Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed 2

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.
Is het eene nooit naar waarde te schatten weldaad, dat de mensch, hoe zondig en ellendig ook geworden in zijn verbondshoofd Adam, bidden mag. Voor ieder bidder is in zijn toenadering tot God voor alle dingen noodig, wel te bedenken, dat men al biddende spreken gaat tot de Allerhoogste Majesteit in de hemelen. Weten menschen zich gewoonlijk in acht te nemen als zij tot een aardsche vorst of vorstin zullen gaan, en begrijpt men dat daarbij zal gelet worden op woorden, houding en gebaren, hoe veel te meer betaamt het dan den mensch, die een zondaar is, met eerbied en diep ontzag vervuld te zijn, als men het zal onderwinden om tot Hem te naderen, die de groote Schepper is van het heelal en die het lot en het leven aller stervelingen in Zijne hand heeft. Alle gebed, waarin en waarbij de eerbied voor de heilige Majesteit Gods ontbreekt, is zelfs voor een mensch die den Heere vreest al onuitstaanbaar. Al de voorbeelden der bijbelheiligen onderscheiden zich, wat het gebed betreft, hierdoor, dat ge bij allen terugvindt de bewijzen van diepe indrukken van de hoogheid en heiligheid des Heeren. En niet zonder reden moest daarom de Hoogepriester onder de oude bedeeling door de gouden plaat aan zijn voorhoofd, bij zijn ingaan in het Heilige der Heiligen, aan de heiligheid der Heeren herinneren.
Het mag dan ook geen onverschillige zaak zijn, de vraag welke houding de bidder bij zijn gebed tegenover den Heere behoort aan te nemen, binden we in de Heilige Schrift geen reeks van vaste regels of voorschriften hiervoor aangegeven, toch ontbreekt het ons niet aan onderwijs in dezen. Om slechts iets te noemen. Als men vergelijkt, wat we van de aartsvaders, van de profeten en apostelen lezen, dan blijkt uit de onderscheiding van ter aarde liggend, knielend, staande bidden enz. dat het niet aangaat om zich op de Schrift te beroepen, als iemand, wat den vorm betreft, het methodisme zou willen verdedigen en alle bidden tot één vorm zou willen terug brengen. Alleen wijst ons de H. G. door den mond van Paulus op het onbetamelijke, dat een man met een gedekt en een vrouw met een ongedekt hoofd bidt. Altijd, hetzij men zittend, hetzij men staande, hetzij men knielend bidt, op eerbied en ontzag komt het aan. Hiermee staat in nauw verband wat de Zaligmaker zegt en leert in Mattheus 6, als de Heere tot Zijne discipelen zegt: „En als gij bidt, zoo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden.” Er zijn altijd menschen die meenen dat lange gebeden de beste zijn. Hetzelfde dachten de farizeën, tegen welke Christus waarschuwt met te zeggen: zij meenen dat zij door hunne veelheid van woorden zullen verhoord worden. Voor menschen die genade en verstand bezitten om te kunnen oordeelen en onderscheiden, is het pijnlijk om aan te hooren, dat iemand in zijn gebed telkens in herhalingen valt, allerlei stopwoorden, zelfs aanhoudend Gods heiligen Naam als een stopwoord gebruikt, om toch zijn gebed maar te rekken. Wie dit doet, bewijst daarmede weinig kennis, weinig indruk te hebben van wat ons bidden behoort te zijn. En wat is het een weldaad, ook voor ongeleerde en eenvoudige zielen te weten uit zoovele voorbeelden uit des Heeren Woord, dat een kort, maar waar gebed, niet onverhoord blijft omdat het kort is. Hoe kort is het gebed van den Tollenaar in den tempel, die daar bad: „O God! wees mij zondaar genadig.” Hoe kort was het gebed, van den moordenaar aan het kruis, die bad: „Heere! gedenk mijner, als gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.” En, om niet meer te noemen, hoe kort is het gebed des Heeren, het gebed dat de Heere Jezus Zijnen discipelen geleerd heeft. Daarmee is nu niet gezegd, dat alle lange gebeden te veroordeelen zijn, verre van daar. Waar echter God een God van orde is, moet er onderscheid gemaakt worden tusschen algemeene en bijzondere, tusschen persoonlijke en gemeenschappelijke gebeden. Of iemand in het gebed ambtelijk of niet ambtelijk optreedt, maakt groot verschil. Doch hierover, zoo de Heere wil, een volgende maal.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Het gebed 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1906

De Wekker | 4 Pagina's