Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de Tweede Kamer onzer volksvertegenwoordiging is thans een wetsontwerp ingediend, om eenige hectaren grond in de onmiddellijke nabijheid van ’s Gravenhage gelegen aan te koopen ten behoeve van het vredespaleis of de Carnegiestichting.
In de Meimaand van het jaar 1899 is te ’s Gravenhage op het Huis ten Bosch de eerste vredesconferentie gehouden.
De Czaar van Rusland, nog niet zoo lang aan de regeering en opgeschrikt door het werk van zijn staatsraad Johannes van Bloch, die den modernen oorlog, zoowel ter zee als te land, in al zijn verschrikkelijkheid had beschreven, was met vredesplannen en vredesgedachten vervuld.
In een keurige boodschap aan de vorsten en volken zette hij de zegeningen van den vrede voor land en volk uiteen, wees op de klimmende oorlogslasten en oorlogsgevaren, en noodigde ten slotte de vorsten uit met hem hunne afgezanten te zenden, ten einde over den vrede, zijne bevordering en bevestiging te handelen.
Ons vaderland was de plaats die de Czaar verkozen had en ’s Gravenhage de plek waar de gezanten der verschillende vorsten zouden saamkomen om over het werk des vredes te handelen.
Al spoedig bleek het echter, dat het eene echte diplomatieke conferentie was, waarop men door toegeven trachtte te verdienen, eene kunst die de diplomaten in hooge mate verstaan. Men redeneerde er o zooveel over de vrede, de beroemdste vredes-apostelen waren er tegenwoordig, maar wanneer er een besluit met meerderheid van stemmen genomen werd, dat waarlijk vrede ademde, dan hadden de tegenstemmers o zoo veel uitvluchten. Men moest eerst met zijn regeering spreken, of men was gebonden aan zijn opdracht en het slot van de geheele vredesconferentie was, dat er zoo wat in niets eenstemmigheid is bereikt en de toestand feitelijk onveranderd is gebleven.
Toch heeft zij een „dadelijke vrucht” afgeworpen, en dat is het Hof van Arbitrage.
Alle staten die de protocollen der vredesconferentie onderteekend hebben, benoemen in deze internationale rechtbank hunne leden en daar zij zich onderling verbonden hebben, in zake onderlinge geschillen zich bij de uitspraak van dit college neer te leggen, is er in beginsel metterdaad iets goeds bereikt.
Tot nu toe vergaderde dit college echter in een gebouw, dat niet in overeenstemming was met de hooge en gewichtige plaats die dit Hof in het midden der volkeren inneemt.
En vooral onzen tijd houdt van grootheid, en waar gevangenissen zoo langzamerhand paleizen worden en de bergplaatsen voor de misdadigers het aanzien krijgen als moesten er de hoogsten des lands regeeren, daar lag het voor de hand, dat men met dit eenvoudige gebouw niet te vreden was.
Toch zou alles nog niet zoo vlot van stapel geloopen zijn, indien de Amerikaansche millionair Carnegie niet op vorstelijke wijze in den zak getast had.
Deze man is overkwistig metzijn „millioenen” als wij met onze „dubbeltjes” en hoeveel hij ook geeft, hij wordt nog steeds rijker.
Wel waren er onderhandelingen geopend tusschen de staten onderling over den bouw van een vredespaleis, maar allen hadden zooveel noodig voor den oorlog en zijne toebereidselen, dat zij voor den vrede en zijn zegen o zoo weinig konden afstaan.
Carnegie hielp ze met zijn koninklijke gift dan ook op eenmaal uit den brand. Zij konden voortgaan met hunne legers uit te breiden en hunne vloten te versterken en een schatrijk Amerikaan zou hun een vredestempel bouwen. Is het metterdaad geen bittere ironie !
Daar nu te ’s Gravenhage het Hof van Arbitrage gevestigd was, stelde Carnegie zijne gift in de handen onzer regeering die onmiddelijk eene commissie benoemde om het plan te onderzoeken.
Deze commissie had met tal van moeielijkheden te worstelen. De eerste en voornaamste vraag was naar een geschikt en doelmatig terrein, waarop de grondslagen van dit vredespaleis konden gelegd worden. Verschillende terreinen werden aangeboden, maar ondoelmatig geoordeeld. Dat, waarop men van stonden aan het oog gericht had, werd eenvoudig geweigerd en ten slotte kwam men tot een terrein buiten, maar toch in de onmiddellijke nabijheid van ’s Gravenhage.
De koopsom voor dit terrein is niet gering. Van verschillende zijden gaan er stemmen op, dat dit peperduur en tegen de hoogste waarde getaxeerd is, en des ondanks stelt de minister voor het terrein voor de bepaalde som te koopen en het dan aan de Carnegiestichting present te doen.
Onze volksvertegenwoordiging zal dus straks geroepen worden hare sanctie aan dit wetsontwerp te geven en dan kan spoedig de prijsvraag worden verwacht voor het gebouw zelf.
Zoo zal in ons vaderland dan binnen kort een vredespaleis verrijzen, terwijl de gansche wereld misschien in oorlog zal zijn. Want allerwege verzwaart men de oorlogslasten. Tot een ongekende en onbetamelijke hoogte worden de uitgaven voor leger en vloot allerwege opgevoerd, en dat terwijl er zoo veel andere dingen zijn die schreiende om verandering roepen.
En het schrikkelijkste van allen is: de man die de vredesconferentie bijeen riep, die de gevaren voor en de gevolgen van den oorlog zoo duidelijk zag dat hij ten koste van alles „Vrede op aarde” wilde, die man voert thans een oorlog zoo bloedig en zoo wreed als in de geschiedenis der menschheid zich nog geen tweede laat aanwijzen.
Bij duizenden en tienduizenden drijft hij zijne jonge mannen als schapen naar de slachtbank. Ontzettend zijn de tooneelen die thans in Rusland worden afgespeeld. Vreeselijk de gisting die er allerwege heerscht. Sterker openbaart zich de oppositie tegen den oorlog. Thans kan ze nog onderdrukt, maar wanneer de tegenspoed de Russische wapenen in het verre Oosten blijft vergezellen, indien de Baltische vloot, waarop thans Rusland al zijn hoop gevestigd heeft, door de Japansche verslagen wordt, en alzoo Rusland ter zee voorloopig krachteloos gemaakt, wie zal dan zeggen, niet wat er buiten, maar wat er binnen Rusland geschiedt. En terwijl alles naar een onheilspellende toekomst wijst, gaat men in Nederland straks een vredestempel bouwen.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1904

De Wekker | 4 Pagina's