Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dag der voorbereiding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dag der voorbereiding

(Goede Vrijdag.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En het was de dag der voorbereiding en de Sabbat kwam aan.” Luc. 23 : 54.

Was de Vrijdag voor de Joden de dag der voorbereiding met het oog op den Sabbat, welke gerekend werd Vrijdagavond te zes ure aan te vangen om den anderen dag op datzelfde uur te eindigen, de Vrijdag die de sterfdag is van den Heere Jezus, werd door deze allergewichtigste gebeurtenis een dag van voorbereiding bij uitnemendheid.
Met de woorden: „En Jezus roepende met groote stemme, zeide: Vader! in uwe handen beveel Ik mijnen geest”, wordt door Lucas ons het einde van het lijden en den strijd des Heeren vermeld. Want zoo volgt dan: „En als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest.” Met volkomen zelfbewustheid heeft de Heere Christus al Zijn lijden, tot het laatste oogenblik toe, doorgestaan. Onbeschrijfelijk was Zijn lijden, en dat zoo vele uren lang aan het kruis.
En toen alles volbracht was en daarmee al de schuld Zijns volks was betaald, sterft ten laatste de groote Borg, die al dat lijden en die namelooze smarten vrijwillig op zich had genomen. Ja Hij sterft, die zelf de Bron van het leven is. Hij sterft, als ware Hij onzer één, in alles gelijk. Menschen sterven als onrechtvaardigen, want alle kinderen van Adam zijn zondaars, maar Christus sterft als de Rechtvaardige, die zonder zonde was. Al het lijden van den Borg, op zichzelf genomen, hoe groot en hoe zwaar ook, was zonder het sterven niet genoeg. De bezoldiging der zonde is de dood. In het sterven wordt het vloekvonnis over de zonde door den heiligen en Rechtvaardigen God uitgesproken, voleind. Niet alzoo met den mensch. De mensch die onwedergeboren sterft, zal eeuwig straf lijden in de hel.
Christus heeft voor al Zijn volk, door Zijn lijden en sterven, den vloek der wet gedragen en weggenomen. Er is voor hen geen verdoemenis meer.
Als God en mensch in de eenigheid Zijns Persoons heeft Zijn lijden een eeuwige waardij. Met ééne offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die door Hem geheiligd worden. Daarom is de dood des Heeren de hoofdgebeurtenis van alles wat op dien dag der voorbereiding, door Lucas bedoeld, is voorgevallen.
Op dien dag is de Hoogepriester ingegaan in het binnenste Heiligdom. Onder ontzaglijke teekenen is dit alles geschied. God de Heere heeft getuigenis gegeven, van de geheel eenige beteekenis van het sterven Zijns Zoons door de zon te verduisteren, de steenrotsen te doen scheuren, de geheele aarde te doen sidderen, de graven te openen en het voorhangsel des tempels te doen scheuren van boven naar beneden. O die dag der voorbereiding was zulk een eenige, zulk een doorluchtige dag. Vreeselijk was de wijze waarop het Joodsche volk met zijn overheden zich tot den sabbat heeft voorbereid. Zelfs als zij naar de letter der wet moeten rusten naar het gebod, gunt de haat en de boosheid hun geen rust. Zij die er zich aan geërgerd hadden, dat Jezus op den sabbat een goed werk had gedaan, zijn niet te vroom, om op hun rustdag naar Pilatus te gaan, gedreven door onrust omtrent het lichaam des Heeren, dat reeds in het graf was gelegd. Nogmaals moeten zij aan den stadhouder op de verachtelijkste wijze van Jezus, als van een „verleider” spreken en verzekering eischen van het graf. Merk het wel op: de haat en de vijandschap van menschen volgt Jezus tot in het graf. Is het wonder, dat het ’s Heeren discipelen en discipelinnen ook menigmaal zoo gaat?
