Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kwestie over het al of niet gewettigde der subsidie laten wij thans rusten. Het is den lezers bekend dat schrijver dezes daarvan geen vriend is en altijd met de vreeze vervuld is, dat de staatssubsidie bij een overheerschende liberale regeering leiden zal tot staatsinmenging en dan is het schoone woord „vrijheid van onderwijs” een fictie.
Maar zooals gezegd: dit punt blijft thans rusten. Is er metterdaad een doelmatig ingericht schoolgebouw, dan treedt staatshulp in den vorm van subsidie onmiddellijk in.
Toch is die subsidie, hoe veel ook verhoogd bij de wijziging der wet in 1905, niet genoegzaam, ik mag wel zeggen nog op verre na niet genoegzaam, om een Christelijke school te onderhouden.
Scholen bouwen kost geld, maar ook school houden kost geld, dat weten de penningmeesters der schoolvereenigingen het best, en ondanks de ruime Rijksbijdrage, die pas met 1907 ingaat, zal er toch altijd nog krachtige financieele hulp noodig blijven.
Wat toch geeft het Rijk aan de bijzondere scholen en op welke voorwaarden?
In alle bijzonderheden zullen wij het niet bloot leggen, daar de wet in dat opzicht duidelijk genoeg is en er tal van handleidingen op de wet bestaan, die over dubieuze punten licht ontsteken.
Men leze het „Kort overzicht” dat door den verdienstelijken secretaris der Unie, den heer R. Derksen, is samengesteld en eene onmisbare handleiding tot de wet zelve is.
Hij schrijft op pag. 6. De vastgestelde Rijksbijdrage voor de bijzondere scholen, naar den maatstaf van het aantal onderwijzers is na 1 Januari 1906 als volgt:
A. Door het Rijk wordt voor elk dienstjaar aan de schoolbesturen eene bijdrage verleend als bij art. 48, sub 1 aan de Gemeentebesturen wordt toegekend, mits:
a de schoolvereenigingen rechtspersoonlijkheid bezitten;
b het leerplan aan den Arrondissementsschoolopziener wordt medegedeeld;
c de rooster van lesuren aan den Arrond.- schoolopziener wordt toegezonden;
d het onderwijs omvat de vakken a—i en k van art. 2 der Wet op het L. O., welk onderwijs wordt gegeven minstens 20 uren per week, waaronder ten hoogste 2 uur in vak k is begrepen;
e het hoofd en de onderwijzers een jaarwedde en tegemoetkoming in de huishuur genieten volgens art. 26;
ƒ de aanstelling en salarisregeling enz. volgens art. 59 ten 6e en 7e behoorlijk is vastgesteld.
Dat zijn de voorwaarden die de wet stelt en waaraan eerst moet zijn voldaan alvorens het Rijk één cent subsidie uitkeert.
Die subsidie heeft nu allereerst betrekking op de onderwijzers.
Aan elken onderwijzer wordt een vaste jaarwedde toegezegd. Deze bedraagt ten minste:
I. Voor het hoofd der school
ƒ 750.— in een gemeente behoorende tot de 8ste of 9de klasse.
ƒ 850.— in een gemeente behoorende tot de 6de of 7de klasse.
ƒ 950.— in een gemeente behoorende tot de 3de, 4de of 5de klasse.
ƒ1050.— in een gemeente behoorende tot de 1ste of 2de klasse, met 4 vijf-jaarlijksche verhoogingen van ƒ 50, waarbij de voorafgaande diensttijd als hoofd van openbare of bijzondere lagere scholen in aanmerking komen.
De klasse waarvan hier gesproken wordt is de klasse van de tabel der personeele belastingen.
II. Voor de onderwijzers, die het hoofd der school bijstaan, geeft het Rijk ƒ 500 per onderwijzer, met 4 vijf-jaarlijksche verhoogingen van ƒ 50, waarbij voorafgaande diensttijd aan openbare of bijzondere scholen in aanmerking komt.
Daarenboven geeft het nog ƒ 200.— voor elken onderwijzer met hoofdakte boven de 28 jaar, die volgens art. 24 mag aanwezig zijn; ƒ 100 voor elken onderwijzer van bijstand met hoofdacte; ƒ 50 voor elken onderwijzer, die 28 jaar oud en gehuwd is of weduwnaar zijnde met inwonende minderjarige kinderen.
En dan geeft ten slotte het Rijk nog een bijdrage die beschouwd moet worden als een voorziening in de kosten van schoollocalen. Voor scholen
Van 40 en minder leerlingen / 46.—
„ 41—90 leerlingen „ 75.32^
„ 91—144 „ „ 135.125
„ 145—199 „ „ 197.80
„ 200—254 „ „ 261.05
„ 255—309 „ „ 324.30
„ 310—364 „ „ 387.55
„ 865—419 „ „ 450.80
^ 420—474 „ „ 514.05
„ 475—529 „ „ 577.30
„ 580 en meer „ „ 640.55

Hiermede is een overzicht gegeven van hetgeen het Rijk bijdraagt in de kosten van het bijzonder onderwijs.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1906

De Wekker | 4 Pagina's