Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een uitnemend werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een uitnemend werk

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs verscheen van de hand van Ds. A.M. Diermanse een werk, getiteld: „De uitverkoren kinderen wedergeboren, eisch des verbonds?” Dit werk mag in onze kringen niet voorbij gezien worden. De leer, door zoovelen in de Gereformeerde Kerken in navolging van Dr. A. Kuyper Sr. voorgestaan, dat de uitverkoren kinderen reeds vóór den Doop wedergeboren zijn, en de Doop op grond van „genade in den wortel” aan de kinderen bediend wordt, wordt daarin op uitnemende wijze weerlegd. De verschillende argumenten voor de stelling dat de uitverkoren kinderen als bondelingen ook wedergeboren zijn, worden achtereenvolgens ontzenuwd. Om een enkel voorbeeld te noemen: de drijvers van de leer der onderstelde wedergeboorte bij den Doop, beriepen zich op 1 Cor. 7 : 14, alwaar gezegd wordt dat de kinderen des verbonds heilig zijn. Dit „heilig zijn” wordt dan opgevat als „wedergeboren zijn”. Hierop zegt Ds. Diermanse: „In de eerste plaats willen wij nu nog aantoonen, dat het „heilig” in 1 Cor. 7 : 14 niet geestelijk kàn, noch behoeft opgevat te worden.”
„In de tweede plaats onze aandacht er aan wijden, hoe de kinderen der Christenen dan heilig geheeten worden.”
„In de derde plaats nagaan de bezwaren die tegen ons standpunt rijzen.”
Dat het „heilig zijn” niet geestelijk kan opgevat worden, betoogt Ds. D. aldus: „Wij moeten n.l. ook letten op het eerste gedeelte van het vers. Daar wordt gezegd, dat de ongeloovige man geheiligd is door de vrouw en dat de ongeloovige vrouw geheiligd is door den man. Bij een eerlijk en getrouw Schriftonderzoek gaat het natuurlijk niet aan om dit voorbij te gaan, hoewel het dikwijls geschiedt. Opmerkelijk toch is het in de hoogste mate dat het Grieksche woord door „geheiligd” vertaald, volkomen hetzelfde begrip bevat als het „heilig” dat den kinderen wordt toegeschreven. Dezelfde heiligheid dus welke aan de kinderen hier wordt toegeschreven, moet men aan den ongeloovigen man en aan de ongeloovige vrouw boven bedoeld toekennen. En omgekeerd. Anders te spreken is de H. Schrift aan de meest willekeurige uitlegging overgeven. Wij kunnen en willen daaraan niet mededoen. Indien dus de kracht van het woord „heilig” in het slot van het vers den kinderen de wedergeboorte toeschrijft, schrijft ook de kracht van het woord „geheiligd” in het eerste gedeelte den ongeloovigen man of vrouw, met een geloovige gehuwd, de wedergeboorte toe.”
En ééne bladzijde verder, lezen wij: „Let wel: de ongeloovige man is geheiligd en evenzoo de ongeloovige vrouw. Maar indien Paulus hiermede nu een waarachtige en geestelijke heiligheid bedoelde, dan kon die man of vrouw onmogelijk meer ongeloovig genoemd worden. Ongeloovig en innerlijk geheiligd of wedergeboren sluiten elkander uit.” En verder: „Uitwendig en dus niet door op dat oogenblik aanwezige geestelijke geboorte was ook de ongeloovige echtgenoot eens Christens geheiligd. Sterker zin kunnen en mogen wij nu ook aan het „heilig” dat in het slot van dat vers aan de kinderen toegeschreven wordt, niet toekennen.”
Wij gaven slechts een proefje uit bovengenoemd werk. Die er meer van weten wil, koope het. Wij wenschen het in veler handen. De prijs er van is ƒ 1,10. Ten slotte willen wij er nog op wijzen, dat Ds. Diermanse in zijn „voorwoord” (een germanisme dat wij liever in „een woord vooraf” gewijzigd zagen) blijk geeft een juisten blik te slaan op de Utrechtsche conclusies. Z.Eerw. gevoelt goed dat in de Utrechtsche conclusies de leer der onderstelde wedergeboorte als grond voor den Doop eigenlijk door de Utrechtsche Synode gehandhaaft is als hij schrijft:
„En wat de onderstelde wedergeboorte aangaat, verklaart de Synode dat het minder juist is te zeggen, dat de Doop aan de kinderen der geloovigen bediend wordt op grond van hun onderstelde wedergeboorte. Hetgeen evenwel niet ontkent, dat de Doop toch onderstelt de wedergeboorte, d. i. feitelijk: dat onder den Doop wordt gesteld de wedergeboorte, zoodat de Doop op die onderstelde wedergeboorte toch rust. Want ook de stelling der Synode, dat de grond van den Doop is de belofte en het bevel Gods, eischt die zienswijze; want immers de Synode verklaart dat krachtens die belofte het zaad is te houden voor wedergeboren. Den Doop te gronden op de belofte, is dus in den mond der Synode, hem te gronden op de onderstelde wedergeboorte. Want immers het toekennen aan één kind van de belofte, komt in den mond der Synode practisch hierop neer, dat wij zulk een kind houden voor wedergeboren. Maar nu weet ik niet meer, wat het verschil is tusschen een doopen van het kind op grond van de belofte of: op grond van de onderstelde wedergeboorte.” Terecht zegt Ds. D. deze wareen veelbeteekenende woorden: „Hetgeen waaròm het gaat, is met de woorden der Synode zelf, niet vastgesteld noch uitgemaakt.” Deze uitspraak van Ds. D. is van belang, daar het nu eens niet van Christelijke Gereformeerde, maar van Gereformeerde zijde wordt uitgesproken.
’s-Gr.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Een uitnemend werk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1906

De Wekker | 4 Pagina's