Anders deden de godvruchtige vrouwen, die op eenigen afstand van het kruis getuigen waren geweest van ’s Heeren laatste lijden en van Zijn dood, terwijl zij ook hadden aanschouwd, hoe in Jozef van Arimathea en Nicodemus de ware liefde had gesproken, in de wijze waarop deze beide aanzienlijke mannen het dierbaar lichaam van het kruis genomen en in het graf van Jozef hadden gelegd. Deze oprechte discipelinnen des Heeren nemen den tijd waar om hun inkoopen te doen voor het heilig werk, dat zij wenschen te verrichten, om het lichaam van Jezus met kostbare specerijen te voorzien. Zij doen dit vóór den sabbat en rusten op dien dag, overeenkomstig het gebod des Heeren. Eenig was die dag als dag van voorbereiding in betrekking tot hetgeen overeenkomstig den wondervollen raad Gods zou geschieden. Een nieuwe rustdag werd door God voorbereid.
De dag van Christus’ opstanding uit de dooden. Dat zou een geheiligde, een afgezonderde dag bij uitnemendheid worden.
Scheen met Jezus’ dood de vijand overwonnen te hebben, scheen het, dat de leugen over de waarheid en de zonde over de gerechtigheid had getriumfeerd, de uitkomst zou het tegendeel bewijzen.
God regeert. Zijn Raad zal bestaan.
Eerst achter de geschiedenis staande, zal blijken hoe God almachtig der raad der vijanden reeds lang heeft verijdeld, de macht der hel heeft gefnuikt, de wijsheid der wijzen heeft te niet gemaakt, het hoongelach der dwazen en der spotters heeft beschaamd, maar Zijn gunstgenooten stof tot onuitsprekelijke vreugde heeft bereid. Het was de dag der voorbereiding. Op dien dag is veel geweend, veel geleden, veel gedacht, veel gesproken, veel getreurd. Maar de Sabbat kwam aan. Niet slechts de Joodsche sabbat, maar ook de dag die der Christenen rustdag worden zou.
Met den derden morgen, toen het begon te lichten, zou de opgaande zon het zinnebeeld zijn van een zooveel grooter en heerlijker licht, dat uit de duisternis zou verrijzen. Christus als de Zon der Gerechtigheid staat op uit het graf en de blijmare zal verbreid worden, dat Jezus leeft.
En als nu de feestvierende menigte opgaat ten huize des Heeren, om te hooren, hoe de Heere Zijne genade is  gedachtig geweest, te hooren van dat groote heil door God gewrocht, dan zal in, de prediking van het evangelie der opstanding het antwoord worden gegeven op de vraag, wat de Heere op dien dag der voorbereiding heeft gedaan. Toen is de Schrift vervuld geworden en alles wat omtrent den Messias was voorspeld. Langs den weg van lijden en diepe vernedering zou Vorst Messias, zou Immanuël tot heerlijkheid gaan. Dat kon de ongeloovige menigte niet vermoeden op den dag waarop de Heere der heerlijkheid is gekruist. Voor dat heil, door Gods heilige profeten eeuwen te voren zoo duidelijk voorspeld, was Israël blind. Gods Heilige zou geen verderving zien. De dood zou Hem niet kunnen houden.
Hij, die het kruis verdragen en de schande veracht heeft, is opgestaan ten derden dage. Het tarwegraan moet in de aarde vallen, zal het vrucht dragen.
Christus moest lijden en sterven, zou Hij als Borg en Middelaar voor al de Zijnen kunnen optreden en zeggen: „Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt.” Overgeleverd om onze zonden, is Hij opgewekt om onze rechtvaardigmaking. En als nu voor de gemeente des Nieuwen Verbonds de sabbat aanbreekt, dan mag en kan zij in haar Heere en Zaligmaker verheugd, vroolijk zingen: „Dat heil heeft God nu doen verkonden. Nu heeft Hij Zijn gerechtigheid, zoo vlekkeloos en ongeschonden, voor ’t Heidendom ten toon gespreid.”
Wat zou onze sabbat zijn, als de Heere niet was opgestaan. Men zou zich telkens kunnen voorbereiden, gelijk de Joden deden, om sabbat te houden, maar een sabbat zonder Christus.
Ons geloof en onze prediking waren dan ijdel. Verloren waren dan onze in Christus ontslapenen. Maar Gode zij dank, na een lange voorbereiding brak een dag der ruste aan. Rust voor het geloof, dat leert rusten in hetgeen de Heere heeft gedaan. Christus is nu het einde der Wet voor een iegelijk, die gelooft. De blijdschap door Jezus’ oprechte discipelen en discipelinnen op den dag van des Heeren opstanding genoten, is profetie van de vreugde, die allen zullen smaken, die door het geloof in den levenden Christus hunne gerechtigheid voor God gezocht en gevonden hebben. Wonderlijk is God in al Zijn weg en werk. Geheel de tijd der oude bedeeling was, wel bezien, een tijd van voorbereiding. Steeds gaat het daarbij tegen de verwachting en voorstelling van menschen in.
