Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerde Kerk (L)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerde Kerk (L)

De Afscheiding

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De taal die de Cock in zijn werkje tegen Brouwer en Reddingius voerde, was iets geheel ongewoons voor die dagen. Zulk een pleidooi voor de „Geref. leer” had men in jaren niet gelezen en daarom bleef de vijandschap tegen den schrijver niet uit. In onderscheidene schot- en schandschriften gaf zij zich lucht, en vooral het Classicaal bestuur van Middelstum scheen zich te haasten om tegen den schrijver op te treden en hem onschadelijk te maken.
Bij missive van 18 Nov. wendde de vroeger reeds genoemde du Cloux, een man die in de geschiedenis van de Cock de rol van aanklager en aanbrenger gespeeld heeft, zich andermaal tot het Classicaal bestuur, omdat de Cock op 17 Nov. twee kinderen uit zijn gemeente gedoopt had. Nogmaals herhaalde du Cloux zijn aanklacht bij voormeld bestuur den 3den Dec., op grond dat de Cock getrouwde en ongetrouwde leden zijner gemeente in openbare catechisatie aannam en onderwees, en ook de kerkeraad van Farmsum was op aanraden van de classis Appingedam met een klacht bij het Classicaal bestuur aangaande het doopen van kinderen gekomen. De Cock wist van dit alles niets. Wel was hem de vijandschap van zijne omwonende collega’s bekend en wist hij, dat zeer velen wegens het schrijven tegen Brouwer en Reddingius op hem verbitterd waren; maar de vrijheid van drukpers bestond reeds, en de Cock zag allerminst in waarom het hem niet evengoed geoorloofd zoude zijn de Gereformeerde kerk te verdedigen, als aan hare vijanden toegestaan werd haar te bestrijden. En was hij ook scherp, persoonlijk scherp geweest in zijn geschrift, waren zijne vijanden dat niet?
Op den 14den December ontving hij een brief van het Classicaal bestuur van Middelstum van dezen inhoud:
Bedum, den 14 Dec. 1833.
Eerw. Heer en Broeder!
Namens het Classicaal Bestuur van Middelstum wordt gij door deze geciteerd, om op Donderdag eerstkomende den 19 December 1833 te compareeren te 12 uur ’s middags in het Sylvesterhuis te Onderdendam; ten einde over tegen U bestaande klachten gehoord te worden bij gemeld Bestuur.
Met achting noem ik mij
Uw Eerw. Medebr.
W. Cost, Scriba T. h. Class. Bestuur van Middelstum.

Het Classicaal Bestuur meldt dat er klachten waren ingekomen, maar het Classicaal Bestuur wist toch minstens even goed, dat de Cock niets gedaan had wat in strijd was met de Reglementen, wel iets wat in strijd was met de Gereformeerde praktijk. Wanneer Dr. Vos dan ook zegt, dat dit doopen van de Cock een zware kerkrechtelijke misdaad was, dan is dit op zijn zachtst uitgedrukt eene onwaarheid. Een misdaad is alleen daar, waar eene wet is geschonden, maar dit was niet geschied, want de Cock had met het doopen der kinderen geen enkele bepaling overtreden en moest dus voor den kerkdijken rechter ten allen tijde vrij uitgaan, ook al is de Cock’s handeling in strijd met de Geref. praktijk.
Maar waar er geen overtreding geschied was, daar kon er ook geen aanklacht plaats vinden, want daar wordt de rechtsgrond van de aanklacht gemist.
Waar dus klachten bij het Class. Bestuur inkwamen, daar had het Bestuur de klagers op het onrechtmatige van hunne aanklacht moeten wijzen, want terecht heeft Dr. Schot gezegd: „Er kon niet aangeklaagd worden, omdat er niet overtreden was.”
En wat doet nu het Class. Best.? Het wijst de klagers niet af, maar het neemt onrechtmatig de aanklachten in ontvangst en gaat onrechtmatig op de aanklachten in door de Cock uit te noodigen zich te verantwoorden.
Hij begaf zich met zijn kerkeraad op reis. Men gevoelde onderling behoefte aan gebed, aan de hulp en de leiding des Heeren, en de vergadering waarvoor men verscheen, had aan dat gebed en die leiding geen behoefte, want de president Ds. Damsté weigerde met gebed te beginnen.
Slechts de helft der leden was tegenwoordig. Dr. Vos zegt: „dat daartegen uit formeel oogpunt met recht weinig kan ingebracht worden”, maar op grond van de toenmalige reglementen zijn wij met Dr. Schot van een gansch ander gevoelen. Art. 14 van het reglement van opzicht en tucht van 28 Sept. 1825 luidt: „In kerkelijke vergaderingen wordt over alle, op het kerkelijk opzicht betrekking hebbende zaken, bij volstrekte meerderheid der tegenwoordig zijnde leden besloten, zullende echter geen uitspraak mogen gedaan worden, tenzij ten minste twee derden van de leden der vergadering tegenwoordig zijn, en Hooyer drukt het woordje „twee derden” nog wel cursief.
Hoe kan met dit artikel voor oogen Dr. Vos nu zeggen dat er met recht weinig tegen het formeele van dit vonnis kan worden ingebracht. Art. 14 werpt formeel het geheele vonnis omver en brandmerkt het als een vonnis van de grootste onrechtvaardigheid, daar er volgens art. 14, 7 personen moesten tegenwoordig geweest en daar waren er maar 5. En die 5 hebben een uitspraak gedaan en wel: de algeheele schorsing zonder verlies van tractement, waartoe zij geheel onbevoegd waren. Dus hier begint de kerk al met in hare besturen op onrechtmatige wijze tegen de belijders van de Geref. leer op te treden. Maar daar is nog een reden, waarom het vonnis „formeel” reeds moet verworpen worden. Want wat is, gelijk wij later hopen aan te toonen, de voornaamste oorzaak, waarom de Cock geschorst is? Dat hij de Geref. Leer tegen Brouwer en Reddingius verdedigd heeft. En daarover, dat hij zulks gedaan had, was geen aanklacht bij het Classicaal Bestuur ingekomen. In dat opzicht handelde het geheel eigenmachtig, was het zelf aanklager en rechters tegelijk, en dit is het wat Dr. Vos zocht te verdedigen met een beroep op art. 4 van genoemd reglement. Dat art. schrijft voor: „Kerkelijke vergaderingen, zich zorgvuldig onthoudende van alles wat tot burgerlijk bestuur of regtpleging behoort, hebben vooral te letten op de ambtsverrichtingen en den wandel dergenen wier leer en gedrag als van kerkelijke ambtenaren op de gemeente een rechtstreekschen invloed oefenen.” Wie kan uit dit art. lezen dat het Class. Bestuur bevoegd was om kennis te nemen van de Cock als schrijver van het bekende boekje! Had daarmede de Cock soms tegen eenige bepaling gezondigd?

Q.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1906

De Wekker | 4 Pagina's

De Christelijke Gereformeerde Kerk (L)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1906

De Wekker | 4 Pagina's