Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachtenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachtenis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer onze lezers dit nummer ontvangen, is het 12 October 1906. Op dien dag is het twee en zeventig jaar geleden dat de Afscheiding feitelijk werd beslist, al kwam het eerst op 14 October tot teekening van de akte van afscheiding door de Ulrumsche gemeente. Aanstaanden Zondag is het dan ook twee en zeventig jaar geleden dat de Afscheiding begon. Wat echter 12 October 1834 geschiedde, is wel der vermelding of liever der herinnering waard. Enkele dagen vóór Zondag 11 October was Ds. Scholte van Doveren en Genderen te Ulrum gekomen om den geschorsten predikant Ds. H. de Cock te ontmoeten. Scholte nu had reeds veel van de vijandschap der Hervormde besturen tegen de Gereformeerde leer vernomen, thans zou hij zelf die vijandschap aanschouwen. Zijn verzoek aan den consulent van Ulrum om op Zondag 12 October te Ulrum te mogen optreden in den dienst des Woords werd geweigerd. Ook het verzoek van Ulrum’s kerkeraad, die toch niet geschorst was en die zoo gaarne de gemeente in de gelegenheid wilde stellen de waarheid overeenkomstig de Schrift te hooren prediken, werd van de hand gewezen. Met barsche woorden werd dit verzoek geweigerd. Dat het dus niet ging tegen den persoon van Ds. de Cock, maar tegen de leer die èn door de Cock èn door Scholte gepredikt werd, blijkt hier zonneklaar. Immers Ds. Scholte was wettig predikant in de Ned. Herv. Kerk, en toch mocht hij niet optreden.
Toch wilde Scholte nog een poging wagen op Zondagmorgen 12 October. Eene groote schare volks had Ulrums kerkgebouw gevuld, in de hoop Ds. Scholte te zullen hooren. Sedert de schorsing toch van Ds. de Cock op 19 December 1833 hadden de onrechtzinnige ringpredikanten Ulrums kansel betreden. Geen wonder dus dat eene groote schare heilbegeerig was opgegaan in de hoop de aloude Gereformeerde leer uit Scholtes mond te vernemen. Even vóór den aanvang der godsdienstoefening kwam Ds. de Cock met Ds. Scholte het kerkgebouw binnen. De laatste vroeg nogmaals aan den inmiddels binnengetreden consulent om te mogen optreden. Opnieuw volgde een weigerend antwoord. Bedaard namen beide predikanten in een bank plaats en hoorden met smart aan, hoe de dierbare waarheden der Heilige Schrift door den consulent Smith werden gelasterd. Ook deze behoorde tot de vijanden des cruises.
Na deze prediking en het uitspreken van den zegen deed de gemeente een vraag. Dien namiddag en avond werd in het kerkgebouw geen dienst gedaan; daarom vraagde zij: waar zal Ds. Scholte heden middag prediken? Toen die vraag gedaan werd, richtte Ds. Scholte nogmaals het verzoek tot den consulent en vroeg; Sta mij heden middag of avond den kansel af, gij hoort dat de gemeente dit begeert. Maar eene nieuwe weigering volgde. Had Ds. Scholte nu den consulent niet beschermd, dan waren er wellicht ernstige dingen gebeurd, doch Scholte bracht hem veilig buiten het kerkgebouw.
Het kerkgebouw werd door de politieagenten daarop gesloten en bewaakt. Men wilde liever de kerk sluiten dan de waarheid op den kansel toelaten. Toch zou Ds. Scholte prediken. Hij kon en mocht de schare die gekomen was om Gods Woord te hooren, zoo niet laten gaan.
Waren de kerkdeuren voor hem gesloten, God is aan tijd noch plaats gebonden, en ook in de open lucht wil Hij gediend worden, gelijk in de dagen der Reformatie van de zestiende eeuw, toen op verschillende plaatsen de hagepreeken gehouden werden.
Weinige uren na den morgendienst in de kerk werd door Scholte en de Cock en zijne echtgenoote een boerenwagen, die op het land stond, beklommen en evenals bij de genoemde hagepreeken weerklonk het psalmgezang in de vrije natuur en hield Ds. Scholte een predikatie over Hebreeën 10 vers 19—22, die door eene groote schare aandachtig en met stichting werd aangehoord.
