Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. W. te B. vraagt „of het driekoningenfeest dat de Roomsche kerk jaarlijks viert, betrekking heeft op de komst der wijzen uit het Oosten en of die komst op 6 Jan. viel.” Het feest door de Roomsche kerk op 6 Januari gevierd, dagteekent reeds van de tweede eeuw der Christelijke kerk, toen het allengs in de Oostersche kerk begon gevierd te worden onder den naam van epifanieënfeest. — Men vierde dit feest als een feest der verschijning of openbaring van Christus, en herdacht dan den doop van Christus in den Jordaan, waarmede ’s Heeren openbaar leven of openlijke verschijning als Leeraar begon. Dit feest opende de rij der Christelijke feesten en werd gevolgd door het Paasch- en Pinksterfeest. Het Kerstfeest werd in dien tijd nog niet gevierd. Eerst in de vierde eeuw werd in de kerk van het Westen de geboorte van Christus kerkelijk gevierd en ontstond het Kerstfeest op 25 December. De Oostersche kerk nam later dit Kerstfeest van de Westersche over en de Westersche nam van de Oostersche wederkeerig het epifanieënfeest over, doch gaf er eene andere beteekenis aan. In het Westen vierde men op 6 Januari niet den doop van Christus in den Jordaan, zooals thans nog de Oostersche kerk doet, maar de komst van de Magiërs of Wijzen uit het Oosten. De Roomsche kerk heeft echter van die wijzen koningen gemaakt en beroept zich op Psalm 72, waar geprofeteerd wordt dat vorsten zich zullen buigen voor den Messias, en Jesaja 60 : 3, waar eveneens voorzegd wordt: „En de heidenen zullen tot uw licht gaan en koningen tot den glans, die u is opgegaan.” Met deze teksten in de hand kan de Roomsche kerk echter niet bewijzen dat juist de Wijzen uit het Oosten de hier geprofeteerde koningen zijn. Ook wat het getal drie betreft, heeft Rome geen grond. Haar grond is enkel de overlevering, welke de wijzen bestempelt met de namen Kaspar, Melchior en Balthasar, en het feit dat drieerlei geschenken, goud, wierook en mirre werden gebracht. Op zulke zwakke, niet door Gods Woord bevestigde gronden stellen wij niet vast dat er drie zijn geweest, doch laten het getal onbeslist, aangezien de Heilige Geest er niets van deed opteekenen door de heilige mannen Gods.
Wat nu den datum 6 Januari betreft, deze is zeker foutief. Uit Matth. 2 blijkt duidelijk dat de vlucht naar Egypte heeft plaats gevonden zeer spoedig na het vertrek der Wijzen, zoodat de voorstelling in den tempel te Jeruzalem, waar Simeon en Anna den Christus omhelsden en beleden, reeds had plaats gehad vóór het bezoek der Wijzen.
Weet men nu uit Leviticus 12 dat de voorstelling van het mannelijk kroost en de reiniging der moeder aan wie een zoontje geboren was, op den veertigsten dag na de geboorte plaats had, dan zijn Maria en Jozef veertig dagen na de geboorte, dus op 2 Februari in den tempel geweest. Van daar dat 2 Februari nog dikwijls genoemd wordt „Vrouwendag” en „Maria Lichtmis”, omdat Maria toen haar dankoffer in den tempel bracht. Na deze plechtigheid was de terugtocht naar Bethlehem weer ondernomen, en eerst daarna kwamen de Wijzen te Bethlehem, welk bezoek wij dus gerust in het laatst van Februari, zoo niet later, kunnen plaatsen. In elk geval is 6 Januari, dus dertien dagen na de geboorte van Christus niet de datum waarop de Wijzen in Bethlehem zijn gekomen.
Nu zijn er wel enkelen die gemeend hebben dat de komst der Wijzen zou hebben plaats gevonden vóór de voorstelling in den tempel, doch behalve het hierboven opgemerkte, dat terstond na hun vertrek uit Bethlehem de vlucht naar Egypte plaats vond, getuigt hiertegen ook de orde Gods. Eerst moest de Christus Gode geheiligd en door geloovigen uit Israël beleden worden, eer Hij door de heidenen als de Messias erkend werd. Eerst den Jood en ook den Griek, eerst tot Israël, daarna tot de heidenen, is de regel die niet alleen door Apostel Paulus bij zijn prediking gevolgd werd, maar de orde die God ook zelf tot en met Christus volgde. Eerst dus Simeon en Anna, daarna de aanbidding door de Wijzen uit het Oosten.
Al is nu echter de datum der kerkelijke vaststelling door de Roomsche kerk niet juist, dit neemt echter niet weg, dat in de bediening des Woords de herdenking van de komst der Wijzen eene zeer gepaste stof is in het begin der Januarimaand. Die bij de kribbe van Bethlehem heeft vertoefd op het Kerstfeest, vertoeft gaarne ook op den daarop volgenden rustdag in den tempel bij Simeon en Anna en een week later weer te Bethlehem bij de aanbiddende Magiërs, die hunne geschenken aan de voeten des Heeren nederleggen. Niet omdat 6 Januari de juiste datum is, maar omdat het Kerstfeest nog zoo kort geleden gevierd werd en de nagalm er van ons nog in de ooren ruischt, gedenken wij dan in het begin van Januari de komst van de Oostersche wijzen.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1906

De Wekker | 4 Pagina's