Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ziel in nood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ziel in nood

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want zie, hij bidt.” Handel. 9 : 11 l/ged

Te Damaskus, in de straat genaamd de Rechte, in het huis van Judas, zoo luidt het nauwkeurig adres, waar een zeker discipel met name Ananias door den Heere wordt heengezonden, om getuige te zijn van het groote werk Gods aan een zondaar geschied. Wat is er gebeurd? Er is een groot misdadiger gearresteerd. En die misdadiger bevindt zich thans in het huis van genoemden Judas. Die misdadiger is geen onbeschaafd man uit de achterbuurten, die aan roof en diefstal zich heeft schuldig gemaakt. Neen ’t is een man van zeer beschaafde opvoeding en van veelzijdige wetenschappelijke ontwikkeling.
’t Is een man opgevoed aan de voeten van Gamaliël, een onberispelijk farizeër, maar een geweldige vijand van Jezus van Nazareth, een vervolger van de gemeente des Heeren. De historieschrijver Lukas getuigt van hem: „Saulus verwoestte de gemeente, gaande in de huizen, en trekkende mannen en vrouwen, leverde hen over in de gevangenis.” Die Saulus is getuige geweest van den marteldood van den godzaligen diaken Stefanus, in wiens dood hij een welbehagen had. Met geen ander doel is deze vervolger opgetogen naar Damaskus, dan om de gemeente aldaar te verwoesten. Als een wolf zal hij aldaar op de weerlooze schapen aanvallen om te verderven en uit te roeien, wat hij maar kan. Allen die van de secte van den gehaten Nazarener zijn, beide mannen en vrouwen, zal hij gebonden naar Jeruzalem brengen en aldaar aan het booze Sanhedrin overleveren. Zoo althans heeft Saulus zich voorgenomen, meenende in zijn blindheid daarmede een Gode welbehagelijk werk te doen. Evenwel: de mensch wikt, maar God beschikt. Hooger dan de wegen en gedachten van menschen zijn de wegen en gedachten van Hem, Wiens Raad wonderlijk en ondoorgrondelijk is. Op weg om te gaan arresteeren en binden wordt Saulus zelve gearresteerd en gebonden.
De Heere, die hem op den weg verscheen, is hem te sterk geworden. Hij ziet van nu af aan dat het hem hard is de verzenen tegen de prikkels te slaan. Als geweldige donderslagen weerklinkt het steeds in zijne ziele, wat van den hemel hem is toegeroepen: „Ik ben Jezus, dien gij vervolgt.”
Drie dagen lang is hij blind. Drie dagen brengt hij door zonder te eten of te drinken. Wat er in en bij hem omgaat, is met geen pen te beschrijven. Zijn lichamelijk gezichtsvermogen is hem ontnomen, maar een geestelijk gezichtsvermogen heeft de Heere hem geschonken, zoodat hij daardoor zich kennen leert als een doemwaardig zondaar voor God. De man, die zoo sterk was in eigen schatting, is nu zoo zwak en zoo klein geworden. Hij die menschen dacht te gaan binden is zelve een door God gebondene. En al staat het er niet bij, toch laat het zich wel denken, wat die Saulus gebeden heeft. Wat toch zal een mensch door God aan zijn ellende, aan zijn zonde en jammerstaat ontdekt, bidden, anders dan om vergeving van zonde, wat anders dan om genade, terwijl de door God ontdekte zondaar niets heeft, waar hij den Heere op kan wijzen, dan zonde en schuld. Een farizeer kan danken, dat hij niet is gelijk deze en gelijk die, maar genade aan een zondaar verheerlijkt, leert wat anders, In die drie kleine woorden „zie hij bidt”, kan men lezen, dat er met Saulus van Tarsen wat is gebeurd. De hand Gods heeft hem aangeraakt.
Waar de gansche wereld een mensch niet toe bewegen kan, dat is voor den Almachtige maar een wenk. Nog voor Zijne hemelvaart sprak Christus de Heere het uit: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde,” en thans verheerlijkt aan de Rechterhand des Vaders bewijst Hij, aan Zijn Woord en belofte te gedenken, dat Hij Zijne gemeente op aarde ten goede gedenkt. Welk een uitkomst voor die kleine kudde te Damaskus, door een woedenden Saulus bedreigd. De Heere wendde niet alleen het kwaad af dat haar dreigde, maar wist het zoo te maken, dat de grootste vijand in een vriend veranderd werd.
