Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed 1

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.
Er is moeielijk iets te bedenken wat zooveel ernst, teederheid en voorzichtigheid in onze bespreking vereischt als het gebed. Schuchterheid in het heilige betaamt ieder Christen. In het gebed richt ge u rechtstreeks tot uw God. Zijn heiligen Naam roept ge daarbij aan, voor den Alwetende, die zelfs uw gedachten en overleggingen kent, verschijnt ge om Hem uw nooden en behoeften bekend te maken. Alle dwaling en verkeerdheid in het bidden behoort tot het treurigste wat men op Christelijk gebied denken kan. En toch is er ook in dat heiligste wat een mensch verrichten kan, zooveel en zoovelerlei dwaling. Alleen de Heilige Schrift kan hier licht verspreiden, als we vragen hoe wij in en omtrent het heilige der heiligen hebben te verkeeren en werkzaam te zijn. Zonder in het breede dit onderwerp te gaan behandelen, meenen we dat zij het dan ook slechts enkele wenken en opmerkingen van groote nuttigheid kunnen zijn.
Allereerst zij hierbij opgemerkt, in overeenstemming met de belijdenis der kerk, dat het gebed den Christenen noodzakelijk is. Het is het voornaamste stuk der dankbaarheid hetwelk God van ons vordert, zegt onze Heidelberger. Zijn drie stukken te kennen tot zaligheid noodzakelijk, niemand zegge dan, dat kennis van ellende en van verlossing genoeg is. De leer der dankbaarheid is onafscheidelijk verbonden aan die van ’s menschen ellende en verlossing. Het antwoord op de vraag, waarom het gebed het voornaamste stuk der dankbaarheid wordt genoemd, is gemakkelijk te geven. Die in waarheid bidt, belijdt en erkent al biddende, dat alleen God de Heere de oorsprong is van alle goed en dat alle goede gaven en volmaakte giften van den Vader der lichten afdalen.
Daarom zegt de Schrift: Wie tot God komt, moet gelooven dat Hij is, en een belooner is dergenen, die Hem zoeken. Biddende tot God erkent derhalve de bidder Gods bestaan. Zegt de dwaas in zijn hart: er is geen God, de bidder zegt: er is wel een God. Al biddende erkent en belijdt ge tevens Zijne alwetendheid, Zijne almacht. Zijne goedheid en liefde. Hoe toch zoudt ge anders uwe handen kunnen uitbreiden voor Zijn heilig aangezicht. Als eerste vereischte van het Gode welbehagelijke gebed is zeker aan te merken wat de Heere Jezus zeide tot de Samaritaansche vrouw: God is geest en die Hem aanbidden moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. De eer van aanbidding komt niet aan eenig schepsel, maar aan God toe. Reeds tot Israël kwam het goddelijk bevel: den Heere uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. En wat hier allernauwst aan verwant is, is dit: dat het niet genoeg is dat we alleen God als het voorwerp onzes gebeds erkennen, maar dat we daarbij dat Goddelijk Wezen ook erkennen en vereeren overeenkomstig Zijn eigen openbaring. Te zeggen: ik geloof in God, is goed, maar ’t is zoo vaag, zoo algemeen. In betrekking tot het gebed is het de vraag, of de bidder gelooft in den drieëenigenGod. Als goddelijke openbaring wijst ons de Heilige Schrift op drie goddelijke personen, Vader, Zoon en Heilige Geest, en deze drie zijn één. Niet maar één persoon, en ook geen drie wezens, maar één eenig goddelijk Wezen, bestaande in drie personen.
Wie nu het goddelijk bestaan van den tweeden, of van den derden Persoon in de aanbiddelijke Drieëenheid loochent, tast daarmêe geheel de Godheid aan. Want ofschoon onderscheiden, zijn de goddelijke personen nooit te scheiden. Alleen willen we nu met het oog daarop maar opmerken, dat de zaligheid des zondaars het werk is van den Drieëenigen God, en dat alleen die erkenning en vereering van het goddelijke Wezen Gode welbehagelijk kan zijn, die in overeenstemming is met de wijze waarop het den Heere heeft behaagd zich aan ons Zijne schepselen te openbaren.
Die den Zoon niet eert, die eert ook den Vader niet. En niemand kan Christus noemen den Heere te zijn dan door den Heiligen Geest.
Hiermee is natuurlijk veroordeeld alle gebed, dat in schijn Godsvereering, maar in het wezen veeleer miskenning Gods is.
In het eerste gebod van Gods heilige wet heet het: Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben, terwijl in het tweede wetwoord ons aangewezen wordt, hoe we den Heere onzen God zullen dienen.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Het gebed 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1906

De Wekker | 4 Pagina's