Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van br. H. B. te N. V. ontvingen wij het volgende: In Hozea 1 vers 2 lezen wij: „Ga henen, neem u eene vrouwe der hoererijen”, terwijl in Hozea 2 vers 1 in den Staten-Bijbel staat: „twist omdat zij Mijn wijf niet is”. Evenzoo in Openb. 19 : 17: „De bruiloft des Lams is gekomen en zijn wijf heeft zich zelven bereid”, terwijl in Openb. 12 : 1 wederom geschreven staat „eene vrouwe bekleed met de zon”. Nu wil br. B. gaarne de vraag zien opgelost of het eene bijzondere beteekenis heeft dat nu eens in den Staten-Bijbel van vrouwe en dan weder van wijf gesproken wordt, daar onze vrager menschen ontmoette die in het woord wijf eene geestelijke beteekenis meenden te zien. Ook wij hebben wel eens eenvoudigen ontmoet, die werkelijk meenden dat in de nieuwere uitgaven des Bijbels aan de waarheid wordt te kort gedaan door de verandering van het oud-Nederlandsche woord wijf in vrouw. Daarom beantwoorden wij gaarne de vraag van B. Wij hebben om een beslissend antwoord te geven eerst te zien wat er in de oorspronkelijke taal geschreven staat. En dan is de vraag spoedig opgelost. In Hozea 1 : 2 wordt zoowel als in Hozea 2 : 1 het woord הׁשא (lees: ieschah) gevonden. Waar onze Staten-Bijbel nu eens wijf en dan weer vrouwe heeft, vindt men dus in het Hebreeuwsch altijd hetzelfde woord. In het Nieuwe Testament is het niet anders. Zoowel het woord wijf in Openb. 19 : 7 als vrouwe in Openb. 12 : 1 luidt in de Grieksche taal, waarin het Nieuwe Testament werd geschreven, γυνϰ (lees: gunè). Vooral geeft 1 Cor. 7 daarvan een duidelijk bewijs. In vers 12 van dat capittel wordt gesproken in den Staten-Bijbel van „een ongeloovig wijf”, ook in vers 13, 14, 16, 27 en 29 komt het woord wijf voor en overal lezen wij dan in de grondtaal in genoemde verzen γυνϰ, dat vrouw beteekent. Vooral komt het uit in vers 33 en 34, dat er geen verschil is: Maar die getrouwd is, bekommert zich met de dingen der wereld, hoe hij de vrouw (γυνϰ) zal behagen; een wijf (γυνϰ) en eene maagd zijn onderscheiden.
Hieruit kan gezien worden dat zoowel in het Hebreeuwsche Oude Testament als in het Grieksche Nieuwe Testament voor vrouw en wijf hetzelfde woord staat, zoodat men dus niets aan de waarheid van Gods Woord te kort doet, indien men het in het Nederlandsch overal door vrouw vertaalt. In het woord wijf ligt dus heusch geen geestelijke beteekenis.
Toch willen wij niet ontkennen dat de Bijbeloverzetters met het onderscheiden gebruik van de woorden wijf en vrouwe eene bijzondere bedoeling gehad hebben.
Thans heeft het woord wijf eene verachtelijke beteekenis, doch in de zeventiende eeuw had het de beteekenis van eene gehuwde vrouw, terwijl met vrouwe zoowel gehuwde als ongehuwde vrouwen bedoeld werden. Moesten onze Statenvertalers nu het woord γυνϰ vertalen, en bleek uit het verband dat eene gehuwde vrouw bedoeld werd, dan vertaalden zij het grieksche woord door wijf, b.v. een wijf en eene maagd zijn onderscheiden. Hier staat wijf of gehuwde vrouw tegenover maagd of ongehuwde vrouw. Er ligt dus wel eenige beteekenis in het onderscheiden gebruik van wijf en vrouw, doch geen geestelijke maar eene taalkundige beteekenis. Waar echter in onze dagen het woord wijf iets verachtelijks heeft, is die taalkundige beteekenis van wijf als gehuwde vrouw vervallen en kan men dus veilig overal vrouw lezen, In het engelsch is de onderscheiding tusschen wife (gehuwde vrouw) en wornan (vrouw in het algemeen) nog in stand gebleven.
Slechts tweemaal komt in den Bijbel, namelijk in den tweeden brief van den Apostel Johannes het woord vrouwe voor, dat wij in het oorspronkelijke het woord γυνϰ (gunè) vinden. In 2 Joh. vers 1 en 5 staat zonder ϰυρια (lees: kuria), het vrouwelijke woord van kurios, dat Heere beteekent. Kuria beteekent eigenlijk gebiedster of voorname vrouw, en als het vrouwelijke van kurios (Heere) wordt er de vrouw des Heeren, de Kerk door aangeduid. In alle andere gevallen staat voor vrouw en wijf in de grondtaal hetzelfde woord.
Wij zijn wat uitgebreid geweest in onze beschouwing, omdat wij het noodig oordeelden den eenvoudigen Bijbellezer er op te wijzen, dat de verandering van onze Staten-Vertaling in de tegenwoordige spelling in het minst niet te kort doet aan den zin van Gods Woord, zooals het oorspronkelijk door de Heilige mannen, door den Heiligen Geest gedreven zijnde, geschreven is.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1906

De Wekker | 4 Pagina's