Niet slechts voor die weerlooze schapen van Jezus te Damaskus, maar voor geheel Gods kerk op aarde wordt in dien Saulus zulk een rijken zegen bereid. De Heere getuigt van hem: „deze is Mij een uitverkoren vat om mijnen naam te dragen voor de heidenen, en de koningen, en de kinderen Israëls.” Had zelfs een Ananias gehoord van dezen man, hoeveel kwaad hij Gods heiligen in Jeruzalem heeft gedaan en dat hij macht had verkregen van de overpriesters, om te binden allen, die den naam des Heeren aanriepen, welk een stof van blijdschap zal dat zijn, te mogen hooren, wat er met Saulus heeft plaats gehad. O wonder van genade! De trotsche farizeër is vernederd, de vijand en vervolger der gemeente is ontwapend, een zondaar op weg naar de eeuwige rampzaligheid is door een almachtige hand gegrepen en in zijn loop gestuit, en de macht van Jezus is gebleken. Vrees niet Ananias, om een bezoek te brengen aan Saulus van Tarsen, vrees niet, al zijt gij een discipel des Heeren, om zijn aangezicht in het huis van Judas te aanschouwen, want zie, hij bidt. Hij denkt er niet meer over, die Saulus, hoe hij het arme volk van God zal knevelen. Hij denkt er niet meer aan hoe hij zich het beste van zijn voorgenomen taak kan kwijten, neen, een noodkreet stijgt aanhoudend uit zijne ziele tot God. En die noodkreet houdt in: Is er ook voor mij armen, ellendigen, dood- en doemschuldigen zondaar nog een middel om de straf op de zonde bedreigd te ontgaan en wederom tot genade te komen. Als geen genade tusschen beide komt, als de Heere zich zijner niet ontfermt, is het voor Saulus verloren, voor eeuwig onherroepelijk verloren.
Maar de tijd der genade is voor hem nog niet voorbij. En al is zijne misdaad groot, al zijn zijne zonden en overtredingen vele, het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden, o Saulus! wie zal u redden als het de Heere niet doet. De gansche wereld met al haar wijsheid, met al haar vernuft, met al haar schatten is daartoe niet in staat. Wat zal dan die arme, die benauwde, die verslagene ziele doen, wat anders dan uit zijne benauwdheid roepen tot God. En dat doet hij, want zie hij bidt. Gelukkig, dat een zondaar bidden kan en bidden mag. Als dan alle hulp u ontviel en niemand zorgde voor uw ziel, leert ge van achteren verstaan, dat ge in uwe ellende van God gekend zijt. Die uit al den nood zijner ziele, uit de benauwdheid tot God roepen leert zal ervaren, dat de Heere het behoeftig volk in hunne nooden, in hun ellende en pijn, gansch hulpeloos tot Hem gevloden, wil tot een Redder zijn. Al klimt de nood dan ook nog zoo hoog en al hooren we uit diepten van ellende met mond en hart roepen tot den eeuwig levenden God, te Zijner tijd zal er redding en uitkomst dagen.
Meer dan onze pen kan beschrijven, heeft Saulus in die drie dagen vóór Ananias tot hem kwam doorleefd. Maar de Heere liet zich aan hem niet onbetuigd. Hij die de behoefte werkt, geeft op Zijn tijd ook de vervulling. Wie heeft dit later ooit hartelijker, oprechter en duidelijker kunnen belijden, dan Saulus toen hij een Paulus geworden aan Timotheus schreef: „Mij den grootste der zondaren is barmhartigheid geschied.” Dat zou Paulus nooit gezegd of geschreven hebben, indien hij het niet door persoonlijke ervaring had geleerd.
Dat was geen grootspraak, geen huichelarij, maar waarheid en werkelijkheid. En wie had zulks kunnen vermoeden, toen die geweldenaar met last en macht van de overpriesters optrok naar Damaskus om als een verscheurend dier een aanval te doen op de schaapskooi van Christus, dat Eén machtiger dan hij, hem zou weerstaan en tot aftocht dwingen! Neen ’t was nog geheel anders, dan een vijand, die door overmacht gedwongen terug moet trekken. Saulus werd gelijk aan een vijand, die totaal overwonnen, zich onvoorwaardelijk moet overgeven. Grooter vernedering was voor hem moeielijk denkbaar. Maar die vernedering leidt Saulus naar Gods aanbiddelijken raad tot de grootste weldaad, welke ooit eenig schepsel kan te beurt vallen. Later noemde Paulus dit een „gegrepen” zijn van Christus Jezus. Gegrepen als een brandhout uit het vuur. Gegrepen, toen er maar eene schrede was tusschen hem en den dood. Gegrepen toen het voor hem scheen reddeloos en voor eeuwig verloren te zijn. En wie beschrijft de waarde van ééne ziel, die voor de eeuwigheid gered wordt. Er is meer blijdschap voor de engelen Gods over eenen zondaar, die zich bekeert, dan over negen en negentig die de bekeering niet van noode hebben.
