Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eerste zonde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eerste zonde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eene zeer eigenaardige vraag, welke echter van het hoogste belang is, doet ons A. M. te L, Die vraag luidt: Wat was Adam’s eerste zonde? Was dat het eten van den boom der kermis des goeds en des kwaads of was het de zonde van nalatigheid om te eten van den boom des levens? De vrager toch kwam in aanraking met iemand die het volgende stelde: „Adam zou, vóór hij van den verboden boom gegeten bad, reeds van God zijn afgeweken door zondige begeerte naar de verboden vrucht en hoogmoed om als God te wezen, kennende het goed en het kwaad. De verboden boom stond daar als een proefgebod, doch niet om Adam op de proef te stellen, doch ah een proef op de som, als een bewijs dat Adam van God was afgevallen door de zonde. Adam moest dus van de verboden vrucht eten nadat de zondige begeerte er naar bij hem was opgekomen, daar de Heere dit eten als een bewijs stelde, als een proef van zijn werkelijken afval. Had nu Adam maar van den boom des levens gegeten, die daar stond als een sacrament waarop de Heere verzegeling en versterking had beloofd, wat nimmer van de zijde Gods zou verboden worden, dan ware hij niet tot die zondige begeerte gekomen.” Daar A. M. met deze stelling niet instemt, doet hij de vraag of de eerste zonde het eten van den verboden boom of het nalaten van te eten van den boom des levens was.
Evenals onze vrager kunnen wij met bovengenoemde stelling onmogelijk instemmen. Wij verwerpen haar als in strijd met de schriftuurlijke voorstelling van den val des menschen en als ten hoogste verderfelijk.
Het is toch geheel in strijd met de Schrift, te zeggen dat de eerste zonde bestond in het nalaten van te eten van den boom des levens. — Nergens wordt in de Schrift de dood bedreigd op het nalaten van te eten van dien boom, maar wel op het eten van den boom der kennis des goeds en des kwaads. Van den laatsten boom geldt het woord of liever de dreiging des Heeren: Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Gen, 2 : 17. Ook staat nergens in de Schrift dat Adam door het eten van den boom des levens sterkende kracht zou ontvangen hebben tegen de zondige begeerte naar den anderen boom. De boom des levens toch was wel een Goddelijk pand van leven en geluk voor Adam, maar bevatte in zichzelf geen kracht om te sterken. De naam boom des levens zegt niet dat in do vrucht dezes booms natuurlijke of geestelijke kracht lag om het natuurlijk leven te sterken of tegen de verleiding te bekrachtigen. Dit is wel het gevoelen der Roomschen en van vele Lutherschen, die in het Sacrament een vervoermiddel van de genade zien, en in het bloote teeken eene bijzondere kracht stellen. Evenmin als iu den boom der kennis des goeds en des kwaads eene doodende kracht of wijsheid en kennis gevende kracht lag, lag een verlevendigende en sterkende kracht in den boom des levens.
Bovendien is het ook eene hoogst verderflijke stelling als men zegt: „Had Adam maar „van den boom des levens gegeten, dan „ware hij niet tot die zondige begeerte ge-„komen.” Daarin toch ligt opgesloten dat iu Adam, zonder te eten van den levensboom, a, geen kracht genoeg was om de verleiding te weerstaan, b. eene zondige begeerte naar den verboden boom kon opkomen. En dit strijdt geheel met den volkomen rechtstaat waarin Adam door zijn God gesteld was. Adam die naar Gods beeld geschapen was in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid was volmaakt goed doch vatbaar geschapen. Onze belijdenis zegt in artikel 14 van de Ned. Geloofsbelijdenis: Wij gelooven dat God den mensch geschapen heeft van het stof der aarde en heeft hem gemaakt en geformeerd naar Zijn beeld en gelijkenis, goed, rechtvaardig en heilig, kunnende met zijn wil in alles overeenkomen met den wille Gods. Kon Adam dus in den staat der rechtheid in alles overeenkomen met Gods wil en wilde hij dan ook in dien rechtstaat niet anders dan hetgeen God wilde, dan heeft hij dus zoolang hij niet at van den verboden boom, ook niet anders gewild dan Gode gehoorzamen. Immers indien Adams wil maar één oogenhlik