Soms was de toestand van Gods kerk zoo donker, dat het scheen alsof de Heere Zijn Sion had vergeten. Maar de Heere is getrouw. Hij laat het werk Zijner handen niet varen. De belofte blijft bewaard en wordt gedurig vernieuwd en verlevendigd. Altijd blijft er een overblijfsel naar de verkiezing der genade. Steeds is er een uitziend, een hopend en een wachtend volk, dat op den Heere vertrouwt. En toen het donkerder was dan ooit en men het uitsprak: „Wij hoopten, dat Hij het was, die Israël zou verlossen”, toen brak het licht door de wolken, toen was het des Heeren tijd, om Zijne bedrukten te verblijden.
„De Sabbat kwam aan.” Op dien dag rustte het lichaam van Christus in het graf. Welk een onrust het hart vervulde van hen, die in den kruisdood van Jezus hun doel bereikt en hun wensch verkregen hadden, leert ons de geschiedenis. De dag door God tot een rustdag bestemd, kon geen ware rust aanbrengen voor hen, die aan Messiasmoord zich hadden schuldig gemaakt. Zoo spoedig zou men hooren, dat Jezus was opgestaan.
Die tijding, welke genoeg was, om zelfs de meest wijzen en aanzienlijken onder hen in verbijstering te brengen, was voor allen die in Christus geloofden eene stof van onuitsprekelijke vreugde.
Dat moest zij zijn voor de levende getuigen van die dagen en dat zou zij zijn en blijven voor al de oprechten van al de volgende eeuwen en geslachten. Vraag eens, wat thans nog na zooveel eeuwen de gemeente des Heeren op het Paaschfeest tot zulk eene groote blijdschap stemt. Het evangelie der opstanding is de bron van alle ware vertroosting. De inhoud van het Paaschevangelie doet ons Christus kennen als de Opstanding en het Leven, doet ons Hem kennen als den grooten Overwinnaar van dood en graf.
In en door de opstanding des Heeren is het allerduidelijkst bewijs geleverd, dat de schuld van al Gods uitverkorenen is betaald. De opstanding drukt het zegel van den hoogsten Rechter op het werk van den Middelaar. Wat al tranen zijn gedroogd, wat al gebeden zijn verhoord, wat al blijde en schitterende uitkomsten zijn verkregen op dien eersten dag der weke, waarop de Vorst des Levens zich aan de Zijnen heeft geopenbaard. Wat God werkt, wie zal dat keeren? Eens komt de groote, de eeuwigdurende sabbat. Daartoe wordt thans alles voorbereid. Dan zullen alle werkers der ongerechtigheid voor eeuwig worden beschaamd, terwijl de verlosten en door Jezus’ bloed vrijgekochten eeuwig zullen zingen van Gods goedertierenheên.
Jezus leeft, en allen die in Hem gelooven, zullen eeuwig leven met Hem. Nu is het de dag der voorbereiding, maar de sabbat komt.
J. Wisse


„Stijgt hemelwaart, o Jubelgalmen!
Stijgt, Lof- en Dank- en Zegepsalmen!
De dood der zonde ligt geveld.
Zingt, aarde, hemel, wereldsfeeren,
Buigt neder voor den Heer der Heeren,
Den uit het graf verrezen Held!
Hij heeft. Hij heeft volbracht!
Aan Hem zij lof en kracht!
Hallelujah!
’t Heelal verbreidt
Zijn heerlijkheid,
Aan Hem behoort de macht.”

Ja, aarde, dal van eind’loos treuren,
Thans moogt gij ’t hoofd ten hemel beuren:
Gij zijt geen dal des jammers meer.
Des afgronds kerker is verbroken,
De vloek des Rechters losgesproken
Het licht, het leven keerde weer,
Het graf hergeeft zijn buit,
De macht der hel heelt uit.
Halleluja!
De Heer regeert,
Hij triumfeert!
Aan Hem alleen zij eer!

Bilderdijk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1906

De Wekker | 4 Pagina's

De dag der voorbereiding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1906

De Wekker | 4 Pagina's