Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beloofde Profeet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beloofde Profeet

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Eenen profeet, uit het midden van u, uit uwe broederen, als mij, zal u de Heere uwe God verwekken, naar hem zult gij hooren”. Deut. 18 : 15.

Onder de typen of voorbeelden welke onder de Oud-Testamentische bedeeling in één of ander opzicht Christus hebben afgeschaduwd, neemt Mozes een eerste plaats in. Hij wordt genoemd de Middelaar des Ouden Verbonds. Niet in dien zin alsof men aan Mozes een Middelaarsmacht en Middelaarsheerlijkheid zou moeten toekennen gelijk aan die van Christus,verre van daar. Wel wordt van Mozes getuigd, dat hij getrouw was in geheel zijn huis, en wel lezen we van Mozes, dingen welke van geen enkel ander sterveling gelezen worden, maar toch weten we, dat Mozes, hoe voortreffelijk overigens ook, toch wat zijn afkomst betreft een mensch was uit de menschen en als zoodanig gelijk aan alle andere kinderen van Adam. Christus daarentegen is de Heere uit den hemel, die wel de menschelijke natuur heeft aangenomen en den broederen in alles is gelijk geworden, doch uitgenomen de zonde. Mozes was alleen Middelaar van tusschenspraak, Christus alleen is Middelaar der verzoening. Mozes kan gelijk alle andere profeten slechts van den Christus getuigen, Christus staat boven al de profeten. Hij is de Profeet. Mozes gaf als Middelaar aan Israël de Wet, maar Christus is het einde van de Wet voor een iegelijk, die in Hem gelooft.
Van alle voorzeggingen door Mozes als profeet gedaan is er geen heerlijker en voortreffelijker, dan die we in bovenstaande woorden vinden.
Dat daarmee zeer stellig Christus wordt bedoeld, waar Mozes profeteert van een profeet, dien de Heere voor Israël zal verwekken, lijdt geen twijfel. In Handelingen 3, om niet meer te noemen, wordt dit afdoende bewezen. Had het volk eerbied voor Mozes, naardien de overtuiging in hen sprak, dat Mozes een man Gods, een dienaar des Heeren was, die van „mond tot mond” met den Heere sprak, er was dan ook geen oorzaak tot twijfel aan wat des Heeren dienaar en profeet hier voor de ooren Zijns volks uitspreekt. Was Mozes een groot profeet, de Persoon wiens komst hij hier aankondigt, zal hem oneindig ver overtreffen. En toch zal er bij al de verscheidenheid ook overeenkomst zijn, wat door de woorden „als mij” duidelijk wordt aangewezen. Het zal een profeet zijn uit hunne broederen, dus geen vreemde. Hij zal het teeken dragen van Abrahams zaad. Daarin zal de belofte Gods aan Abraham gedaan worden vervuld, waarin de Heere heeft gesproken van een zaad, waarin alle volken der aarde zullen gezegend worden. Bij alles waaraan de beloofde Messias bij Zijne komst op aarde gekend kan worden, heeft Israël hierop te letten. Dien profeet, zegt Mozes, zal de Heere hun God verwekken. Zijne zending zal rechtstreeks, in den vollen zin des woords, een Goddelijke zending zijn. In gelijken zin spreken later ook andere profeten. Bij Jesaja vinden we meermalen Jehovah sprekend ingevoerd, als getuigd wordt van den Messias als van den „knecht des Heeren”, op wien de Geest des Heeren rusten zal. Is hier bij Mozes nog geen sprake van den tijd wanneer, noch van de omstandigheden waaronder die Profeet komen zal, er is een climax, een opklimming in de Godsopenbaring. Later wordt dit, gelijk we weten, in alle bijzonderheden aangetoond.
Dit alleen zegt Mozes nog van den beloofden Profeet: naar Hem zult gij hooren. Meer dan aan eenig sterveling zou men dit aan Hem verschuldigd zijn. Waar Christus is en zich openbaart, is meer dan al de profeten. Anderen waren dienaren, Christus is de Heere uit den hemel. Onder de menschen was er niet één zonder zonde, ook Mozes niet. Christus daarentegen moest zonder zonde zijn, want een Hoogepriester als Hij betaamde om heilig, onberispelijk en zonder zonde te zijn. En gekomen zijnde kan Christus ook zelfs tegenover zijne vijanden zeggen: wie van ulieden overtuigt mij van zonde?
