Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meer dan eenmaal kwam tot ons de vraag onze gedachte eens te zeggen over Jozua 10 vers 12 en 13: „Toen sprak Jozua tot den Heere, ten dage als de Heere de Amorieten voor het aangezicht der kinderen Israëts overgaf, en zeide voor de oogen der Israëlieten: „Zon, sta stil te Gibeon, en gij maan, in het dal van Ajalon!” En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijne vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek des Oprechten? De zon nu stond stil in het midden des hemels en haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.”
Tot nu toe hebben wij die vraag niet beantwoord, gedachtig aan het woord des Apostels om zulke vragen te mijden, welke „twistingen voortbrengen” (2 Tim. 2 : 23). Menigmaal toch hoorden wij oprechte kinderen Gods, die wij om hunne godsvrucht beminnen, de stelling verkondigen dat de aarde stil staat en de zon dagelijks om de aarde draait. Op onze vraag, waarom zij zulks geloofden, hoorden wij altijd een beroep op Jozua 10 : 12 en 13, dat op Jozua’s gebed zon en maan eenigen tijd stilstonden. Zij die echter gelooven dat de aarde draait om hare as en de zon daarentegen stilstaat, waren in hunne oogen menschen die zich niet buigen willen voor de duidelijke uitspraak van Gods getuigenis. Nu wordt het laatste echter door. de wetenschap en bijgevolg ook op de scholen geleerd. Is dit in strijd met Jozua 10, dan moet de dienaar des Woords, inzonderheid als catecheet, zich daartegen stellen en de kinderen der gemeente wijzen op de onschriftuurlijke voorstelling dat de aarde draait en niet de zon. Zoo werd de vraag of Jozua 10 in strijd is met de tegenwoordige wetenschap voor ons niet meer een vraag „die dwaas en zonder leering is, wetende dat zij twistingen voortbrengt”, maar eene vraag die wel degelijk eens onder de oogen mag gezien worden. Het geval toch kan zich voordoen dat bij het catechetisch onderwijs een leerling beweert, op grond van het op de school verkregen onderwijs, dat de aarde draait en de catecheet op grond van Jozua 10 beweert dat de zon dagelijks haar omloop volbrengt, of dat het kind, van de school thuis komende, zegt dat hem aldaar is geleerd dat de aarde draait, terwijl de ouders op. grond van Jozua’s woord het tegendeel volhouden. Het gevolg hiervan kan zijn dat de jeugd gaat meenen dat de natuurkundige wetenschap het beter weet dan Gods Woord en alzoo de achting voor Gods dierbaar getuigenis verloren gaat.
Waar dan thans van B. A. te S, op nieuw de vraag tot ons komt: Hoe hebben wij Jozua 10 vs. 12 en 13 te verstaan? daar gelooven wij ons geroepen die vraag niet langer te mogen afwijzen.
De reden waarom vele eenvoudigen meenen dat de aarde niet draait, ligt hierin, dat men vreest de waarheid der Heilige Schrift te kort doen, omdat er in Jozua 10 uitdrukkelijk staat dat op Jozua’s gebed de zon stilstond.
Men moet echter onderscheid maken tusschen eene natuurkundige en gezichtkundige waarheid. Men spreekt volgens de natuurkundige waarheid „wanneer men eene zaak zoo voorstelt, als zij wezenlijk is, en volgens de gezichtkundige, zooals zij zich aan ons gezicht vertoont. Wanneer, om een voorbeeld te geven, de zon reeds werkelijk is ondergegaan, vertoont zij zich nog eenige minuten, alsof zij nog boven den horizont stond, als gevolg van de buiging van hare stralen door den dampkring. De zon is op dien tijd werkelijk ondergegaan, dat is de natuurkundige waarheid. Toch zien wij door de breking der zonnestralen haar nog eenige minuten, dit is de gezichtkundige waarheid. Nu zijn wij altijd gewoon volgens de gezicht-kundige waarheid te spreken. De grootste natuurgeleerde spreekt van het rijzen en dalen der zon, hoezeer hij weet dat dit wetenschappelijk zoo niet is.
