden afwerpen voor de maatschappij! Is dat naastenliefde? Misschien de naastenliefde van den socialist, maar niet die, welke Christus ons leert in de gelijkenis van den man die onder de moordenaars gevallen was.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1904

De Wekker | 4 Pagina's