Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een belangrijk rapport 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belangrijk rapport 3

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.
In dit rapport wordt in de tweede plaats de exegetische zijde aldus behandeld: „Zooals bekend is handelt Paulus in 1 Cor. 7 over huwelijkszaken. Men had hem daarover geschreven, zegt hij in vers 1. Blijkbaar had men hem vragen voorgelegd en wenschte men die door hem beantwoord te zien. In antwoord op die vragen dan, geeft de Apostel in de eerste negen verzen aanwijzingen over het huwelijk in ’t algemeen, die wij zonder schade voor het punt in kwestie kunnen voorbijgaan, maar van vers 10 begint hij een vraag te behandelen, blijkbaar gelijk aan die, welke vroeger de Farizeën aan Jezus hadden voorgelegd: „Is het een mensch geoorloofd zijne vrouw te verlaten om allerlei oorzaak?” Van dat vers af moeten wij dus scherp naar hem luisteren.
Doch den getrouwden, zoo schrijft hij daar, gebiede niet ik, maar de Heere, dat de vrouw van den man niet scheide — en blijkbaaar behooren daar nog bij de laatste woorden van vers 11: en dat de man de vrouw niet verlate.
Hiermede geeft hij vooreerst een antwoord omtrent de zaak in ’t algemeen, en dat antwoord is een verwijzing naar een woord door den Heere Christus zelf gegeven. Zulk een uitspraak vinden wij in Matth. 5 : 32 en 19 : 9 en dus leidt het geen twijfel of die uitspraak wordt door hem bedoeld. „Wie zijne vrouw verlaat anders dan om hoererij, en eene andere trouwt, die doet overspel, en die de verlatene trouwt, doet ook overspel,” zoo had de Heere gesproken en de Apostel behoeft slechts naar dat woord te verwijzen. Daarmee was vastgesteld dat, wat Joodsche tradities en heidensche zeden ook leeren mochten, naar goddelijke ordinantie het huwelijk onontbindbaar was. Dit gebod des Heeren stelt dus de Apostel, waar hij op huwelijkskwesties wil ingaan, als een grondwet op den voorgrond. Bij alle zaken, het huwelijk betreffende, moet dat woord als een paal boven water staan.
Maar men heeft hem geschreven van gevallen, waarin man en vrouw toch maar volstrekt niet met elkaar konden leven. Het antwoord hierop wordt gegeven in het eerste deel van vers 11 dat eigenlijk een tusschenzin vormt: En indien zij ooit scheidt, dat zij ongetrouwd blijve of met den man verzoene.
Hiermede erkent Paulus, dat er zulke gevallen zijn en nu schrijft hij wel niet voor dat men toch tot elken prijs zulke menschen bij elkander moet houden, maar door zulke gevallen in een tusschenzin in zijn verwijzing naar de ordinantie des Heeren in te zetten, plaatst hij ze in het volle licht van dat woord van Christus. En dan volgt er uit die uitspraak: Als het niet was om hoererij dat die vrouw wegging, dan heeft zij geen recht tot finale scheiding. Zij moet ongetrouwd blijven of zich met den man verzoenen, maar het huwelijk doen vernietigen mag zij niet. Hoeveel reden zij meent te mogen hebben om heen te gaan, recht tot echtscheiding is daarin niet. Te meer is dat duidelijk, omdat de Apostel niet een woord bezigt, dat beslist een scheiding, d. i. ontbinding van den echt aanwijst, maar separeeren,dus veeleer sprekende over het gesepareerd leven. Daardoor komt het voor alsof de quaestie van echtscheiding hier in het geheel niet ter sprake gebracht wordt. Maar dat er slechts over eene locale scheiding gesproken wordt.
Van den man spreekt Paulus niet. Maar dat hij die gevallen direct onder het oordeel van Christus’ uitspraak stelt, zegt zoo klaar als de dag, dat voor hem hetzelfde geldt. Als er geen hoererij is, al is de verlating der vrouw ook nog zoo kwaadwillig, recht tot scheiding heeft hij niet. Die twee moeten feitelijk aan elkander verbonden blijven. De huwelijksband blijft. Er mag van weer huwen geen sprake zijn. Ook de vermaning om te verzoenen, wijst aan, dat de band niet ontbonden mag beschouwd worden. De vrouw moet de man nog als haren man beschouwen. Deze dingen verdienen in hooge mate onze aandacht. Immers, als men in 1 Cor. 7 een bewijs wil halen voor de wettigheid van echtscheiding, op grond van kwaadwillige verlating, doet men dat uit wat hij zegt over gemengde huwelijken en gaat men dat toepassen op huwelijken, waarvan beide partijen Christenen zijn. Maar hier spreekt Paulus direct van huwelijken, waarvan beide partijen Christenen zijn, en verklaart hij duidelijk en beslist, dat voor die huwelijken Matth. 19 : 9 geldt, zoodat met dat woord des Heeren voor die huwelijken alles beslist is.
Men heeft hem echter ook vragen gedaan omtrent gemengde huwelijken en wat hij daarop antwoordt, is te lezen in vers 12—14.”
Wat het rapport over die verzen zegt, hopen wij de volgende maal mede te deelen.
’s-Gr.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Een belangrijk rapport 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's