Zie, hij bidt, zoo hoort Ananias, dat de Heere van Saulus getuigt. En gelukkig die maar bidden leert, terwijl het nog tijd is om te bidden. De rijke man, die zijne oogen opsloeg in de hel, wilde bidden toen het te laat was. En dan — wordt zelfs de bede om ééne droppel koud water, tot verkoeling der tong, afgewezen. Die Jezus door Saulus vervolgd en tegengestaan is machtig om al Zijne vijanden in een oogenblik te verpletteren. Hij is machtig om hen als een Korach’s bende, in een punt des tijds levend ter helle te doen zinken. Maar Zijne goedertierenheid, barmhartigheid en ontferming is zoo oneindig groot, dat Hij zelfs den grootsten zondaar genade kan en wil bewijzen. Wie zich voor Hem vernedert, in oprechtheid zijne zonde belijdt en tot Hem zich om redding wendt, zal ervaren, dat wie den naam des Heeren aanroept zal zalig worden. Zijn naam is Jezus, en dien naam draagt Hij, omdat Hij Zijn volk zal zalig maken van hunne zonden. Al spreekt de Wet dan het doodvonnis uit over den schuldige, en al roept het geweten luide, dat ge tegen alle Gods geboden hebt overtreden, dan is het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon genoeg om te reinigen van alle zonden. Er moge dan een nood- en jammergeschrei van den door God ontdekten zondaar opklimmen ten hemel, al schijnt alle hoop op behoud afgesneden, te Zijner tijd, zal den berouwhebbenden zondaar het licht in de duisternis opgaan.
Om die gunst en genade aan ellendigen te kunnen bewijzen, moest Gods Zoon zoo diep worden vernederd, moest Hij den vloek en den toorn van den heiligen en rechtvaardigen God dragen. Daartoe gaf Hij zich over tot in den dood, ja tot den dood des kruises. Maar nu Hij door Zijn lijden en sterven een eeuwige gerechtigheid heeft aangebracht, uit den dood is opgestaan en aan de rechterhand des Vaders luistervol is verhoogd, nu zal blijken ook aan dien biddenden Saulus, dat Hij een barmhartige en medelijdende Hoogepriester is. En o wonderbare verandering! Waar onder de menschen schier niemand machtiger bleek te zijn om het volk en de gemeente Gods kwaad te doen dan Saulus van Tarsen, daar weet de Heere hem te vormen en te bekwamen tot een instrument in Zijn hand, op zulk eene wijze, dat de Kerk des Heeren tot aan het einde der wereld daarin stoffe zal hebben om den Heere te prijzen. Lezen we van Saulus, dat hij bad, we lezen later van hem, dat hij in een Paulus veranderd, meer dan iemand heeft gearbeid en geijverd voor het koninkrijk Gods. Met al de wetenschap en de gaven hem geschonken heeft hij den Heere gediend. Als een bazuin heeft hij gediend om den Naam des Heeren uit te roepen. Wat al gemeenten zijn door hem gesticht. Wat al zielen zijn middellijkerwijs door hem verkwikt, wat heeft de man, in één woord gezegd, veel voor den Heere gearbeid. En als hij aan het einde van zijn fel bewogen leven is gekomen, jubelt hij in zijn zwanenzang van de genade Gods aan hem verheerlijkt. Ziende over dood en graf, blikt hij in de heerlijkheid welke Gods kinderen na dit leven wacht, om met geloovige toeeigening uit te roepen, dat ook hem de kroon der rechtvaardigheid wacht. Was zijne ziel in nood, toen hij daar bad en worstelde in het huis van Judas te Damaskus, door de diepte ging Gods weg met hem naar boven en door lijden tot heerlijkheid.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Een ziel in nood

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1906

De Wekker | 4 Pagina's