tegen Gods wil ware ingegaan, dan had hij opgehouden heilig te zijn. Wilde God nu dat Adam van alle boomen des hofs, uitgezonderd den verboden boom, at (Gen. 2 : 16), dan wilde ook Adam in den rechtstaat niet anders en kon dus van nalatigheid geen sprake zijn. Doch er is meer. Adam ion met zijn wil in alles overeenkomen met Gods wil, zoodat hij geen versterkende kracht door den boom des levens noodig had. Stelt men dat het eten van den levensboom noodzakelijk was om niet tot zondige begeerte te komen, dan zou er zwakheid in den rechtgeschapen mensch zijn geweest. Daarbij in den heiligen Adam kon geen enkele zondige begeerte opkomen, hij kon alle verleiding van buiten af komende weerstaan, dus kon door nalatigheid in het eten van den levensboom niet tot zondige begeerte komen.
De verboden boom was wel degelijk een proefboom, en diende voor onze eerste ouders tot beproeving van hunne gehoorzaamheid, die bestaan moest in vrijwillige, lievende onderwerping aan den uitgedrukten wil des Heeren, en van hun vertrouwen dat hetgeen God bepaalde goed voor hen was. De aard der gehoorzaamheid brengt mede, dat zij vrijwillig moet zijn. Waar de mogelijkheid niet bestaat om zich aan het volbrengen van een gebod te onttrekken, kan slechts van blinde noodzakelijkheid gesproken worden. God wilde dat de mensch niet slechts gewillig, maar ook vrijwillig hem zou gehoorzamen. Van daar de verboden boom ter beproeving. Ook juist iu het verbod van te eten van dien boom ligt het karakter van proefgebod. Immers een verbod is veel meer geschikt ter beproeving dan een gebod.
Wordt eindelijk in bovenstaande stelling nog gezegd dat Adam door zondige begeerte naar de verboden vrucht en hoogmoed om Gode gelijk te zijn reeds afgeweken was, vóór hij van den verboden boom at, wij antwoorden hierop, dat men te veel de verleiding en het ontstaan van de eerste zonde in deelen scheidt. Het is waar, vóór dat Adam uitwendig zondigde, had hij het reeds inwendig gedaan. Zoodra Satan in Eva’s hart ongeloof aan de dreiging des doods had geworpen en hoogmoed om Gode gelijk te zijn, ontstaat de begeerte naar het verbodene, de wil stemt er mee in, de begeerlijkheid ontvangen van den wil, baart de daad, het nemen en eten van de verboden vrucht. Het begin der verleiding is dus ongeloof, dat Satan in Eva’s reine ziel werpt, daarna hoogmoed, begeerlijkheid, eten. Ongeloof, hoogmoed en begeerlijkheid zijn dus de drie hoofdtrekken van de eerste en van iedere zonde. Doch wij gaan te ver als wij nu die verleiding in deelen gaan scheiden en zeggen : eerst zondigde Eva door ongeloof, daarna door hoogmoed, alsdan door begeerlijkheid en eindelijk door te eten. Waar Satan het ongeloof aan de dreiging des Heeren: „Gij zult den dood sterven” in Eva’s hart werpt, toen was in een punt des tijds de zondige begeerte tot daad geworden, zoodat hier geen separatie mogelijk is. Nu kunnen wij wel zeggen: het beginsel der eerste zonde was ongeloof en hoogmoed en begeerlijkheid, maar de eerste zonde zelf was het eten van den verboden boom, eene uitdrukkelijke overtreding van het gebod: Gij zult daarvan niet eten.
De mensch is moedwillig en vrijwillig van God afgevallen door overtreding van het proefgebod, en dit kon niet in die mate gezegd worden als het slechts nalatigheid zou geweest zijn in het eten van den boom des levens, Men blijve toch bij de voorstelling die de Heilige Schrift geeft. Verzwakt men het leerstuk van ’s menschen val, dan komt men ook tot dwaling in de leer der verlossing. Zonde van nalatigheid is negatief, zonde van rechtstreeksche overtreding van het verbodene is positief, en aldus was de eerste zonde.
De eerste zonde wordt dan ook in de Schrift genoemd overtreding (1 Tim. 2: 14), en niet de verflauwende, meer negatieve uitdrukking: nalatigheid. Met onze Dordtsche leerregels belijden wij: Door het ingeven des duivels en zijnen vrijen wil van God afwijkende, heeft hij zichzelven van deze uitnemende gaven beroofd, en niet: door nalatigheid in het eten van den boom des levens.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1905

De Wekker | 4 Pagina's

De eerste zonde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1905

De Wekker | 4 Pagina's