Daarom was nooit eenig profeet op aarde geweest, aan Hem gelijk. Wiens komst de Heere aan Zijn Israël door Mozes belooft.
’t Was der profeten werk om het volk te onderwijzen en toekomstige zaken hun bekend te maken. Daartoe werden zij door den Heere geroepen en bekwaamd. En de bevestiging van het Woord des Heeren door hen gesproken, was het ontegensprekelijk bewijs, dat zij van God geroepen waren tot het werk hunner bediening. Meer dan eenig sterveling kan bevatten wordt daarom saamgevat in de aankondiging hier door Mozes aan Israël gedaan. Hoe ver ook nog verwijderd van den tijd, waarop dit woord in vervulling zou treden, op des Heeren tijd zou het geschieden. Wat het volk als natie ook mocht treffen, eenmaal zou de aarde getuige worden van deze zoo geheel eenige gebeurtenis, dat de Profeet zou komen, van wien al de profeten hadden getuigd. Aan bewijzen, dat Christus waarlijk die beloofde Profeet was, heeft het niet ontbroken. Dit had de Samaritaansche vrouw aan den put te Sichar gezeten met recht en zeer spoedig begrepen, dat de persoon, die daar tot haar sprak, een profeet was. Zooveel blijken en bewijzen daarvan gaf Gods Zoon, tijdens Zijne omwandeling op aarde, dat het volk als volk erkennen moest, dat een groot profeet was opgestaan.
Dat groot zijn was voorzegd door den engel Gabriël, bij de aankondiging aan Maria, want Hij, die uit haar zou geboren worden, zou Gods Zoon genaamd worden. Dat groot zijn bleek in geheel het optreden van dezen Profeet, want nooit had een mensch gesproken gelijk Hij, die leerde als machthebbende en niet gelijk de Schriftgeleerden. Zijn eigen lijden en dood voorspelt Christus, Zijn opstanding ten derden dage, Jeruzalems verwoesting en meer andere dingen.
Het woord Zijner prediking ging met zooveel kracht gepaard en Zijn onderwijs droeg zulke duidelijke kenmerken, dat men haast vragen zou: hoe was het mogelijk, dat nog één mensch kon twijfelen of Jezus van Nazareth wel waarlijk de beloofde Profeet was. Trouwens, nooit is duidelijker gebleken wat geestelijke blindheid is en wat het ongeloof vermag, als toen in Christus deze belofte Gods was vervuld, en de menschen zich afkeerden van Hem die uit de hemelen is. Grooter en heerlijker openbaring Gods zou op deze aarde nooit worden aanschouwd, dan in Christus geschonken, die zoo luide Gods liefde en ontferming gepredikt heeft. Niemand toch heeft ooit God gezien, maar de Eeniggeborene des Vaders heeft Hem ons verklaard. In Hem werd God aanschouwd. Daarom zeide Jezus: die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien. De Wet, zegt Johannes, is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. Verschenen in ’t licht door God zelf ontstoken, liet de openbaring Gods in Christus niets te wenschen over. Door de geloovigen in dat licht aanschouwd, was Christus dan ook het voorwerp hunner onuitsprekelijke vreugde, In dat geloof hooren we Simeon in den tempel, met het kindeke Jezus in de armen, God loven en zeggen: Mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien. In datzelfde geloof hebben Gods kinderen van alle eeuwen in den beloofden Profeet de gave Gods erkend, die alle andere gaven overtreft. Allen hebben het als eene onschatbare weldaad aangemerkt, met een Maria Jezus’ onderwijs te mogen genieten, naar Hem te mogen hooren, Wiens woorden geest en leven zijn. En als een Mozes, de leidsman zijns volks gereed staat, heen te gaan en van het volk, met hetwelk hij zooveel heeft doorleefd, gaat scheiden, zal dit het heerlijkste zijn van alles wat Israël uit zijnen mond heeft gehoord: Er zal een Profeet door God worden verwekt, dien zullen zij hooren. En wat zouden zij, die het mondeling onderwijs van Christus hebben genoten, gelukkig zijn geweest, als men gehoord had, in den goeden, in den gewenschten zin van het woord. Dan had men niet slechts gehoord met zijne ooren, men zou ook in Hem hebben geloofd, gelijk het woord „hooren” meermalen in dien zin voorkomt. Zoo teekent Christus dan ook Zijne schapen, met te zeggen: Mijne schapen hooren mijne stem en zij volgen Mij.
