Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalm 110:3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalm 110:3

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

K. S. te M. vraagt ons naar Psalm 110 : 3 : „Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag uwer heirkracht in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal u de dauw uwer jeugd zijn.”
Wij hebben in bovengenoemden psalm een der Messiaansche profetiën, David voorspelt hier de zitting ter rechterhand Gods van den verheerlijkten Middelaar, tot wien de HEERE (Jehovah) gesproken heeft: „Zit aan mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank uwer voeten.”
Davids Heere (Adonaï) tot wien Jehovah sprak, is de Messias, gelijk de Heiland zelf dit tekstwoord verklaardde bij Zijne rondwandeling op aarde, zeggende: Is de Messias Davids Zoon, hoe noemt David Hem dan zijnen Heere?
Deze Messias aan de rechterhand des Vaders gezeten, zal eenmaal over al Zijne vijanden triomfeeren. Hij zal ook Zijn koninkrijk uitbreiden, den scepter Zijns Woords zenden uit Zion en van uit Jerusalem Zijn rijk over de aarde uitbreiden. Hij zal heerschen in 't midden Zijner vijanden, ze onderwerpen, ze maken tot Zijne onderdanen, en waar de Messias dan optreedt in Zijn kracht, daar zullen Zijne onderdanen zeer gewillig zijn Hem te volgen. Waren zij vroeger wederspannig en wederhoorig, waar de Heere opstaat en ze onderwerpt, daar worden zij zeer gewillige dienaren. De Heere heeft een gewillig volk, dat op den dag van 's Heeren heirkracht, als Hij hun te sterk wordt, vraagt: Heere, wat wilt Gij dat wij doen zullen? En niet alleen heeft die aan 's Vaders rechterhand gezeten Messias een gewillig volk, het is een ook een heerlijk volk, gekleed in heilig sieraad. Gods kinderen dragen het kleed der godsvrucht en des geloofs, het kleed van ootmoed en nederigheid, ja meer, waar Christus ze kocht met Zijn bloed, daar kleedt Hij ze ook met het kleed der gerechtigheid, dat Hij hun verwierf. Met wat schoone kleuren ziet David hier het rijk van den verheerlijkten Messias, Hij ziet de onderdanen van Christus als een gewillig gemaakt, met genade bekleed volk in grooten getale schitterende als diamanten aan de kroon van den Middelaar.
Dit doet hem dan ook uitroepen: Uit de baarmoeder des dageraads zal u de dauw uwer jeugd zijn. Hij wil zeggen: evenals de dageraad de dauwdruppelen baart, zoo ook doet het komen van den dag van 's Heeren heirkracht een leger van schitterende, geestelijke, in heilig sieraad blinkende strijders ontstaan. De dageraad baart den dag en met den dag ook den dauw, die den dageraad vergezelt. Zoo is het in de natuur. Eerst schemering, dan dageraad, dan opgang der zon en de nieuwe dag is verschenen, doch bij dat licht van den nieuwen dag wordt ook iets gezien, dat straks in donker niet zichtbaar was, n.l. de heerlijke, fonkelende dauwdruppelen, die als 't ware door den dageraad worden gebaard. Welnu, zoo ook is het met het geestelijk zaad van Abraham, met de gewillig gemaakte kinderen Gods. Als de dag van 's Heeren heirkracht aanbreekt, dan ziet men ze schitteren als een uitgebreid veld van dauwdruppelen op eene door de zon beschenen aarde. Dit door Christus herschapen volk is de dauw uwer jeugd. Dit ziet op de volle kracht en vruchtbaarheid van Gods volk, zegt de Costa, want dauw en jeugd duiden de verschheid, frischheid en nieuwheid aan der wedergeboorte. Luther vertaalt ons tekstwoord: „Uwe kinderen worden u geboren, gelijk de dauw uit den dageraad.” Het ziet dus op de talrijkheid en heerlijkheid der wedergeborenen, welke de Heere Jezus onder den Nieuw-Testamentischen dag zal roepen, wan neer Hij, aan 's Vaders rechterhand gezeten, van daar den scepter zendt en heerscht in het midden zijner vijanden.
De dauwdruppelen, voortgekomen uit de baarmoeder des dageraads en gezien bij het geboren worden van den nieuwen dag, zijn niet alleen schoon, maar ook van goddelijke afkomst. Geen menschenhand heeft ze 's nachts gestrooid en aan de halmen van het gras gehecht, maar de Heere deed ze zonder menschelijk toedoen des nachts ontstaan. Zoo ook is het met het volk des Heeren op den dag van 's Heeren heirkracht, zij zijn enkel Gods werk, ontstaan door het wonder werk van vrijmoedige genade en blinken bij het opgaan van den dag van 's Heeren heirkracht u tegen als een heilig volk, een verkregen volk, een koninklijk priesterdom, waarvan gezegd moet worden: „Wie heeft mij dezen gegenereerd?”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1905

De Wekker | 4 Pagina's

Psalm 110:3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1905

De Wekker | 4 Pagina's