Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Artikel 36

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Artikel 36

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het advies in zake het Gravamen tegen art, XXXVI der Belijdenis is verschenen en door den druk alom verkrijgbaar gesteld. Misschien behoeven bovenstaande woorden voor velen onzer lezers eenige toelichting. Op de Synode van de Gerf. kerken te Middelburg 1896 werd door de prof. Rutgers, Noordtzy, Wielenga, Lindeboom, Biesterveld, Kuyper, Bavinck en wijlen Ds. J. H. Donner, staande de Synode, een gravamen, een bezwaar tegen art. 36 onzer confessie ingediend. Het bezwaar dezer mannen gold echter niet art. 36 in zijn geheel, maar voornamelijk de 3e zinsnede van dit artikel, waar de kerk belijd: dat het de plicht en roeping der overheid is „om te weren en wit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst en het rijk van den antichrist te gronde te werpen.
Dit gedeelte achte zij niet conform den Woorde Gods en daarom „rekenden zij zich in hunne consciëntie verplicht, deze uitspraak niet te belijden maar te verwerpen, en zoo stelden zij mitsdien hunne verklaring desaangaande in de handen der kerken, der kerken oordeel hierover inroepende en ten allen tijde bereid deze hunne verklaring op grond van de Heilige Schrift gestand te doen.”
De Synode te Middelburg benoemde een deputatie ten einde de volgende Synode van „advies” in deze zaak te dienen.
Noch op de Synode van Groningen in 1899 noch op die te Arnhem 1902 was bedoeld advies ingekomen en daar een der deputaten ontheffing van zijn mandaat verzocht, benoemde de Synode nieuwe deputaten met een veel beperkter mandaat.
Dit zevental deputaten prof. Bavinck, prof. Kuyper, Ds. Bos van Bedum, Ds. Littooy, de onderlingen W. de Jonge en T. Tromp, met S. T. de Savornin Lohman bieden nu de eerstkomende Synode te Utrecht een breedvoerig advies over dit „gravamen” aan. Het is een belangrijk stuk, dat den stempel van veel en nauw gezette studie draagt.
Allereerst wordt in dit „advies” de zin en beteekenis dezer zinsnede uit de historie der belijdenis toegelicht, nagegaan wat de andere Gereformeerde Belijdenisschriften over dit gewichtige punt leeren en ten slotte het gevoelen der uitnemendste vaderlandsche en uitheemsche theologen aangehaald.
Vervolgens wordt onderzocht of het gravamen der bezwaarden juist is, dat dit stuk onzer belijdenis „niet conform den woorde Gods is, maar daarmede strijdt.”
Daartoe verwijzen ze allereerst naar de serie Heraut-artikelen aan dit onderwerp gewijd in den jare 1833, door Dr. A. Kuiper. Deze heeft toen de Heilige Schrift op dit punt getoetst en is tot de conclusie gekomen, dat bedoelde zinsnede tegen de Heilige Schrift is.
Het kan zijn nut hebben tegenover dit gedeelte van het advies de brochure van prof. van Velzen te raadplegen, die tot geheel ander slotsom dan prof. Kuyper in dit stuk kwam.
Ten slotte wordt door de deputaten onderzocht hoe het in dezen tijd met genoemde opvatting, in de belijdenis uitgedrukt, staat in de verschillende Geref. gezinten binnen en buiten Europa.
Dit gedeelte is van groot belang voor den tegenwoordige stand dezer zoo hoogst belangrijke kwestie.
Het resultaat van hun onderzoek saamvattende komen de deputaten tot de volgende conclusiën.
Vooreerst dat de gewraakte zinsnede blijkens de bewoordingen van de confessie zelve in verband met het getuigenis der historie onzer eigene kerken, de overeenstemming der Gerf. Bel. schriften van alle landen en het algemeen gevoelen der Gerf. Theologen, metterdaad bedoelt, dat de overheid met middelen van dwang en geweld de afgoderij en valschen godsdienst, waarmede in de eerste plaats de Roomsche kerk verstaan wordt, zal tegengaan en het rijk van den antichrist zal ten gronde werpen.
Ten tweede dat dit gevoelen, alsof de overheid geroepen is om met straf ketterij en valsche of minder zuivere religies tegen te gaan, niet alleen niet gedekt wordt door de Heilige Schrift, maar in strijd is met wat Gods Woord ons leert omtrent het onderscheid tusschen bedeeling van Oud en Nieuw Testament, het geestelijk karakter van Christus' Koningrijk en het verbod om in den dienst van dit Koninkrijk van andere dan geestelijke wapenen zich te bedienen.
Ten derde, dat dit gevoelen.… wel verklaarbaar is bij onze Vaderen, omdat het de algemeene geloofsovertuiging was in hun tijd en omdat de religeuze worsteling dier dagen tegelijk een politiek karakter droeg, maar toch in strijd is met de groote beginselen, die door Gods genade het Calvinisme verwaardigd is te verkondigen, met name de vrijheid van ieder om God naar zijn gewete te mogen dienen, de onafhankelijkheid en autonomie der kerk, die alleen aan Christus heeft te gehoorzamen en de roeping der overheid om zoowel deze vrijheid der conscientie als de autonomie der kerk te eerbiedigen en te erkennen.
Ten vierde, dat de Gereformeerde kerken, die voor een gelijk gravamen stemden, tegen hare confessie als onze kerken dan ook eenparig hebben geoordeeld door wijziging of nadere verklaring aan dat bezwaar te moeten tegemoet komen. Een feit dat te zwaarder weegt, omdat dit niet geschied is door kerken, die allengs van de belijdenis onzer Vaderen waren los geraakt, maar die integendeel haar hartelijke en oprechte instemming met de belijdenis volmondig hebben uitgesproken en haar overigens ongeschonken wenschen te bewaren.
Ten vijfde, dat deze verandering van inzicht omtrent hetgeen God de Heere in Zijn Woord ons geopenbaard heeft aangaande de roeping der overheid — mits hierbij scherp onderscheiden worde tusschen het valsche begrip der neutraliteit, dat in religieus indifferentisme zijn oorsprong vindt, en de erkenning dat de overheid uit eerbied voor de kerk des Heeren en de conscientie harer onderdanen, zich van alle inmenging in zake de religie te onthouden heeft — te erkennen en te eerbiedigen is als de vrucht van de leiding des Heiligen Geestes, die naar de belofte door Christus aan zijne discipelen geschonken hen in alle waarheid leiden zou.
Wij gave deze conclusiën ongewijzigd, omdat deze kwestie ook voor ons van het grootste belang is. In een volgend nummer hopen wij mede te deelen wat deputaten aan de Synode verder voorstellen.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1905

De Wekker | 4 Pagina's

Artikel 36

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1905

De Wekker | 4 Pagina's