Zonder eenige stoornis liep deze godsdienstoefening ten einde. Ds. Scholte vertrok en liet een diepen indruk achter. Zondag 12 October 1834 was onvergetelijk voor Ulrum’s gemeente. Én bij die gemeente en bij Dr. de Cock was nu de overtuiging gevestigd dat het niet ging tegen zijn persoon, maar tegen de ware Gereformeerde leer die hij verkondigde. Wederom had hij daarvan immers het duidelijkste bewijs in den tegenstand bij het optreden van Ds. Scholte. Ook had de prediking van den consulent op dien Zondag hem andermaal overtuigd, hoe de gemeente verwoest werd en het volk steenen in plaats van brood werd aangeboden. Zelfs de Synode wilde de formulieren niet handhaven, en de kerkelijke besturen hadden getoond dat zij, zelfs zonder rechtsgrond in de kerkelijke reglementen te vinden, toch zijne schorsing handhaafden. Immers de aanklacht tegen Ds. de Cock het eerst ingediend, behelsde het doopen van kinderen uit andere gemeenten. Toen Ds. de Cock vroeg, welk artikel der kerkelijke wet dit verbood, kon hem dit niet aangewezen worden, omdat het niet bestond, zoodat de schorsing door het classicaal bestuur van Middelstum niet gegrond werd op het bedrijf in de aanklacht genoemd, maar op het schrijven tegen twee liberale predikanten, die hij wolven in de schaapskooi van Christus noemde.
Toen echter het provinciaal kerkbestuur van Groningen Ds. de Cock afzette, koos het daarvoor weder een anderen rechtsgrond, n.l. het schrijven van eene voorrede in het boekje van Klok tegen de gezangen. Uit dit alles bleek aan Ds. de Cock dat zijne uitdrijving uit de Hervormde kerk vaststond. Hij moest nu beslissen: òf de verkondiging en de handhaving van de waarheid naar Gods Woord en de drie formulieren van eenigheid moest tegen den eisch der Schrift prijs gegeven worden, òf hij moest het ambt der geloovigen aanvaarden volgens art. 28 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis.
Dit artikel zegt dat het ambt aller geloovigen is, volgens het Woord Gods, zich af te scheiden van degenen, die niet van de kerk zijn, en zich te voegen tot deze vergadering, hetzij op wat plaats God ze gesteld heeft, al ware het schoon zóó, dat de Magistraten en plakaten der Prinsen daar tegen waren en dat de dood, of eenige lichamelijke straf daaraan hinge.
Ook de Cock wist dat veel moeite en leed hem wachtte, indien hij dien weg insloeg, doch het gebod: Gode meer gehoorzaam te zijn dan den menschen, woog hem het zwaarst. Alzoo was 12 October 1834 de beslissing gevallen. Den 13den October vergaderde de kerkeraad van Ulrum en hoorde met blijdschap, dat de geliefde en getrouwe leeraar eindelijk het besluit genomen had, om alle gemeenschap met het Hervormd kerkbestuur af te breken. De acte van afscheiding of wederkeering werd dien dag door den kerkeraad geteekend en den 14den October 1834 ook door de Ulrumsche gemeente, waarvan bijna al de leden met de afscheiding medegingen, In die acte werd het uitgesproken dat Ds. de Cock geen enkel misdrijf had begaan dat uit Gods Woord kon aangetoond worden en dat onderwerping werd geëischt aan Synodale reglementen zonder aanwijzing dat die op Gods Woord gegrond zijn, waardoor het kerkbestuur zich gelijkgesteld had aan de door onze Vaderen verworpen Paapsche kerk. Op grond van vele schriftuurplaatsen in die acte genoemd en art. 29 van de belijdenis scheidde men zich daarom af van die kerk, totdat zij zou terugkeeren tot den waarachtigen dienst des Heeren.
Het geslacht van onzen tijd weet zoo weinig meer van den strijd in de dagen der Afscheiding gestreden. Daarom is het zoo goed, inzonderheid op herinneringsdagen als 14 October het begin der afscheiding nog eens na te gaan en ook in ons blad te herinneren. Zoo kennelijk toch blijkt in die afscheiding de hand Gods. Ds. de Cock heeft haar niet gezocht, veeleer trachtte hij van December 1833 tot October 1834 in de Hervormde kerk hersteld te worden, doch de Heere heeft het aldus geleid, om de Gereformeerde kerk weer tot openbaring te brengen. Ook van de Octoberdagen van 1834 mogen wij zeggen: Wij zullen het niet verbergen voor onze kinderen, voor het navolgende geslacht …. opdat het navolgende geslacht dit weten zou, de kinderen die geboren zouden worden; en zonden opstaan en vertellen ze hunnen kinderen.
P.J.M. de Bruin
’s-Gr. 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Gedachtenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1906

De Wekker | 4 Pagina's