Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. W. te L. vraagt of Adam in den staat der rechtheid ook moest werken, en zoo ja, hoe hij dat werken heeft te beschouwen.
Dat Adam in den staat der rechtheid zijn tijd niet ledig heeft doorgebracht blijkt reeds uit Genesis 2 vers 15: „Zoo nam de Heere God den mensch en zette hem in den hof van Eden om dien te bouwen en dien te bewaren.
Wij moeten ons niet voorstellen dat de staat der rechtheid in werkeloosheid werd doorgebracht. Het Paradijs was geen plaats voor ledigheid. Zelfs de Engelen, die hun beginsel bewaard hebben en voor het aangezicht Gods in den staat der heerlijkheid verkeeren, zijn werkzaam en laten zich uitzenden ten dienste dergenen die de zaligheid beérven zullen. Zou het dan beneden den rang van den rechtgeschapen Adam geweest zijn den hof van Eden te bouwen? Zou ledigheid beter gepast hebben bij den staat waarin hij verkeerde? Het bouwen van den hof kon hem bewaren voor de gevaren der ledigheid. Stilstaande wateren worden licht troebel, en zoo de mensch in den staat der rechtheid zijn tijd in ledigheid, in nietsdoen had doorgebracht, zou de Verzoeker hem te lichter verleid hebben, Ledigheid is immers des duivels oorkussen, gelijk het spreekwoord zegt. Wij hebben echter niet te denken dat Adam een moeilijk werk heeft gehad. Geen doorn of distel sproot op in het Paradijs, zijn arbeid was tevens een zich verlustigen in het werk des Heeren, terwijl iedere vrucht hem verkondigde de heerlijkheid zijns Gods. Adams werk bestond dus in het bevorderen van de vruchtbaarheid van den hof, en dat op de voor hem alleraangenaamste wijs, zonder dat het hem één druppel zweets kostte. Na den val werd dit werken echter geheel anders. Toen was het geen verlustiging meer, maar een moeitevol werk met zweet gepaard om brood te verdienen. Toen drukte op den arbeid de straf: In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten, en bracht het aardrijk doornen en distels voort. Toen werd het een werken als van een daglooner, die hijgt naar de avondschaduw. Werken zonder moeite, zonder zorg kende Adam na den val niet meer. Daarbij moest Adam in den staat der rechtheid den hof van Eden bewaren. Ook dit was een aangenaam werk zonder moeite. De dieren des velds waren hem onderworpen, zoodat een enkele wenk genoeg was om ze van den hof te weeren en in ontzag te houden. Zoo kon Adams werk in den hof hem gedurig nieuwe stof geven om God te verheerlijken ook in het koningschap dat hem over de dieren gegeven was.
Hoe geheel anders werd dit werken na den val. Toen werd het werken niet een straf, maar als straf zou dat werken moeten geschieden in het zweet des aanschijns. Ook in den staat der heerlijkheid zal de arbeid niet ophouden, maar ook dan zal het een verlustiging in den Heere zijn. De zaligste rust met den lieflijksten arbeid zal daar gepaard gaan. Zij dienen dan God dag en nacht in Zijnen heiligen tempel.

’s-Gr. ('s Gravenhage) d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1907

De Wekker | 4 Pagina's