Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. de Moor begint met eerst den stand van het verschil in het licht te stellen. Tot recht verstand van het verschil zelf wijst hij allereerst aan waarover wederzijds geen verschil bestaat en dit bestaat niet ten opzichte van Gods besluit. Beide partijen, zoowel de voor- als de tegenstanders eener Rechtvaardigmaking van Eeuwigheid, gelooven dat Gode al Zijne werken van eeuwigheid bekend zijn, (Hand. 15 :18) dat al wat God in den tijd doet, Hij van eeuwigheid alzoo besloten heeft te doen, dat God Zijn besluit niet regelt naar hetgeen wij doen, ook niet naar hetgeen Hij wist dat wij doen zonden, want dit was de stelling der Remonstranten, maar dat Gods besluit absoluut vrij, souverein, eeuwig en onveranderlijk is.
Dit Besluit Gods is dan ook niet te scheiden van zijn wezen, want „het is de besluitende God zelf, zooals Hij met zijn verstand en wil in Zich werkzaam is tot het bepalen der dingen buiten Hem” (Gravemeyer).
Dit geldt nu niet slechts van het werk der schepping, maar onverzwakt ook van het werk der verlossing.
Het verheugt ons dat Dr. de Moor weer op den „Raad des Vredes” wijst. Onzes inziens lijdt de Theologie niet weinig schade, doordat met dien „Raad des Vredes” niet genoegzaam gerekend wordt en hij niet op de plaats gesteld wordt waar hij staan moet.
Wij gelooven zelfs dat er niet weinig misverstand en onderling verschil zal weggeruimd kunnen worden, wanneer er ten opzichte van den „Raad des Vredes” meer klaarheid komt. Wanneer om maar iets te noemen eens meer den aandacht wordt gewijd aan de verhouding tusschen den Raad des Vredes en het Verbond der genade.
Nu ligt voor de hand dat ook de Rechtvaardigmaking in dit Besluit is opgenomen, en daarvan een onmisbaar deel uitmaakt.
Niemand onder de Gereformeerden die dit ooit ontkend heeft, evenmin zij die eene rechtvaardigmaking van Eeuwigheid voorstonden, als zij die daar den strijd tegen hebben aangebonden; beiden hebben zij geleeraard dat de rechtvaardigmaking des zondaars niet in den tijd, maar in de eeuwigheid wortelt.
Terecht hebben dan ook de schrijvers van de „Vijf stellingen” bladz, 12 gezegd: „De rechtvaardigmaking is dus wel van eeuwigheid van God gewild. Hij heeft ook van eeuwigheid den Zoon bestemd om in den tijd voor de uitverkorenen te doen wat tot hunne rechtvaardigmaking noodig was. Hij gaf daartoe de uitverkorenen van eeuwigheid aan den Zoon, als toekomstige Borg, van eeuwigheid verordineerd tot Hoogepriester. Als gegeven aan den Zoon werden zij dus van Eeuwigheid door God gekend als die gerechtvaardigd zouden worden.”
Waarover dan wel het verschil gaat?
Hierover, zegt Dr. de Moor, of dit voornemen Gods tot Rechtvaardigmaking aan te merken is als „Rechtvaardigmaking van Eeuwigheid”, dan wel of men hier alleen van een voornemen moet spreken, terwijl de uitvoering van dit voornemen in den tijd eerst met den naam van Rechtvaardigmaking mag worden genoemd.
Hier scheiden zich de wegen, want de voorstanders van de Rechtvaardigmaking van Eeuwigheid zeggen dat dit voornemen de Rechtvaardigmaking zelve is, ja wij doen ze allerminst onrecht, wanneer wij zeggen, dat zij juist dit voornemen in God als de Rechtvaardigmaking beschouwen waarvan nu alles wat in den tijd geschiedt, een nadere openbaring moet worden geacht.
Zoo wordt dus in dit stuk het zwaartepunt van uit den tijd naar de eeuwigheid verlegd, en zeker leggen die predikers wel nadruk er op, dat Paulus waarheid spreekt in Rom, 5:1 als hij zegt: „Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.” Zij willen volstrekt aan de rechtvaardiging uit het geloof niet te kort doen, maar — de eigenlijke rechtvaardigmaking is toch die, welke in de eeuwigheid plaats vind, en wanneer wij ons niet bedriegen, dan doet het geloof in het stuk der rechtvaardiging bij hen iets anders dan bij ons.
Het allergrootste deel der godgeleerden ging echter met dit gevoelen niet mee, maar hield staande dat dit voornemen met de rechtvaardigmaking niet vereenzelvigd worden mocht.
Dr. de Moor citeert hier enkele theologen, maar hij zal mij toestemmen, dat hij wel tien en wel twintig theologen kan aanvoeren voor dit standpunt, tegenover één voor dat van eene Rechtvaardigmaking van Eeuwigheid, want de voorstanders en handhavers van dit gevoelen zijn onder onze Vaderlandsche theologen zeer dun.
Het meerendeel onzer godgeleerden van vroeger en later tijd zou ongetwijfeld de „Vijf stellingen” op dit punt onderschrijven als zij zeggen: „Doch de werkelijke, persoonlijke rechtvaardiging geschiedt eerst dan, wanneer zij door het geloof met Christus vereenigd, deelgenooten worden van de gerechtigheid door Christus te verwerven (onder het O. T.) of reeds verworven (onder het N. Test.), zij worden dus door het geloof in den tijd niet zich hunne rechtvaardiging bewust, als zijnde reeds geschied, maar zij komen dan eerst feitelijk in de rechte verhouding tot God als gerechtvaardigden, en blijven door dat geloof in de gemeenschap met Christus en alle Zijne heilgoederen tot hunne blijvende rechtvaardigingen voortgaande heiligmaking.”

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1905

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1905

De Wekker | 4 Pagina's