Hém te hooren, die meer was dan Mozes, dan Salomo en dan al de profeten, en Hem niet te gehoorzamen, maakt den mensch schuldig op de vreeselijkste wijs. Dan acht men onrein het bloed des Nieuwen Testaments, en voor de zoodanigen blijft geen slachtoffer meer over voor de zonde. Geene verontschuldiging kan hiervoor worden ingebracht. Dieper ingedacht, doet ons dit zien wat zoovele honderden en duizenden te wachten staat, die nu nog leven onder het licht des evangelies en tot wie het Woord van den aan de vaderen beloofden Profeet komt.
Zoovele eeuwen zijn reeds voorbijgesneld, sedert Mozes profetie is vervuld geworden. Door vele teekenen en wonderen is die profetie bevestigd. Zoo zelfs, dat we geen nadere bevestiging der waarheid noodig hebben. Toch zal geen enkel zondaar zonder de onderwijzing en verlichting van dien Profeet behouden worden. Een algemeene kennis en een algemeene openbaring, van hoe groote waarde ook, is tot zaligheid niet genoeg. Het is het werk van Christus, om door Zijn Woord en Geest de Zijnen te onderwijzen in hetgeen tot het eeuwige leven te kennen noodzakelijk is. Groot en heerlijk is het in deze weldaad te mogen deelen.
Dat is geen algemeene genade, zooals velen dat noemen, maar bijzondere genade. Dat werk Gods teekent zich zelve in den mensch.
Men kan dan niet meer doen, wat men te voren deed en wat alle geestelijke blinden doen, want dan is het verstand verlicht. Men oordeelt dan geheel anders dan te voren. Het volk bij velen zoo veracht en gehaat in de wereld, krijgt men nu lief; dan gevoelt men een bijzondere betrekking op hen. Dat deed een Johannes schrijven: „Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben.”
De weg tot het eeuwige leven zal nooit door eenig sterveling gekend, noch gevonden worden, als men dien niet kennen leert door Hem, die zelve de Weg is. Niet slechts voor eens en voor een oogenblik, maar bij den voortgang en ten einde toe heeft ieder reiziger naar het hemelsche Jeruzalem het onderwijs noodig van Christus, die van den Vader is gezalfd tot onzen hoogsten Profeet en Leeraar.
Geen profeet of leeraar uit de menschen is zoo waardig gehoord te worden als Hij, van Wien een stem uit de hoogwaardige heerlijkheid op den berg der verheerlijking heeft geroepen: „Deze is mijn geliefde Zoon, in Wien ik mijn welbehagen hebt, hoort Hem!” Door Zijn Geest en Woord gaat Christus nog altijd voort te spreken tot menschen, tot zondaren. Alleen in en bij Hem is raad en uitkomst in nood en dood.
Vragen, die menschen niet kunnen beantwoorden, worden door Hem opgelost. Mozes bracht Israël in de woestijn. Christus brengt de Zijnen in het hemelsche Kanaän. Op Mozes’ bede gaf God aan Israël manna uit den hemel en water uit de steenrots. Op Christus’ voorbede geniet Gods kind vrede, zich verheugende in de vergeving zijner zonden. Mozes verzekerde Israêl, dat zij komen zouden in het hun door God beloofde land. De Eeniggeborene van den Vader verlost van de slavernij der zonde en schenkt aan armen en ellendigen gerechtigheid, welke Hij door Zijn lijden en sterven verwierf. Deze Godsprofeet roept: „Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's

De beloofde Profeet

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's