Zoo ook zijn er optische of gezichtkundige spreekwijzen in de Schrift. Zij drukken de zaak naar de voorstelling, die men door de oogen bekomt, naar waarheid uit, evenals Hand. 27 : 27 de scheepslieden vermoedden dat hun eenig land naderde, hoewel zij wel wisten dat niet het land, maar zij het land nabij kwamen. Zulk een gezichtkundige waarheid en spreekwijze vinden wij ook in Genesis 1 : 16 waar van de zon en maan als twee groote lichten gesproken wordt. Nu is volgens de natuurkundige waarheid de zon wel een groot licht, maar de maan is een duister voorwerp, ’t welk van zichzelf geen licht bezit, maar alleen licht geeft door het beschijnen van de zon en het terug-kaatsen van het zonlicht dat op de maan valt. Dit blijkt duidelijk bij zonsverduistering, wanneer de maan als donker voorwerp tusschen de zon en de aarde doorgaat, en verklaart ook de schijngestalten der maan, welke nu eens vol, dan weer nieuw of gedeeltelijk zich aan ons oog vertoont.
De Schrift gebruikt dus eene gezichtkundige spreekwijs als zij van zon en maan als twee groote lichten spreekt.
Ook in Jozua 10 vinden wij dergelijke spreekwijs in de uitdrukking: Zon sta stil te Gibeon, wat de plaatsbepaling aangaat. Volgens de natuurkundige waarheid kon de zon niet boven Gibeon staan. Vatten wij Jozua’s gebed als natuurkundige waarheid op dan zou een lijn, uit het middelpunt van de zon getrokken naar de aarde recht op, Gibeon moeten uitloopen, ’t geen niet geschieden kan, dewijl het land Kanaän niet binnen, maar benoorden de keerkringen gelegen is, derhalve moeten wij besluiten dat Jozua hier alleen sprak achtervolgens den schijn der zaken, ten einde zijn woorden duidelijk en verstaanbaar mochten zijn. Het was dus eene gezichtkundige waarheid, omdat de zon zich aan Jozua vertoonde als staande boven Gibeon, terwijl zij in werkelijkheid stond boven een punt gelegen tusschen de keerkringen.
Evenzoo is het ook eene gezichtkundige waarheid, wanneer wij in Jozua 10 : 12, 13 lezen dat op Jozua’s gebed de zon stil stond. Wat de natuurkundige waarheid betreft, namelijk dat de aarde stil stond en hare omwenteling om hare as een volkomen dag ophield, wordt door de Schrift verzwegen, omdat deze waarheid tijdens het schrijven van het boek Jozua onverstaanbaar zou geweest zijn; ja meer, indien dezelfde gebeurtenis heden ten dage door een wetenschappelijk man, een sterrekundige, ja door Kopernicus (de eerste die aantoonde dat de aarde draait om hare as) beschreven werd, hij zou zich evenzoo uitdrukken als in Jozua 10 staat, hij zou volgens de natuurkundige waarheid niet kunnen spreken, zonder voor de meesten onverstaanbaar te worden.
Als wij dus lezen: „en de zon haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen dag” of in Ps. 19 : 6: „zij is vroolijk als een held om haar pad te loopen,” dan beweren wij niet dat de Heilige Schrift spreekt naar het dwalend gevoelen der menschen, maar volgens de gezichtkundige waarheid voorstelt wat groot wonder in de dagen van Jozua op diens gebed plaats vond. De Schrift is dus geenszins met de wetenschap in strijd, waar zij in Jozua 10 niet volgens de natuurkundige, maar volgens de gezichtkundige waarheid spreekt.

A. (Apeldoorn) D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1905

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1905

De Wekker | 4 Pagina's