Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een belangrijk rapport 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belangrijk rapport 4

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.
Omtrent de gemengde huwelijken zegt het rapport, met verwijzing naar 1 Cor. 7 : 12-14: „Maar den anderen zeg ik, niet de Heere, indien eenig broeder eene ongeloovige vrouw heeft, en zij is tevreden bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate. Vs. 13: „En eene vrouw die een ongeloovigen man heeft, en hij tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate.” Vs. 14: „Want de ongeloovige man is geheiligd door de vrouw en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uwe kinderen onrein, maar nu zijn ze heilig,” het volgende:
Dat Paulus met „de anderen” vers 12 hen bedoelt, die in gemengde huwelijken leven, in onderscheiding van hen, die als echtgenooten beide Christenen zijn, waarvan hij in de vorige verzen gesproken had, is uit heel het verband duidelijk, en daarover bestaat geen verschil. En het „zeg ik, niet de Heere” van vers 12, behoeft ook nauwelijks toelichting.
Aangaande zulke huwelijken had de Heere uiteraard niets bijzonders vastgesteld. Er was geen aanleiding toe. Zijn er nu dienaangaande bizondere verordeningen noodig, dan moeten die door de Apostelen gegeven worden. Daartoe hebben zij als Apostelen het volste recht en hunne verordeningen zijn verordeningen van Christus’ wege en dus van hetzelfde gezag, maar toch, dat deze verordeningen niet van den Heere zelf, maar van Paulus als Apostel zijn, moeten de Corinthiërs weten. Het spreekt echter van zelf dat deze verordeningen niet gansch andere verordeningen kunnen zijn, alsof die gemengde huwelijken gansch andere huwelijken waren, huwelijken waarop het woord des Heeren volstrekt niet van toepassing zou zijn. Integendeel. Het huwelijk behoort tot het burgerlijk leven, tot het terrein der gemeene gratie. In wezen zijn alle huwelijken als zoodanig gelijk en wat de Heere gezegd heeft op grond van het wezen des huwelijks, geldt voor gemengde huwelijken zoo goed als voor anderen. De zaak is alleen, dat die gemengde huwelijken, die tot de nieuwe toestanden behooren, verhoudingen en toestanden kunnen veroorzaken, die bijzondere regeling eischen. Daarover zal het hier gaan, over meer niet.
Blijkbaar heeft men hem gevraagd: Hoe moet het als van echtelingen de een den geloove toegedaan wordt en de ander niet en die andere toch bij de geloovig geworden wederhelft wil blijven wonen? Kan die geloovige dat dan toestaan? Kan hij of zij echtgemeenscbap blijven oefenen met die(n) ongeloovige? Zou hij of zij door zulk een gemeenschap met een partij, die buiten het verbond staat, zich niet ontheiligen en ontreinigen? Immers de geloovigen zijn geheiligden in Christus Jezus; mogen zij dan zoo innige gemeenschap hebben met de onheiligen als in het huwelijk plaats vindt? Des Apostels antwoord is: Op deze vraag kan ik u niet naar ’s Heeren eigen bevel verwijzen, gelijk over de vorige, want de Heere heeft zich daarover niet uitgesproken. Maar dienaangaande zeg ik in overeenstemming met Zijn bevel: Is de ongeloovige tevreden bij de(n) geloovige te blijven wonen, dan mag er van verlaten of separeeren geen sprake zijn. En uw vrees dat de geloovige daardoor verontreinigd en ontheiligd zou worden, is zonder grond; want de ongeloovige is geheiligd door den geloovige, of hij dat beseft en waardeert of niet. Uw eigen kinderen zijn daar immers een bewijs van? Ware zulk een betrekking niet krachtens Gods Verbondsordinantie in staat om te heiligen, dan waren uw eigen kinderen onrein. Feit is echter, dat zij heilig zijn als kinderen van geloovigen, en zoo is dan „de ongeloovige man geheiligd door de vrouw en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den man.”
Tot zoover is dus alweer het woord des Heeren Matth.19 : 9 strikt gehandhaafd; geen echtscheiding dan alleen uit oorzake van hoererij.
Maar, zoo hadden de Corinthiërs blijkbaar al verder gevraagd, hoe moet het, als de ongeloovige volstrekt niet bij de(n) geloovige blijven wil? Hierop antwoordt de Apostel in 1 Cor. 7 : 15 : Maar indien de ongeloovige scheidt, dat hij scheide. De broeder of zuster wordt in zoodanige gevallen niet dienstbaar gemaakt, maar God heeft ons tot (in) vrede geroepen.
Twee dingen zijn hier aanstonds duidelijk. Vooreerst, dat dit voorschrift speciaal voor gemengde huwelijken is bestemd, en dus niet op huwelijken in het algemeen mag worden toegepast, tenzij het recht daartoe uit zeer duidelijke en overtuigende gronden bleek. Ten tweede, dat het niet gegeven is voor alle scheidingen en verlatingen, die ook bij gemengde huwelijken kunnen voorkomen, maar bepaald bij verlatingen om het geloof. Verlatingen dus, waarbij het weggaan van de ongeloovige partij beslist een daad van haat is tegen Christus en het Evangelie. De Apostel spreekt dit alles wel niet in woorden uit, maar duidelijk is, dat die partij anders niet zou scheiden, maar het nu doet, omdat de andere geloovig geworden is. Dus eene openbaring van duivelsche vijandschap en daad van directen strijd tegen God en Zijn rijk en tegen de wederhelft slechts voor zoover deze tot Zijn rijk behoort en Zijn dienst aankleeft. Elke kwaadwillige verlating met zulk eene verlating op een gelijke lijn te stellen is eene gewaagde onderneming.
Wie dat doen wil, heeft al weer op zeer overtuigende gronden aan te toonen, dat hij er recht toe heeft. Calvijn maant zelfs tot voorzichtigheid aan in het toepassen van 1 Cor. 7 : 15 op huwelijken met Papisten.
Doch bedenken wij wel, dat de Apostel ook hier niet het woord gebruikt voor echtscheiding, besliste opheffing van den huwelijksband, maar ook weer hetzelfde woord separeeren,even hetzelfde woord dat voor echtparen, waarin beide Christenen zijn, gebruikt wordt, dan volgt:
1. Dat de Christelijke partij niet eens het initiatief mag nemen om gesepareerd te gaan wonen, van zijne zijde heeft hij er nooit het recht toe, indien de niet-christelijke partij het goed vindt de samenleving voort te zetten.
2. Indien echter de niet-christelijke partij scheidt, dan wordt wel niet aan het bevel van Christus voldaan, die samenleving eischt, maar in zulk een geval is niet de Christen schuldig, dat het bevel van Christus wordt overtreden, en is hij niet slaafsch gebonden of onderworpen, slaafsch dienstbaar gemaakt.
Slaafsch onderworpen is dan, wanneer de ongeloovige partij scheidt, de Christen niet, en mag hij zich niet beschouwen. Hij is niet de oorzaak, dat er in strijd met ’s Heeren bevel wordt geleefd. Niet slaafsch gebonden aan het bevel des Heeren wil dan zeggen: hij (of zij) mag zich in zijn (of haar) geweten niet bezwaard gevoelen. Hij (of zij) moet voor zijn (of haar) gemoed vrede hebben, want dit drukt de Apostel duidelijk uit in de woorden: „Want God heeft u tot vrede geroepen” en in vrede moet gij blijven, indien ook de heiden de oorzaak is, dat ’s Heeren bevel door u wordt overtreden.
s-Gr.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Een belangrijk rapport 4

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's