Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Synode van Utrecht (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Synode van Utrecht (V)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tweede punt van geschil was: „de rechtvaardiging des zondaars voor God”.
Sommigen stellen eene rechtvaardigmaking van Eeuwigheid, anderen eene rechtvaardiging in den tijd en daarover had men nu van de Synode eene uitspraak verwacht, eene uitspraak die beslist zeggen zou, hoe het op grond van Schrift en Belijdenis hier zijn moet. Is de rechtvaardiging van Eeuwigheid geschied, dan kan zij in den tijd niet meer plaats vinden en geschiedt zij in den tijd, dan kan er van eene rechtvaardigmaking van eeuwigheid geen sprake zijn. En nu zegt Ds. Bos dat de Synode met ernst de zaak heeft onderzocht en vervolgens eene uitspraak heeft gedaan.
Laat ons zien wat de Synode in dit gewichtige stuk.heeft verklaard.
De commissie zegt in datzelve rapport, zooals het nu door de Synode is aangenomen:
„Wat het tweede punt de eeuwige rechtvaardigmaking betreft, verklare de Synode, dat deze uitdrukking zelve niet in onze Belijdenisschriften voorkomt, maar dat ze daarom evenmin mag worden afgekeurd als de uitdrukking “Verbond der Werken en „dergelijke, die uit het theologisch spraakgebruik zijn overgenomen; dat het onjuist is te zeggen, dat onze Belijdenisschriften alleen eene rechtvaardigmaking uit en door het geloof kennen, aangezien èn Gods Woord in Rom, 4 : 25 èn onze Belijdenis in Art. XX uitdrukkelijk spreken van een objectieve rechtvaardigmaking door de opstanding van Christus bezegeld, die in tijdsorde aan de subjectieve rechtvaardigmaking vooraf gaat; en wat voorts de zaak zelve aangaat, dat al onze Kerken van harte gelooven en belijden, dat Christus in den Raad des Vredes van eeuwigheid zich als Borg voor zijn volk gesteld heeft en hun schuld op zich heeft genomen, evenals Hij daarna door zijn lijden en sterven op Golgotha het rantsoen metterdaad voor ons betaald en ons met God verzoend heeft, toen wij nog vijanden waren, maar dat even beslist worde gehandhaafd op grond van Gods Woord en in overeenstemming met de Belijdenis, dat wij persoonlijk deze weldaad alleen door een oprecht geloof deelachtig worden; waarom de Synode met ernst waarschuwe tegen elke voorstelling, die hetzij aan de eeuwige Borgstelling van Christus voor zijne uitverkorenen, hetzij aan den eisch van een oprecht geloof, om in de vierschaar der conscientie voor God gerechtvaardigd te worden, afbreuk zou doen."
De Synode heeft dus verklaard dat de uitdrukking zelve niet in onze Belijdenisschriften voorkomt, maar dat heeft nooit iemand geleerd en daarom is de verklaring van de Synode geheel overbodig.
Maar, en hier gaat de Synode onmiddellijk met de andere hand geven wat ze met de eene ontnomen had, ze mag niet worden afgekeurd, evenmin als de uitdrukking Verbond der Werken, en dergelijke die uit het theologisch spraakgebruik zijn overgenomen.
Met andere woorden verklaart dus hier de Synode, dat zij evengoed mag gebruikt worden als de uitdrukking: het verbond der werken. Die dus meenen dat de Synode hierover uitspraak gedaan heeft, vergissen zich deerlijk, en die denken dat zij nu voortaan niet meer van eene rechtvaardigmaking van eeuwigheid zullen hooren, hebben het glad mis, want men mag het minstens evenzoo goed zeggen als het andere. Ik zeg met opzet minstens, omdat de Synode er nu in hare officieele uitspraak een plaats aan heeft aangewezen die de uitdrukking rechtvaardigmaking van eeuwigheid nimmer heeft gehad.
De Synode plaatst deze uitdrukking op één lijn met die van: het verbond der werken, waartegen wij protesteeren, en met ons protest zijn wij in gezelschap van niemand minder dan van prof. Bavinck.
Niemand van de rechtzinnige theologen heeft bezwaar geopperd tegen het verbond der werken, alle hebben zonder uitzondering de noodzakelijkheid van dit leerstuk en van deze benaming erkend, maar van de rechtvaardigmaking van eeuwigheid zegt prof. Bavinck, Dogmatiek Dl. III pag, 512. „Men kan wel van eeuwige rechtvaardiging spreken en ze in goeden zin bedoelen en opvatten; maar zonder bedenken is de uitdrukking toch niet; de Gereformeerden verwerpen haar bijna zonder uitzondering.”
Dus dat is geheel wat anders dan de Synode hier uitspreekt. De uitdrukking verkrijgt door de Synode een plaats en een recht, die zij nog nimmer heeft gehad, en dan durft men nog spreken dat de Synode ernst met de zaak gemaakt heeft. De Synode heeft in dit stuk een beslist Neo-Calvinistische uitspraak gedaan. Hoe kunnen mannen als Lindeboom en Bos zich bij zulk een conclusie neerleggen, eene conclusie die immers alles omverwerpt wat Ds. Bos in „de Wachter” over dit onderwerp heeft geschreven, en volkomen het standpunt van mannen als Dr. de Moor uitdrukt.
Men zij toch waar en zegge aan het volk niets wat niet waar is. Ook als leiders is onze verantwoording zoo groot.
Wat voorts de Synode zegt over de objectieve rechtvaardigmaking door de opstanding van Christus bezegeld, daar zou over dat woordje „bezegeld” nog wel het een en ander in het midden te brengen zijn, daar het hier een verdachten klank geeft en een onzeker geluid heeft. Verzegeld kan alleen iets worden wat reeds bestaat, dus volgens de conclusie bestond er reeds eene rechtvaardigmaking voordat Christus opgewekt was en die werd door zijne opstanding nu bezegeld. Dat loopt weer naar eene rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Ik weet wel dat men hier Kom. 4 : 25 aangrijpen en de grieksche praepositie Itz met den accusativus alzoo verklaren wil, maar onzes inziens heeft Meyer den juisten zin van de uitdrukking „om onze rechtvaardiging” weergegeven als hij zegt: „Um unserer Rechtfertigung willen, um den richterlichen Act. der Versetzung in das Verhaltniss der an uns zu vollziehen.”
Paulus leert niet, dat Hij opgewekt is om eene rechtvaardigmaking te bezegelen, die reeds was, maar opdat er een zijn zou. Onze rechtvaardiging is een vrucht van de rechtvaardiging van Christus, die aan Hem als Borg geschied is door Zijne opwekking.
En wanneer nu de Synode ten slotte aan het einde van hare conclusie waarschuwt tegen iedere voorstelling die aan de eeuwige Borgstelling van Christus voor Zijne uitverkorenen of aan den eisch van een oprecht geloof om in de vierschaar der conscientie voor God gerechtvaardigd te worden afbreuk zou doen, dan is deze waarschuwing geheel overbodig, daar hierover het geding volstrekt niet gaat.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1905

De Wekker | 4 Pagina's

De Synode van Utrecht (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1905

De Wekker | 4 Pagina's